Een andere invalshoek dan Neal et al. kozen de onderzoekers die de data van de vierde National Survey of Morbidity in General Practice analyseerden. 1 Tussen 1991 en 1992 werden alle contacten in 60 praktijken vastgelegd. Twaalf keer of meer naar de dokter noemde men veel gebruik (13.271 patiënten), maar ook patiënten die zes of meer keer met een klein probleempje kwamen zag men als veelkomer (n=11.291). Merkwaardig genoeg overlappen die twee groepen elkaar maar matig: 4472 patiënten voldeden aan beide definities. De twee groepen zijn groot genoeg om de invloed van allerlei sociaal-economische factoren na te gaan. In de groep 12+ blijken mannen minder vaak voor te komen dan vrouwen (OR 0,14), en patiënten die gescheiden waren of weduwe/weduwnaar vaker dan hun getrouwde leeftijdsgenoten (OR 1,41). Geen werk of een lage sociaal-economische klasse lijkt ook meer huisartsbezoek op te leveren (OR resp. 1,61 en 1,33). In grote lijnen is het beeld bij de 6+-groep gelijk. Veel gebruik heeft dus ook met allerlei factoren te maken die door huisartsen te beïnvloeden zijn. Het prominent in beeld brengen van alle problemen bij dergelijke patiënten helpt volgens een ander onderzoek in ieder geval niets. Men bleef gewoon 4-5 keer in vijf maanden tijd langskomen. 2 Voorlopig blijft de huisarts dus geduldig zuchten. (JZ)
Literatuur
- 1.↲Scaife B, et al. Socio-economic characteristics of adult frequent attenders in general practice: secondary analysis of data. Fam Pract 2000;17:290-304.
- 2.↲Jiwa M. Frequent attenders in general practice: an attempt to reduce attendence. Fam Pract 2000;17:248-51.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.