Kun je een goede dokter zijn als je alleen onderzoek leest? Of alleen NHG-Standaarden? Vast wel, maar een gewoon leerboek op zijn tijd valt ook niet te versmaden. Leerboeken zijn er vooral om achtergrondkennis vast te leggen voor vragen als ‘Hoe zat het ook al weer met…?’ Grofweg zijn er drie soorten leerboeken: de praktische gids, het alomvattende boek waarin de basis en ziektebeelden – noodgedwongen – beknopt worden beschreven en het basale leerboek met veel aandacht voor de basiswetenschappen. Het boekje van Brouwer et al. is een voorbeeld van het eerste. In acht hoofdstukjes passeren de voornaamste klachten op het gebied van kinderneurologie de revue. De klachten – hoofdpijn, duizeligheid, coma, staren, koortsconvulsie, stijfheid en nog veel meer – zijn telkens het uitgangspunt. De diagnose stel je volgens de auteurs vooral met een geduldige anamnese. Elk hoofdstukje heeft een vaste indeling waardoor je snel een antwoord op je vraag kunt vinden. Handige overzichten maken een snelle oriëntatie tijdens het consult mogelijk. In mijn kast stond nog een heel oude druk van Oosterhuis. De nieuwe druk is geheel bijgewerkt. De eerste 13 hoofdstukken gaan over het neurologisch onderzoek, de fysiologie en de verschillende neurologische systemen. De 16 hoofdstukken die daarna volgen, behandelen de belangrijkste neurologische aandoeningen. Een leerboek heb je niet zozeer nodig om nog eens na te lezen hoe je een CVA moet behandelen, maar wel om op te zoeken wat ook weer de symptomen zijn van een glossopharyngeusneuralgie. Probleem is echter dat het boek een traditionele opbouw kent en uitgaat van ziekten. Maar goed, het is een prima naslagwerk, ook die zeldzamere zaken staan er allemaal in. De vele plaatjes, schema's, het uitgebreide register en de zeer volledige inhoudsopgave maken zoeken makkelijk. Het boek van Vandermeulen is het minst praktische, maar wel het boeiendste van deze drie. De meeste hersenaandoeningen waarmee de huisarts te maken heeft zijn niet-aangeboren. Het boek bestaat uit vier delen. Een deel over CVA, trauma en infecties, waarbij er vooral veel aandacht is voor herstel van functie. Als basis daarvoor dient een fraai hoofdstuk over plasticiteit. Het oude paradigma dat wat stuk is ook stuk blijft, klopt niet. Het tweede deel gaat over diagnostiek, de relatie tussen hersenen en gedrag en psychosociale problemen (persoonlijkheidsveranderingen, stress en coping). Het derde deel gaat in op somatische, cognitieve revalidatie en neuropsychiatrie en tot slot zijn er hoofdstukken over rouw en juridische aspecten. Een boek niet om een weetje na te slaan, maar om je echt te verdiepen. Deze drie neurologieboeken zijn waardige opvolgers van uw oude Oosterhuis. Nu volgens Klaver en Baart (zie p. 611) zelfs onbegrepen klachten een neurologische achtergrond hebben, is een beetje extra kennis nooit weg. Al rept geen van de boeken uitgebreid over het limbische systeem.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.