Een versteende Jezus keek door het raam naar binnen. Langzaam schuifelde een oude heer over het pad met bladeren achter onze school. De schoolmelk was op en juffrouw De Graaf deelde binnen boekjes uit, een boekje over een dokter bij de Papoea's. Die woonden wel ver weg maar hoorden toch bij Nederland. Ze waren arm en dokters en missionarissen brachten daar God en gezondheid. Dat leek me ook wel wat. Stammen die elkaar naar het leven staan, elkaar zelfs opaten en dan als witte man toch dapper blijven. Dromen over almacht.
Dokter Deter
Almacht zoals dokters hebben. Want dokters kunnen alles, zoals dokter Deter, de schepping van Toon Tellegen, dat kan. 1 Elke morgen staan er lange rijen voor zijn deur en klampen patiënten zich zelfs aan de dakgoten vast. De dokter heeft het altijd druk en dat komt doordat hij álle mensen beter maakt. Nou ja, hij geneest alles behalve domheid, want daar is geen medicijn tegen. Aan de voorkant van zijn huis gaan de zieken naar binnen en via een simpel systeem (keelpijn de trap op, bloedneuzen volgende deur) komen ze er aan de achterkant genezen weer uit. Het hulpje van de dokter is gewoon nog knecht: een echte persoonlijke assistent, want hij regelt niet alleen het spreekuur maar voert de dokter bij uitputting kersenvlaai of gebakken aardappelen en spinazie, en brengt hem ook naar bed. De tragiek van de knecht is dat hij graag zeeman had willen zijn of spannende avonturen zou willen beleven. In plaats daarvan stopt hij ontevreden patiënten een prop in de mond, zodat dokter Deter ook hen op zijn gemak beter kan maken. De hoofdpijn die de dokter met veel moeite uit de zere hoofden trekt, breekt de knecht op zijn knie. En dat is moeilijk, want hoofdpijn is zoals iedereen weet bijna onbreekbaar. Sommige kwalen zijn makkelijk te genezen, bij zwindzucht en rode schraag kan het zelfs per brief. De dokter is vooral knap in het genezen van moeilijke aandoeningen. Pijn gaat in doosjes – die je dan natuurlijk nooit meer open moet doen – en voor koorts heeft dokter Deter een koortszuiger met een slim knopje. Na het opzuigen klopt de knecht de koorts gewoon uit het raam. In gele warme wolken verdwijnt die dan over de stad. Voor de hersenschuddingen is er een losschudmachine. In plaats van papieren of flessen wijn bewaart de dokter de losgeschudde hersenschuddingen en de genezen oorontstekingen in kisten in zijn kelder. Bij dokter Deter zijn er ook ongeruste en hypochondrische patiënten zoals Vrouw Veer die ontredderd is als dokter Deter haar op haar kop in een emmer azijn houdt, waardoor ze de pukkel op haar neus verliest. Dokter Deter weet niet hoe hij geneest. Dat weet dokter Wom, die een eindje verderop woont, wel. Maar die kan weer niks, dus daarom heeft hij het veel minder druk. ‘Wil je eigenlijk nooit weten waarom?’ vraagt dokter Wom aan dokter Deter. ‘Jawel,’ zei dokter Deter, ‘maar als het ingewikkeld is, kan ik het nooit goed onthouden.’
Dit artikel is een voorpublicatie uit het boek ‘Ziektebeelden -essays over literatuur en geneeskunde’, samengesteld door Frans Meulenberg, Jan van der Meer en Arko Oderwald. Dit artikel is het laatste uit een serie van vijf. Het echte boek verscheen op 18 september 2002 bij uitgeverij Lemma, Utrecht. Meer informatie via: karin.vlug@lemma.nl
Langzaam verliest dokter Deter de grip op zijn bestaan. De zieken voor de deur staan in de weg als hij visites moet doen. De dokter smijt hen omver, sommigen breken zelfs hun ledematen. Ze zijn verbaasd en begrijpen er niks van. Ook de knecht weet niet wat de dokter mankeert. Hij brengt hem naar bed, terwijl de dokter opsomt wat hij die dag gedaan heeft: ‘Duizenddrieënveertig steenpuisten… Twaalfhonderdvijfennegentig hersenschuddingen…’ Sommige zieken willen helemaal niet beter worden; ze binden dokter Deter aan een boom. Hij heeft zelfs vijanden die vinden dat het beter is om ziek te zijn. Ze komen met hijskranen en stoomwalsen de straat in, net terwijl hij kinderen met koorts beter maakt. Dit keer redden de zieken hem, maar als hij naar verre landen moet om daar te genezen en geen tijd meer voor hen heeft, maken ze zijn rode vliegtuigje stuk. Dokter Deter wordt boos; hij stapt in de dakgoot en schreeuwt tegen alle patiënten dat ze moeten vertrekken. Hij houdt ermee op. ‘Moeten we dan ziek blijven?’ vragen de zieken. ‘Ja!’ schreeuwt dokter Deter. ‘En doodgaan?’ ‘Ook!’ Even nog komt hij tot bezinning en betuigt zijn spijt. Als hij thuiskomt is hij niet moe meer. Maar even later maakt hij een man die nooit ziek is ziek. Het is een vergissing, zegt de dokter achteraf. Stil wordt het op straat, maar de zieken vergeven het hem. Hij wordt steeds vermoeider, te moe om mensen beter te maken. De knecht hangt een groot laken op met ‘Dokter Deter kan niet meer’. De zieken slepen hem zijn kamertje uit, maar ze zien dat hij te moe is. In de regen staat dokter Deter op zijn balkon en zegt tegen de zieken dat het welletjes is. ‘Ik heb genoeg zieken beter gemaakt.’ Hij vertrekt. Zijn huis wordt dichtgetimmerd, de knecht huilt en de zieken slaan een arm om elkaars schouder en jammeren. Dokter Deter loopt door de velden en wil niemand meer beter maken. Alleen een dreigende reus geneest hij toch maar snel. Want als iemand héél ziek is, kan hij hem toch maar beter beter maken. Langzaak wordt de dokter weer vrolijk, op weg naar nergens.
