Achtergrond Zoogdierbeten (vooral van kat, hond en mens) zijn verantwoordelijk voor ongeveer 1% van de bezoeken aan een spoedeisendehulppost. Kinderen maken de helft van het aantal gevallen uit en veelal worden ze gebeten door hun eigen huisdier of een ‘bekend dier’. Behandeling is gericht op het voorkomen van tetanus, rabies en wondinfectie. Antibioticaprofylaxe kan mogelijk wondinfecties voorkomen. Doel Bepalen in hoeverre het profylactisch geven van antibiotica het aantal wondinfecties doet verminderen. Methode Relevante RCT's waarin anti-biotica met een placebo of geen behandeling werden vergeleken, werden in de gangbare databases opgespoord. De belangrijkste uitkomstmaat was het aantal infecties op de plaats van de beet. Resultaten In totaal werden acht RCT's geïncludeerd, zes over hondenbeten, één over kattenbeten en één over mensenbeten. Er was geen statistisch significant verschil in het optreden van infectie tussen de antibiotica- en controlegroep (OR random effects: 0,49; 95%-BI: 0,15-1,58). De onderzoeken hadden echter verschillende resultaten. Voor hondenbeten (n= 463), was er geen significante reductie van het aantal infecties: 4% (10/225) vergeleken met 5,5% (13/238) in de controlegroep (OR random effects: 0,74; 95%-BI: 0,30-1,85) (geen heterogeniteit tussen de onderzoeken). Het enige – wel erg kleine onderzoek (n=11) – naar kattenbeten gaf een hogere incidentie voor infecties in de controlegroep (67% (4/6)) dan in de antibioticagroep (0% (0/5)). In de enige trial over mensenbeten (n = 48) kwamen infecties significant minder voor in de antibioticagroep 0% (0/33) dan in de controlegroep (47% (7/15)) (OR random effects: 0,02; 95%-BI: 0,00-0,33). Het type wond (prikwond of laceratie) had geen invloed op de uitkomstmaten. Kijkend naar de locatie (handen, romp of hoofd) bleken antibiotica het aantal infecties van bijtwonden in de handen significant te verminderen (OR random effects: 0,10; 95%-BI: 0,01-0,86; NNT= 4,95%, BI: 2-50). Conclusie Antibiotica zijn effectief in het voorkomen van infecties bij mensenbeten en bij alle soorten bijtwonden in de handen. Er is onvoldoende bewijs voor de effectiviteit bij honden- of kattenbeten, anders dan in de handen.
Commentaar
Op het eerste gezicht levert deze review voor de huisarts een duidelijke richtlijn op hoe te handelen bij bijtwonden door honden, katten of mensen: naast de gebruikelijke wondverzorging antibioticaprofylaxe voorschrijven bij mensenbeten en bij alle bijtwonden in de handen. Bij nadere beschouwing van de acht geïncludeerde RCT's borrelen er echter een aantal vragen op. Dat het niet zinvol is antibiotica te geven bij hondenbeten, anders dan in de handen, is statistisch voldoende onderbouwd. Echter, het enige onderzoek bij katten is weliswaar klein, maar levert wel een spectaculair verschil in infecties op tussen de antibioticagroep (0%) en de controlegroep (67%). Dit roept de vraag op of dit te maken heeft met het feit dat juist kattenbeten diepe prikwonden zijn, een wondtype dat vaak als risicofactor wordt aangemerkt. Opmerkelijk is namelijk dat in deze review geen bewijs is gevonden dat het wondtype invloed heeft op de infectiekans. Het geven van antibiotica bij kattenbeten is, zolang er geen onderzoek met meer statistisch gewicht beschikbaar is, te verdedigen. Menselijke bijtwonden zijn vrijwel altijd in de handen. Geven menselijke bijtwonden een grotere infectiekans doordat de menselijke mondflora meer pathogene bacteriën bevat of is het de lokalisatie in de handen die een risicofactor vormt? Zolang deze vraag niet beantwoord is, kan de bovengenoemde richtlijn strikt genomen niet hard gemaakt worden. Een ander probleem vormt het feit dat in de acht verschillende RCT's negen verschillende antibioticaregimes werden gegeven, variërend van het smalspectrum fenoxymethylpenicilline tot een derde generatie cefalosporine. De bij ons meest gebruikte flucloxacilline of amoxicilline/ clavulaanzuur werd in geen van de RCT's gebruikt. Onduidelijk is of dit nog invloed op de resultaten en de richtlijnen heeft.
Samenvattend geeft bovenstaande richtlijn desondanks toch een voor de huisartspraktijk praktisch en veilig handvat hoe bij bijtwonden te handelen. Indien er sprake is van een mensenbeet of een bijtwond in de hand en dus antibioticaprofylaxe is aangewezen, zou ik voor willen stellen aan te sluiten bij wat in Nederland gebruikelijk is: amoxicilline/ clavulaanzuur 500/125 mg, 3 dd gedurende 5 dagen of flucloxacilline 4 dd 500 mg gedurende 5 dagen. E.J. Robberse
Reacties
Er zijn nog geen reacties.