Mensen met een borderline (persoonlijkheids)stoornis hebben een moeilijk leven en maken ook anderen – familie en hulpverleners – het leven moeilijk. De psychiater Erwin van Meekeren is in ons land een erkend deskundige op dit terrein. In de derde druk van zijn boek heeft hij de nieuwste inzichten in de borderlinestoornis verwerkt. Borderlinepatiënten kenmerken zich door instabiliteit in denken, voelen en handelen. Zij denken vaak in uitersten (het is alles of niets; iets is goed of slecht) en hebben last van stemmingswisselingen en impulsiviteit. Door hun wispelturigheid en heftige emotionele reacties komen zij vaak in conflict met hun omgeving. Borderlinepatiënten zijn beruchte chronische psychiatrische patiënten. Zij zijn vaak chronisch depressief en suïcidaal. Daarbij is er ook nogal eens sprake van automutilatie. De stoornis is ernstig en complex; circa tien procent overlijdt als gevolg van zelfdoding. Toch blijkt de prognose ook weer niet voor iedereen slecht; na het veertigste jaar gaat het met de helft van de patiënten zoveel beter dat zij niet meer aan de DSM-criteria voor de stoornis voldoen. Een psychiatrische behandeling is moeilijk en langdurig, en stelt hoge eisen aan de deskundigheid en het geduld van de behandelaar. Een belangrijk thema in de behandeling is hechten en onthechten. Borderlinepatiënten verlangen hevig naar aandacht, liefde en verbondenheid, maar zijn er tegelijkertijd als de dood voor. Als een relatie te intiem wordt, ontstaat angst voor overheersing, maar wordt de relatie te los, dan worden borderline-patiënten bang voor verlating. Dit leidt tot een patroon van vastklampen en afstoten. Borderlinepatiënten hebben moeite iemand te vertrouwen en voelen zich snel niet serieus genomen. Van Meekeren slaagt er uitstekend in om te laten zien hoe een hulpverlener zich niet alleen staande kan houden in de maalstroom van emoties, maar ook de voorwaarden kan scheppen voor het groeien van een meer volwassen contact. Een eerste vereiste is respect voor de persoon van de patiënt en begrip voor de stoornis. De crux van de behandeling is de patiënt begrip voor haar stoornis bij te brengen -er zijn vier keer zoveel vrouwen als mannen met een borderlinestoornis – en te leren hier beter mee om te gaan. De hulpverlener moet grenzen aangeven, maar de patiënt daarbinnen voldoende keuzevrijheid laten. De autonomie van de patiënt is heilig. Opnamen – vooral gedwongen opnamen – maken de problemen vaak alleen maar groter. Het is belangrijk dat er een behandelbeleid rond de patiënt wordt gemaakt met alle direct betrokkenen (inclusief de patiënt zelf) en hulpverleners. Continuïteit in de behandeling is erg belangrijk. Vandaar dat Van Meekeren pleit voor transmurale afstemming, eventueel in het kader van zorgprogramma's. Helaas is continuïteit nog geen sterk punt van de GGZ. Hoewel het boek primair is bedoeld voor GGZ-medewerkers, is het volgens de uitgever voor een breder publiek toegankelijk. De lezer dient dan echter wel over enige kennis van het medisch-psychiatrische jargon te beschikken. Voor huisartsen is het boek goed leesbaar en het biedt naast kennis en begrip van de borderlinestoornis ook praktische richtlijnen en tips over de omgang met borderlinepatiënten. Voor de meeste patiënten en familieleden lijkt het boek me te moeilijk, maar voor hen bestaat er een Borderline Hulpboek waarvan Van Meekeren een van de auteurs is. Het boek bevat ten slotte nuttige adressen en telefoonnummers.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.