Achtergrond Bordetella pertussis is de verwekker van epidemieën van kinkhoest, en de meest voorkomende verwekker van sporadische gevallen. Bordetella parapertussis is in de VS in 5% van de gevallen de verwekker van kinkhoest met een meer gematigd beloop. Immunisatie heeft de kinkhoestepidemieën grotendeels bedwongen, maar kan de transmissie van kinkhoest onder de bevolking niet voorkomen. Dé risicogroep voor ernstig en fataal verlopende kinkhoest zijn zuigelingen jonger dan 6 maanden, wier vaccinatiestatus onvoldoende kan zijn. Kinkhoest is zeer besmettelijk: 70-100% van de ongevaccineerde huisgenoten en 50-80% van de schoolgenoten kunnen worden besmet. De helft van de gevallen van kinkhoest in de VS doet zich voor bij volwassenen en kinderen ouder dan 10 jaar. Reïnfecties met B. pertussis komen vaak voor, bij gevaccineerden én ongevaccineerden doordat de immuniteit na vaccinatie of infectie geleidelijk afneemt. Doel Vaststellen van de werkzaamheid van antibiotica bij kinkhoest bij respectievelijk het behandelen van de ziekte en het voorkomen van nieuwe gevallen (profylaxe) aan de hand van de volgende vragen:
- Wat is het effect van antibiotica op het klinisch beloop bij de behandeling en profylaxe van kinkhoest?
- Wat is het effect van antibiotica op de eradicatie van B. pertussis bij behandeling en profylaxe?
- Hoe lang moeten bij behandeling en profylaxe de antibiotica worden toegediend en bij welke dosering?
- Wat zijn bijwerkingen van antibiotica bij de behandeling en profylaxe van kinkhoest?
Commentaar
Veel van de westerse landen hadden de laatst decennia te kampen met een toename van het aantal kinkhoestgevallen. Dit werd veroorzaakt door een ongelukkig samenspel van het niet consequent uitvoeren en opvolgen van de systematische kinkhoestvaccinaties van zuigelingen en kleuters en de afnemende vaccinactiviteit bij gelijkblijvende bijwerking van het vroeger gebruikte cellulaire vaccin. Ook in Nederland wordt om de 2 à 3 jaar een piek in de incidentie waargenomen (in 2001: 50,2/100.000, in 2002: 28,0/100.000).1 In 2001 waren er 397 ziekenhuisopnamen voor kinkhoest en in 2002 waren dat er 261. Het ging om zuigelingen van wie de meesten jonger dan 6 maanden. In 1953, vóór de invoering van de vaccinatie, overleden in Nederland jaarlijks 200 kinderen aan kinkhoest. In de periode 1996-1999 bedroeg de sterfte aan kinkhoest 0-5 per jaar; na 2000 werd sterfte aan kinkhoest niet meer waargenomen. De uitkomst van deze Cochrane-review onderbouwt de toepassing van antibiotica bij de behandeling van kinkhoest slechts in zoverre dat korte kuren antibiotica, zeker in de catarrale fase, aantoonbaar leiden tot snellere eradicatie van B. pertussis. Behandeling van kinkhoest in de catarrale fase met antibiotica is echter niet haalbaar. De eenjaarsincidentie bij kinderen onder 1 jaar van acute bovensteluchtweginfecties – het klinisch beeld waar kinkhoest mee begint – bedraagt bijna 500 per 1000.2 Daartegenover staan minder dan 10 gevallen van kinkhoest per 1000 kinderen van deze leeftijdsgroep in de huisartsenpraktijk. Profylactische antimicrobiële behandeling bij kinkhoest is volgens de NHG-Standaard Acuut hoesten alleen aangewezen als er in de naaste omgeving zuigelingen of hoogzwangeren zijn.3 Het doel van de behandeling is dan besmetting te voorkomen. De standaard adviseert bij kinderen: eenmaal daags 10 mg/kg azitromycine gedurende 3 dagen; bij volwassenen: eenmaal daags 500 mg azitromycine gedurende 3 dagen en bij zwangerschap en lactatie: viermaal daags erytromycine 500 mg gedurende 7 dagen. Dit antibioticabeleid sec is conform de uitkomst van de Cochrane-review. Deze ondersteunt namelijk de aanname dat de kans afneemt dat kinkhoestpatiënten anderen besmetten wanneer zij met antibiotica behandeld worden. Echter, het bewijs voor de effectiviteit van profylactische antimicrobiële behandeling bij kinkhoest – zoals voorgesteld door de NHG-Standaard Acuut hoesten – ontbreekt. Overigens is het wel de verwachting dat verreweg de meeste gevallen van kinkhoest bij jonge kinderen voorkomen zullen worden door het vervangen van het cellulaire kinkhoestvaccin, in Nederland vanaf januari 2005, door een combinatievaccin met een acellulaire kinkhoestcomponent.4 Ben Ponsioen en Nel Beukers, huisarts-in-opleiding 1 Nationaal Kompas Volksgezondheid, versie 3.1, 24 februari 2005. www.rivm.nl. 2 Het kind in de huisartspraktijk. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Rotterdam/Utrecht: Erasmus MC, Afdeling Huisartsgeneeskunde/ NIVEL, 2005. 3 Verheij ThJM, Salomé PhL, Bindels PJ, Chavannes AW, Ponsioen BP, Sachs APE, et al. NHG-Standaard Acuut hoesten. Huisarts Wet 2003;46:496-506. 4 De Greeff SC, Schellekens JFP, Mooi FR, De Melker HE. Effect van vaccinatie tegen kinkhoest op de incidentie van kinkhoest in Nederland, 1996-2003. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:937-43.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.