Ten opzichte van de versie uit 2006 is de risicotabel veranderd. Het risico op sterfte alleen is gewijzigd in het risico op ziekte óf sterfte door hart- en vaatziekten in tien jaar. Een hoog risico is gedefinieerd als > 20%, een matig risico als 10-20% en een laag risico als < 10% kans op ziekte of sterfte. De tabel is uitgebreid met cijfers voor 70-jarigen. Ook bij patiënten met diabetes mellitus (zowel type 1 als 2) of met reumatoïde artritis kan de tabel worden gebruikt, namelijk door 15 jaar op te tellen bij de actuele leeftijd van de patiënt.
Het verschil in leeftijdsgrenzen tussen mannen en vrouwen is verdwenen; de grens is nu 50 jaar voor iedereen. Patiënten met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten zijn ook te traceren door een belaste familieanamnese (gedefinieerd als een eerstegraadsfamilielid met een hartaandoening voor het 65ste levensjaar). Ook vrouwen na de menopauze die zwangerschapscomplicaties doormaakten als diabetes mellitus, toxicose of pre-eclampsie, hebben een verhoogd risico.
De thuismeting en 24-uursmeting van de bloeddruk zijn – naast de meting in de spreekkamer – van belang bij diagnostiek en vervolgbeleid. Bij patiënten met een systolische bloeddruk > 180 mmHg of een TC/HDL-ratio > 8 is een snelle analyse en behandeling wenselijk. Let op aanwijzingen voor een hypertensieve crisis of secundaire hypertensie.
In het algemeen is de streefwaarde voor de systolische bloeddruk 140 mmHg en voor het LDL-cholesterop 2,5 mmol/l (en dus niet een verlaging met 1,0 mmol/l).
Het aantal patiënten dat moet worden behandeld om een hart- en vaatziekte te voorkomen is berekend voor de verschillende risicocategorieën. De voorkeursmedicatie van antihypertensiva geldt in de eerste én tweede lijn.
Na een TIA of herseninfarct zonder cardiale embolie wordt de combinatie van acetylsalicylzuur met dipyridamol aanbevolen. Zowel bij patiënten mét als zónder hart- en vaatziekten wordt als cholesterolverlager altijd gestart met simvastatine 40 mg. Er is een stappenplan voor behandeling met statines opgenomen.