Toen we in mijn praktijk voor het eerst geaccrediteerd waren, stonden we in de krant. Veel praktijkwebsites vermelden dat de praktijk geaccrediteerd is. Wie is er jarig, vroeg ik vorige week tijdens het teamoverleg in de praktijk toen mijn collega’s vroegen of iedereen taart had gehad. Niemand, was het antwoord, maar we zijn weer goed door de accreditatie gekomen. Daarom taart. De trots die je veelvuldig tegenkomt en die ook uit de evaluaties van NPA blijkt, staat in schril contrast met de geluiden over zinloze afvinklijstjes en knorrige auditoren die met hun vinger langs de plint zouden gaan. De verhalen van huisartsen die melden dat ze een spoedkoffer van een collega lenen als de auditor komt, of het verlopen steriele verbandmateriaal in een doos in de auto bewaren tot de auditor weer weg is, geven in mijn beleving vooral aan dat ze vinden zelf te kunnen bepalen wat goed is voor de patiënt en daarvoor geen verantwoording verschuldigd zijn – onder het mom van professionele autonomie. Het zal toch niet zo moeten zijn dat je als patiënt een chirurgische ingreep ondergaat of de dokter bij je krijgt als je een nierkoliek hebt, je eerst moet vragen of de dokter zijn spullen wel op orde heeft?
Ik ben voor een goede praktijkaccreditering die niet groter of kleiner is dan de praktijk nodig heeft en geen overdreven administratieve last geeft. En ik ben voor een systeem van en voor huisartsen, dat ervoor zorgt dat de patiënt erop vertrouwt dat we ons huis op orde hebben en voorkomt dat overheid, inspectie en zorgverzekeraars ons lijstjes gaan sturen die ze zelf bedenken. Ik ben trots dat ik in een geaccrediteerde praktijk werk. Kom maar op met die taart. Die ren ik er wel weer vanaf.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.