Het is ruim een eeuw geleden dat de Italiaanse internist en kinderarts Scipione Riva-Rocci de kwik-sfygmomanometer ontwikkelde. Dankzij zijn relatief eenvoudige gebruik heeft de bloeddrukmeter bij veel huisartsen een plek op de spreekkamertafel verkregen. Een grote groep patiënten is inmiddels geneigd de meter te zien als een soort van glazen bol waarmee de dokter – analoog aan eertijds de waarzegster – hun toekomst kan voorzien. Er zijn echter tekenen dat de bloeddrukmeter zijn prominente positie in de spreekkamer spoedig zal moeten inleveren. In het British Medical Journal staan een tweetal bijdragen die in combinatie gelezen de waarde van de bloeddrukmeting danig ondergraven. De eerste betreft een meta-analyse van 147 RCT’s met als belangrijkste conclusies dat alle soorten bloeddrukverlagers coronaire hartziekten en CVA’s in gelijke mate voorkomen en dat de relatieve risicoreductie steeds min of meer hetzelfde is, ongeacht de uitgangswaarde van de bloeddruk en ongeacht de aanwezigheid van hart- en vaatziekten. De auteurs stellen derhalve dat de richtlijnen over cardiovasculair risicomanagement aanmerkelijk vereenvoudigd kunnen worden. Bloeddrukverlaging is vanaf zekere leeftijd bij iedereen van belang; selectie van patiënten door middel van bloeddrukmetingen is niet nodig. De tweede bijdrage betreft de merites van de bloeddrukmeting als zodanig met als belangrijkste conclusie dat een toename van de bloeddruk tijdens controle van de behandeling veel vaker berust op een gewone variatie van dag tot dag dan op een werkelijke toename van de bloeddruk. De conclusie berust op metingen in het kader van een RCT, bij metingen ‘in het wild’ is het vermoedelijk nog erger. Samengevat lijkt het erop dat het titreren van bloeddrukverlagende middelen aan de hand van bloeddrukmetingen een weinig zinvolle bezigheid is. Het lijkt verstandig de meter in de bureaula te stoppen, om hem er voortaan alleen nog uit te halen als het echt nodig is. (Tjerk Wiersma)
Literatuur
- 1.Law MR, et al. Use of blood pressure lowering drugs in the prevention of cardiovascular disease: meta-analysis of 147 randomised trials in the context of expectations from prospective epidemiological studies. BMJ 2009;338:b1665.
- 2.Keenan K, et al. Long term monitoring in patients receiving treatment to lower blood pressure: analysis of data from placebo controlled randomised controlled trial. BMJ 2009;338:b1492.
Reacties (1)
Tjerk Wiersma schrijft in zijn referaat van 2 BMJ artikelen over de beperkte waarde van bloeddrukmeting, dat "de relatieve risicoreductie [door behandeling met welke bloeddrukverlager-dan-ook] steeds min of meer hetzelfde is", ongeacht de hoogte van de uitgangswaarde van de bloeddruk of de aanwezigheid van HVZ.
Nu leert de "SCORE_tabel"ons , dat een verschil in syst bloeddruk van bv 60 mm Hg (bv 180 mm Hg ipv 120 mm Hg) wel een factor 3 verschil in uitgangsrisico, en dus in behandeleffect kan maken: m.i. niet verwaarloosbaar.
Of het gebrek aan validiteit van controlemetingenmetingen reden is deze maar achterwege te laten is een interessnte hypothese, maar zeker niet voor de hand liggend: met het badwater zouden mogelijk gunstige effecten van deze vorm van controle ook weggegooid worden: bevorderen aandacht voor het CVR, therapietrouw, motivatie voor controles, case-finding voor boezemfibrilleren. Het feit dat de validiteit van de meting bovendien vrij gemakkelijk is te vegroten door het (enkele malen) herhalen ervan is een extra argument om de bloeddrukmeting maar niet gelijk obsoleet te verklaren.
F. Schreuder
- Login om te reageren