Compassie en ongeduld
Is dokter Deter het prototype van de zwoegende huisarts, zonder al te veel kennis over de pathofysiologische mechanismen van ziekte, omringd door ontevreden, eisende patiënten, met een praktijkorganisatie die niet klopt en een modieuze burnout? Wellicht, maar de kern van het boek is iets heel anders: het boek gaat over de hartstocht om te genezen en over ongeduld. Dokter Deter is mij sympathiek want hij heeft compassie met zieke mensen, hij wil ze genezen, eerst allemaal en later alleen als ze héél erg ziek zijn. Maar er is ook een ongelofelijk ongeduld, het moet allemaal meteen. De patiënten hebben niks in de melk te brokkelen, de dokter neemt het leven en de pijn over. Misschien zijn ze daarom wel zo eisend en onaardig – ze hoeven niks. Geen strenge leefadviezen zoals in de echte wereld en meestal ook geen pillen, hooguit mogen ze niet in doosjes kijken waarin de pijn zit. De drang tot genezen maakt de dokter aardig en een echte held. Maar het ongeduld geeft de dokter ook iets egocentrisch. Hij geneest en niemand anders; dokter Deter blijft een dokter tussen wildemannen net als in het gekartonneerde boekje op school.
Toon Tellegen
Toon Tellegen (1941) – zoon van een huisarts in Brielle – was huisarts in Amsterdam en werkt nu nog als huisarts in de GGZ. Gedichten schrijft hij sinds zijn jeugd en hij debuteerde in 1977 in de Gids; in 1980 verscheen zijn eerste dichtbundel De zin van een liguster. Hij schrijft merkwaardige poëtische verhalen voor kinderen, waarvan de eerste verhalen over de eekhoorn – Er ging geen dag voorbij – in 1984 verscheen. De opgewonden drukte van de eisende zieken in dokter Deter staat tegenover de rust van het bos waarin de mier even groot is als de olifant. Vrolijkheid en gelatenheid in een wereld waarin er tijd is om te piekeren en te denken.
Redden
In De genezing van de krekel – een ‘jeugdroman’ uit 1999 – wordt de krekel vanuit het struikgewas overvallen door een donker gevoel. 2 De voorbijkomende mier benoemt dat als somberheid. Zwart en angstig wordt de krekel, niks vrolijkt hem op, zelfs een feestje niet dat de andere dieren in het bos voor hem geven. Angst, depressie en melancholie zijn zelden mooier verwoord. Intussen probeert de olifant in bomen te klimmen en in de top te dansen. Met geraas valt hij telkens naar beneden om het even later opnieuw te proberen. Het gewone leven met alle zinloze maar opgewekte ambities gaat door. De olifant wordt er niet treurig van, ik wel. Het is de treurige wanhoop om iets te bereiken dat toch niet lukt: net als ‘heilig’ worden door niet met je rug tegen de leuning te zitten. 's Morgens in de klas van juffrouw De Graaf gehoord en bij het toen nog warme middageten al mislukt.
