Dwaling 1. Aanhangers van alternatieve geneeswijzen onttrekken zich aan wetenschappelijke toetsing.
Dwaling 2. Ze gaan voorbij aan het ontbreken van biologische plausibiliteit van vermeende werkingsmechanismen.
Dwaling 3. Ze claimen belangrijke thema’s (holisme, patiëntoriëntatie, toewijding), die echter kernwaardes zijn van alle goede geneeskunde.
Dwaling 4. Ze overschatten de resultaten van observationeel onderzoek, terwijl die ons geen uitsluitsel kunnen geven over oorzaak-gevolgrelaties.
Dwaling 5. Ze zien de populariteit van alternatieve geneeswijzen als onderbouwing van hun doelmatigheid.
Dwaling 6. Ze halen de krenten uit de pap, door selectief te verwijzen naar de weinige onderzoeken die een positief effect vonden en de rest te negeren.
Dwaling 7. Ze leggen de nadruk op niet-specifieke effecten, effecten waarbij het risico op placebo-effect het grootst is.
Dwaling 8. Het percentage charlatans onder de beoefenaars van alternatieve geneeswijzen is relatief groot en het ontbreekt de branche aan zelfreinigend vermogen.
Oppervlakkig bekeken komen veel van de argumenten die door de aanhangers gebruikt worden overtuigend over. De huisarts zou in staat moeten zijn om onjuiste assumpties en overtuigingen te corrigeren. Met bovenstaande dwalingen in het achterhoofd kan de huisarts open en rationeel de discussie met de patiënt aangaan, zodat deze een beslissing kan nemen die op degelijke bewijsvoering stoelt en niet op geloof.
(Hans van der Wouden)