Ik ben blij dat elke dokter zelf ook patiënt is. Mijn sporadische artsenbezoekjes leren mij me beter te verplaatsen in de patiënt. Laatst heb ik aan den lijve ondervonden hoe beangstigend het kan zijn om aan de andere kant van het bureau te zitten. Want ook al denk ik over een behoorlijke empathische capaciteit te beschikken, écht voelen en begrijpen wat de patiënt doormaakt lijk ik vooral te leren door het zelf te ervaren.
Pasgeleden kreeg ik een oproep voor mijn eerste uitstrijkje voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. De afname zelf viel me reuze mee, het wachten op de uitslag viel me echter zwaarder dan ik had verwacht. De assistente die het uitstrijkje afnam had me nog enigszins gerustgesteld door te zeggen dat ze geen gekke dingen zag in speculo. Maar dat was tevergeefs, want nadat het potje daadwerkelijk was opgestuurd, werd ik overspoeld door ware hypochondrie. De twee weken wachttijd tot de uitslag vond ik verschrikkelijk lang duren. Dagelijks spookte meermaals door mijn hoofd: ‘Wat als er een voorstadium van baarmoederhalskanker wordt gevonden?’ Ik heb gedegen kennis van het bevolkingsonderzoek en weet maar al te goed dat er bij een afwijkende PAP nog goede behandeling mogelijk is. Toch kon ik het niet loslaten.
Toen de brief na anderhalve week al (alsof ze meevoelden...) op de deurmat viel, werd ik overmand door de tot dan toe hevigste angst. Het voelde alsof mijn leven met het openmaken van die brief drastisch zou kunnen veranderen. Ik heb hem dan ook bewust niet opengemaakt voordat ik naar mijn werk ging, omdat ik bang was dat ik me bij een negatieve uitslag niet op mijn werk zou kunnen concentreren.
Die avond (thank god it was friday) durfde ik het aan. Met support aan mijn zijde opende ik de brief en las: ‘er zijn in het uitstrijkje géén aanwijzingen voor baarmoederhalskanker of een voorstadium daarvan gevonden’. Wat een opluchting!
Althans... direct daarna besprong me opnieuw een lichte paniekgolf toen ik verder las onder het kopje ‘Hoe zeker is de uitslag?’. Daar stond dat de uitslag bijna 100% zeker is en baarmoederhalskanker in énkele gevallen níet wordt ontdekt. Noem me een hypochonder, maar het woordje ‘bijna’ krijgt toch echt een andere lading wanneer je angstig bent. Aangezien ik geen klachten had, durfde ik uiteindelijk gelukkig toch op de goede uitslag te vertrouwen.
Deze ervaring heeft me veel geleerd. Ik dacht er bijvoorbeeld nooit over na hoeveel impact een laagdrempelig aangevraagd ‘algemeen labje’ op een patiënt kan hebben. Als professional verwacht ik dan meestal geen gekke dingen, maar wie weet wat er in het hoofd van de patiënt omgaat. Als ik verantwoord beleid voer door een benigne ogende moedervlek voor PA op te sturen, kan de patiënt denken dat het kwaadaardig is. Wanneer ik bij een overspannen man met moeheidsklachten een lab doe ‘ter uitsluiting van’ denkt hij misschien dat hij kanker heeft. Het is dus belangrijk rekening te houden met de spanning die een patiënt kan ervaren bij het aanvragen van verder onderzoek. We moeten duidelijke voorlichting geven waarom we bepaalde dingen aanvragen en, wanneer het kan, onze inschattingen van de uitkomst bespreken en de patiënt hiermee op voorhand iets meer geruststellen. Dus leg die ene mevrouw uit dat het gewoonweg protocol is een naevus op te sturen. En vertel die meneer dat je denkt dat zijn klachten door overwerk komen en het bloedonderzoek enkel is om een veel minder waarschijnlijke ernstige ziekte uit te sluiten. Zo kunnen we veel stress bij onze patiënten voorkomen.
Ik hoop dat ik me er gedurende mijn loopbaan van bewust blijf hoe spannend een doktersbezoek voor een patiënt kan zijn. Een eigen medische ervaring kan hierbij helpen. Dat betekent voor mij en wellicht voor meerdere artsen: niet doe-het-zelven als je ziek bent, maar loop eens binnen bij je eigen huisarts!
Sophie van der Voort