Volgens het NHG zijn DOAC en VKA gelijkwaardig bij niet-klepgerelateerd boezemfibrilleren. De Europese cardiologierichtlijn verkiest DOAC boven VKA. Alhoewel DOAC als voordeel hebben dat controle door de trombosedienst niet noodzakelijk is, kan dit ook een mogelijke risicofactor zijn voor lagere therapietrouw.
Met een NIVEL-vragenlijst werden 376 DOAC- en 389 VKA-gebruikers bevraagd over therapietrouw, medicatiegerelateerde problemen en bijwerkingen. In beide groepen zaten nieuwe en ervaren gebruikers. In de VKA-groep rapporteerde 15,4% zijn medicijnen weleens te vergeten, tegenover 9,8% in de NOAC-groep (p = 0,02). In de VKA-groep rapporteerde 16,2% problemen te ervaren tegenover 3,7% in de NOAC-groep (p < 0,001), met name vanwege de grootte of vorm van de tablet (p = 0,001) en het aanpassen van de dosering (p < 0,001). Er was geen verschil in gerapporteerde bijwerkingen (p = 0,57). Een beperking van het onderzoek is mogelijke selectiebias door selectie van DOAC-gebruikers op advies van de cardioloog en selectie van VKA-gebruikers op de trombosedienst in Rotterdam. Daarnaast was er iets meer polyfarmacie bij de VKA-gebruikers (53,5% versus 45,7%; p = 0,04), wat de therapietrouw in de VKA-groep negatief zou kunnen beïnvloeden.
Dit onderzoek suggereert dat de therapietrouw beter is bij DOAC- dan bij VKA-gebruikers. Is dat een argument om naast dezelfde werkzaamheid (CVA’s voorkomen) en minder kans op intracerebrale bloedingen DOAC sneller als eerste keus te zien, ook in de eerste lijn?
Literatuur
- Bennaghmouch N, et al. First report of a comparative patient-oriented perspective on the use of non-vitamin-K oral anticoagulants or vitamin-K antagonists in atrial fibrillation: patients’ experiences, sideeffects and practical problems leading to non-adherence. Neth Heart J 2019;27:596-604.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.