De onderzoekers gebruikten gegevens van 62.175 vrouwen uit de Nurses’ Health Study, 88.475 vrouwen uit de Nurses’ Health Study II en 36.803 mannen uit de Health Professionals Follow-up Study die bij aanvang van het onderzoek geen hypertensie hadden. De cohorten werden periodiek ondervraagd over hun dieet, waaronder het gebruik van gebakken, gekookte of geprakte aardappels en de consumptie van patat en chips. Tevens werd op gezette tijden geïnformeerd naar hun gezondheid, waaronder het ontstaan van hypertensie die overigens wel door een professional vastgesteld moest zijn.
De gerapporteerde aardappelconsumptie werd verdeeld in vier categorieën: één keer of minder per maand; één tot drie keer per maand; één tot drie keer per week en minstens vier keer per week. Eerstgenoemde groep fungeerde als referentiegroep.
Het relatieve risico om hypertensie te ontwikkelen in de groep met de hoogste aardappelconsumptie bedroeg 1,11 (95%-BI 0,96 tot 1,28; p = 0,05). Bij gebruik van patat in een frequentie van 4 of meer keer per week was het relatieve risico 1,17 (95%-BI 1,07 tot 1,27; p voor trend = 0,001). Voor chips werd geen significante relatie gevonden.
De onderzoekers concluderen dat een hoge aardappelconsumptie geassocieerd is met een grotere kans op hypertensie, zodat de Amerikaanse voedingsadviezen op de schop moeten. Het begeleidende editorial tilt er evenwel minder zwaar aan. Zo zou patatconsumptie een proxy kunnen zijn van een hoge natriuminname en inname van verzadigd vet. Meer in het algemeen pleit het editorial voor onderzoek naar de effecten van voedingspatronen in plaats van effecten van afzonderlijke voedingsmiddelen.
Tjerk Wiersma