De depressieve krekel ontmoet geen almachtige dokter Deter, maar wel een dokter mier. Net als dokter Wom doet de mier niet veel anders dan benoemen. De krekel geneest uiteindelijk vanzelf. Op een ochtend is het sombere gevoel weg en kan hij het zelfs onder de kast niet meer vinden. 's Winters weet hij zelfs al niet meer dat hij somber is geweest. Het zijn verhalen als het fijn uitgesponnen samenspel in het eerste strijkkwintet van Brahms. Oneindig treurig maar met een milde hoop dat het ooit beter wordt. Het redden is over, de held is verdwenen en het modderen blijft. Redden, iedereen beter maken, de wereld is vol van mensen die dat zeggen te kunnen of, nog erger, waarvan anderen geloven dat ze dat kunnen. De Jezus in de tuin achter mijn lagere school is een stenen redder, een beeld, niks meer dan dat. Hoewel ik soms echt dacht dat hij bewegen kon en geruststellend knikte als ik de bakelieten doos met kartonnen lettertjes liet vallen. Beelden beïnvloeden opvattingen. Statische beeldhouwkunst doet dat minder dan het wonderlijk afgrijselijke beeld van een vliegtuig dat een gebouw binnenvliegt, of de marcherende laarzen in Triumph des Willens. Beelden blijven. Ze toveren herinneringen, angst, berusting. Maar fictie is vaak nog werkelijker dan welke werkelijkheid dan ook. Feiten moeten verteerd worden. Pijn moet voelbaar zijn. Navoelbaarheid vraagt om stilering. Misschien doen beelden en muziek dat wel meer dan boeken. Maar boeken hebben ook invloed, niet op de wereld, maar op de illusies van de mensen daarop. Patricia de Martelaere schreef een prachtig essay over de verhouding tussen literatuur en ethiek. 3 Literatuur kan wel de sentimenten van mensen beïnvloeden – en dat geeft het idee dat ze veranderen – maar in werkelijkheid blijven ze zich net zo gedragen als voor het aangrijpende verhaal. Hoewel de literatuur het gevoel voor goed en kwaad voedt, kan de literatuur niet uitmaken wat goed en kwaad is. En schrijvers en schrijvers over schrijvers zouden zich dat bewust moeten zijn. Dokter Deter en de krekel veranderen de wereld niet, ze redden niks en niemand. Boeken en wetenschappelijke tijdschriften houden de illusie in stand dat er iets te redden valt. Een schroefje in de heup, een lens in het oog en genomics waarmee straks alles te genezen valt, dat is het beeld van de dokter anno 2002 – het beeld van de technische alleskunner. Dat beeld beïnvloedt de patiënt en mij als dokter.
Redden dokters mensen? Justus Loef – de huisarts uit Heimwou in Ons mankeert niets van Willem Jan Otten – luistert naar de veel optimistischer sonates voor strijkers van Rossini. 4 Bij Brahms en de krekel vergeleken zijn die een wonder van lichtvoetigheid. Maar ook Justus redt niemand. Dokter Daan – zijn voorganger -gaat dood en hij doet er niets aan. Justus wil opgaan in een hechte dorpsgemeenschap, omdat hij dat saamhorige gevoel nooit heeft gekend. Maar de ene patiënt gaat dood en de volgende volgt hem al snel weer op. ‘Ze tuimelen plotseling één voor één de duisternis van de afgelopen maanden in, de mensen wier huizen je was gaan frequenteren omdat hun einde afzienbaar was geworden…’ zoals Justus de gebeurtenissen na de dood van dokter Daan overdenkt. Niemand gered, terwijl dat toch de opdracht en de droom van de dokter is.
Gezondheidszorg is verworden tot het debat over techniek en over de organisatie van de zorg. De wachtlijsten voor operaties staan model voor het falen van de zorgverlening. In een assertieve samenleving zorgen mensen voor zichzelf. De patiënten willen inspraak, maar ook genezing, en de dokter wil genezen, redden, maar dat ook niet al te veel. Ook hij heeft andere zaken te doen en eist zijn vrijheid. De spiegelzijde van de assertieve samenleving is een mindere betrokkenheid op elkaar. Assertieve patiënten eisen genezing bij dokter Deter en soms bij mij. Dokteren als halfgod is tot mislukken gedoemd. Door ongeduld glipt schoonheid uit je vingers en verdwijnt zij voor eeuwig. Toveren en heldendaden zijn er voor gewone stervelingen niet bij. Geduld, gepaste weemoed en met mildheid luisteren, dat is het echte redden. De krekel is met al zijn somberheid mij derhalve liever dan de reddende dokter Deter met zijn zweem van almacht.
Literatuur
- 1.↲Toon Tellegen. Dokter Deter. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 1997.
- 2.↲Toon Tellegen. De genezing van de krekel. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 1999.
- 3.↲Patricia de Martelaere. De voorbeeldige schrijver, in: Verrassingen. Amsterdam: Meulenhoff, 1997.
- 4.↲Willem Jan Otten, Ons mankeert niets. Amsterdam: Rainbow Pocketboeken, 1999.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.