De kans op het ontwikkelen van hypertensie en hypercholesterolemie op middelbare leeftijd is afhankelijk van de bloeddruk en het serumcholesterol op jonge leeftijd. Ook een gewichtstoename van meer dan 10 kilo vormt een belangrijke risicofactor. Dat blijkt uit het proefschrift van Bakx, die promoveerde op een vervolg op het Nijmeegse Interventieproject. Voor zijn onderzoek werd in 1995 een steekproef (n=2335) uit de groep van 7092 patiënten die in 1977 deelnam aan het Nijmeegs Interventieproject, opnieuw opgeroepen. Bij deze mensen werden dezelfde risicofactoren als in 1977 bepaald. De gemiddelde bloeddruk bleek bij de niet in 1977 voor hypertensie behandelde patiënten slechts weinig te zijn veranderd. Het aantal personen met hypercholesterolemie (>6,5 mmol/l) was verdubbeld tot 36 procent. Met behulp van logistische regressieanalyse werd de invloed van leeftijd en geslacht, (verandering van) lichaamsgewicht, oorspronkelijke systolische en diastolische bloeddruk, (verandering van) niet-nuchtere cholesterol, sociaal-economische status en rookgewoonte op de verandering van de bloeddruk en het serumcholesterol vastgesteld. De kans om hypertensie, respectievelijk hypercholesterolemie te ontwikkelen bleek met name afhankelijk van de oorspronkelijke bloeddruk, respectievelijk de serumcholesterolconcentratie en van een toename in lichaamsgewicht. Een gewichtstoename van meer dan 10 kilo leidde tot een toename van ongeveer 50 procent van het risico op het ontwikkelen van hypertensie, onafhankelijk van de oorspronkelijke bloeddruk. De toename van het serumcholesterol vertoonde een lineair verband met de gewichtstoename. Van de mannen van 30-50 jaar uit het oorspronkelijke cohort had 25 procent geen enkele risicofactor en van de vrouwen 42 procent. Alle risicofactoren droegen in ongeveer gelijke mate en onafhankelijk van elkaar bij aan het risico op hart-vaatziekte. Dat betekent dat de kans op een hart-vaatziekte in de komende 18 jaar bij een rokende man van 30 à 50 jaar met een hoge bloeddruk en een hoog serumcholesterol ongeveer 13 maal zo groot is als bij een man zonder deze risicofactoren. Er waren te weinig vrouwen met een combinatie van de drie risicofactoren voor een vergelijkbare berekening.
Eenmalige bloeddruk- en cholesterolmeting op jongere leeftijd kan dus sterke aanwijzingen geven voor het latere risico op respectievelijk hypertensie en hypercholesterolemie. Indien de bloeddruk op een leeftijd tussen de 20 en 50 jaar lager is dan 75 mmHg en een normale cholesterolwaarde wordt gevonden, is herhaling van die meting eigenlijk niet meer noodzakelijk, tenzij de patiënt aanzienlijk dikker wordt. De verandering van risicofactoren gedurende 18 jaar was in overeenstemming met andere onderzoeken: de prevalentie van roken halveerde, de prevalentie van obesitas (QI >30) verdubbelde. Aangezien gewichtstoename een duidelijke samenhang vertoont met de ontwikkeling van hypertensie en hypercholesterolemie vormt dit voor de huisarts, met zijn mogelijkheden voor longitudinale zorg, een belangrijk aandachtspunt bij de opsporing van risicofactoren voor hart-vaatziekten. De huisarts is bij uitstek in staat om te adviseren ten aanzien van leefstijlfactoren. Helaas wordt er niets gezegd over de bloedglucose. Blijkbaar was deze indertijd niet gemeten. Ook worden de mogelijkheden van de huisarts voor preventie van adipositas tamelijk optimistisch ingeschat. Uit dit onderzoek blijkt verder dat de interventie die 18 jaar geleden had plaatsgevonden (advies ten aanzien van dieet en lichaamsbeweging) geen waarneembaar effect meer had.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.