In maart 2002 publiceerde het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO de tweede herziening van de richtlijn Osteoporose. 1 Deze richtlijn is tot stand gekomen in samenwerking met zowel het Nederlands Huisartsen Genootschap als de specialistische verenigingen betrokken bij diagnostiek en behandeling van osteoporose. Het is – volgens een commentaar in het NTVG – met recht een breed gedragen standaard voor de klinische praktijk, 2 die in een aantal opzichten afwijkt van eerder verschenen rapporten zoals het Gezondheidsrapport uit 1998 3 en de herziene NHG-Standaard uit 1999. 4 Hart stelt dat ‘het het beste lijkt dat zowel huisartsen als specialisten aan de slag gaan met deze nieuwe en doordachte richtlijn van het CBO’. 2 Met name op het gebied van casefinding en de behandelingsadviezen verschillen de NHG-Standaard en de CBO nogal wat. Gezien het feit dat de CBO-richtlijn mede tot stand is gekomen in samenwerking met het NHG, vraag ik mij als praktiserend huisarts nu af wat het advies van het NHG is op het gebied van casefinding en de behandeling met bisfosfonaten: de huidige NHG-Standaard volgen of de nieuwe CBO-richtlijn?
AJM Boermans, huisarts
Antwoord
Collega Boermans vraagt zich af hoe in de praktijk om te gaan met verschillen tussen de zojuist verschenen CBO-richtlijn en de uit 1999 daterende NHG-Standaard Osteoporose. Direct na het verschijnen van de NHG-Standaard startte de CBO-richtlijnenwerkgroep. Op basis van uitvoerige discussie en voortschrijdend wetenschappelijk inzicht tijdens de looptijd van de werkgroep is in deze werkgroep een groot aantal richtlijnen geformuleerd. Deze richtlijnen liggen volgens ons echter heel dicht tegen die van het NHG aan. Het belangrijkste verschil is een uitbreiding van situaties waarin case-finding bij ouderen wordt overwogen. Deze uitbreiding is op zichzelf niet direct evidence-based, maar is gebaseerd op interpretatie van relatief nieuwere, losse stukken wetenschappelijk bewijs over risicofactoren voor osteoporose. In de NHG-Standaard waren (vermoedelijke) fracturen en gebruik van corticosteroïden al aanleiding om behandeling te overwegen. In de CBO-richtlijn worden daar combinaties van risicofactoren aan toegevoegd. Een BMD-meting en eventuele behandeling kan worden overwogen indien vanaf 60 jaar drie, en vanaf 70 jaar twee van de volgende factoren aanwezig zijn: positieve familieanamnese, laag lichaamsgewicht of ernstige immobiliteit. Het NHG stelt zich als doel om voor de eigen doelgroep de richtlijnen (die we nog steeds in eigen standaarden blijven samenvatten) zo scherp mogelijk te formuleren, waarbij op basis van huisartsgeneeskundige principes vaak een terughoudende vertaling naar de praktijk volgt. De CBO-richtlijn is daarentegen meer gericht op de wederzijdse aanvulling in gemeenschappelijke zorg. Er is in deze zin geen sprake van elkaar tegensprekende richtlijnen. Ook de in de NHG-Standaard geformuleerde richtlijnen voor hormonale therapie bij osteoporose staan voor goed beleid. We proberen een CBO-richtlijn zo snel mogelijk te laten volgen door een herziening van een NHG-Standaard. Helaas is dit voor dit onderwerp niet gelukt, hetgeen tot verwarring kan leiden. Wij willen de NHG-Standaard in 2003 herzien, waarbij de CBO-richtlijn waar mogelijk zal worden ingepast.
Arnold Romeijnders Pim Assendelft
Literatuur
- 1.↲Osteoporose. Tweede herziene richtlijn. Utrecht: kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, CBO, 2002.
- 2.↲↲Hart W. Nieuwe CBO-richtlijn ‘Osteoporose’; breed gedragen standaard voor de klinische praktijk. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146:1352-4.
- 3.↲Gezondheidsraad. Commissie Osteoporose. Preventie van aan osteoporose gerelateerde fracturen. Rijswijk: Gezondheidsraad, 1998.
- 4.↲Elders P, Van Keimpema JC, Petri H, Matser A, Pigmans V, Bolhuis A, et al. NHG-Standaard Osteoporose. Huisarts Wet 1999;42:1150-28.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.