De term aios voor een huisarts-in-opleiding begint zoetjesaan redelijk ingeburgerd te raken. Maar wie veel in wandelgangen vertoeft, stuit soms op begripsverwarring en uitspraakproblemen. Een gesprek met Lourens Kooij, algemeen secretaris van de Huisartsen en Verpleeghuisartsen Registratie Commissie (HVRC) biedt uitkomst. De term werd ingevoerd in januari 2005 in het kader van de wet BIG. Bij de totstandkoming van de wet was eenheid van terminologie een belangrijke drijfveer. De wet bepaalde dat alle beroepsgroepen met een erkende vervolgopleiding na het artsexamen als ‘medisch specialisme’ moeten worden beschouwd. Voor artsen in een dergelijke vervolgopleiding waren veel verschillende termen in omloop. Was je in opleiding tot huisarts dan was je HAIO, was je in opleiding tot sociaal-geneeskundige dan was je SGIO, voor klinische specialisaties was het meestal AGIO. De regelgevers maakten een einde aan deze verwarring door één term te kiezen, die bovendien zowel enkelvoud als meervoud is: aios. De afkorting staat voor assistent in opleiding tot specialist. Afhankelijk van de context kan men dit specificeren door het specialisme erachter te plaatsen (aios huisartsgeneeskunde, aios chirurgie). Maar in een tijdschrift dat de huisarts als primaire doelgroep heeft is een dergelijke toevoeging zelden nodig. Dus één aios, twee aios. En het rijmt op bos, niet op boos. ’t Is maar dat u het weet. (HvdW)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.