Tijdens een nascholingsavond dook uit het niets het begrip ‘schaamte’ op. Een verkwikkende ervaring: tussen de pap van de ratio stak fier de pollepel van emotie. Waarom krijgen emoties toch zo weinig aandacht in de opleiding en nascholing, terwijl de dagelijkse praktijk er toch mee wordt overspoeld? Waarover schamen mensen zich eigenlijk? En wat is de relatie tussen schaamte en ziekte? Zijn er kwalen waar men zich meer voor schaamt dan andere? Ziekte en schaamte lijken nauw met elkaar verbonden, voor de patiënt zelf maar ook voor degenen die hem omringen. Niemand zou dus beter moeten weten waarvoor mensen zich schamen dan de huisarts, de superspecialist in alledaagse sores. Die bewuste avond had ik een mooie onderzoeksgroep met collega's bij de hand. Tijd voor een mondelinge enquête bij – ik geef het toe – een wijntje en biertje. ‘Mensen kunnen zich voor dingen schamen waar een “normaal mens” niet over zou prakkiseren’, aldus een ervaren collega. Een jonge-hond-collega formuleerde het in deftiger termen: ‘Het is een caleidoscoop zonder frequentieverdeling.’ Hij vermoedt dat om die reden een empirisch proefschrift ontbreekt. Uit alle antwoorden heb ik wat elementen kunnen groeperen, zonder daarbij een rangorde te geven:
- huidziekten (eczeem, psoriasis);
- uiterlijk (flaporen, formaat penis, formaat borsten, dik/dun);
- relationele kwesties (inclusief overspel);
- problemen met geslachtsorganen (vaginale afscheiding);
- seksuele problemen (afnemend libido, aseksualiteit);
- geestelijke afwijkingen (zwakzinnigheid, psychische klachten);
- immobiliteit/handicaps (aangewezen zijn op een wandelstok);
- sociale omstandigheden (armoede, werkeloosheid);
- varia (blozen, schoonmaakdrang, lichaamsgeur);
- angst.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.