‘Wat denkt u er zelf van?’ vraagt Luc van Berkestijn ons nadat hij de knuppel stevig in het hoenderhok van de patiëntgerichte communicatie heeft gegooid.1 ‘Kan de hulpvraagverheldering niet later in het consult, na de anamnese en het lichamelijk onderzoek?’ Ik denk het niet.
Van Berkestijn heeft gelijk als hij zegt dat veel patiënten dichtslaan bij de vraag ‘Wat denkt u er zelf van?’ Het verbaast mij dan ook dat hij juist met déze vraag – de karikatuur van de vraagverheldering die het zo goed doet op verjaardagsfeestjes – de hulpvraag wil verhelderen. Het is een vraag die inderdaad allergische reacties oproept én maar zeer ten dele de hulpvraag van de patiënt kan verhelderen. Als huisarts wil ik niet alleen weten wat de patiënt denkt over zijn klacht maar vooral ook wat hij van mij verwacht. Als dát de intentie van de dokter is, dan kan hij zijn eigen woorden vinden om de patiënt daarnaar te vragen.2
Een heldere hulpvraag aan het begin geeft, mét de medische expertise van de dokter, de juiste richting aan het consult. Het is daarnaast meer ontspannen en effectiever communiceren als wederzijdse verwachtingen duidelijk zijn en dokter noch patiënt worden afgeleid door onuitgesproken, storende gedachten.
Van Berkestijn beschrijft treffend tal van manieren waarop het mis kan gaan met de vraagverheldering. En hij heeft gelijk. Het is ook niet gemakkelijk, net zo min als het voor veel huisartsen gemakkelijk is om de eerste minuut alleen maar aandachtig luisteren of goed af te stemmen met de patiënt tijdens de fase van uitleg en advies. Tegelijkertijd is er veel bewijs dat dit soort patiëntgerichte communicatie leidt tot betere resultaten van het consult wat betreft diagnose, therapietrouw, behandelingsresultaat, patiënttevredenheid en dokterstevredenheid.2 De huisartsopleidingen doceren deze al ruim 30 jaar. Toch zien we dat de toepassing in de praktijk zeer sterk te wensen overlaat, getuige ook de bijdrage van Van Berkestijn.345 Wat is hier toch aan de hand? Fundamenteel onderzoek naar deze vraag lijkt mij urgent en trekt mij meer dan het opgeven van de patiëntgerichtheid in driekwart van het consult.
Chris Rietmeijer
Antwoord
Wat verwacht ik van de fietsenmaker? Dat hij mijn fiets nakijkt en zo mogelijk repareert. Wat verwacht ik van de bakker? Dat hij mij een lekker brood verkoopt. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. In het beroep van degene die ik bezoek is de verwachting impliciet gegeven. Wat verwacht ik van mijn huisarts? Dat hij aandacht heeft voor mijn klacht, mij nakijkt en zo mogelijk behandelt. Kortom, dat hij gewoon zijn werk doet. Maar het is een beetje gek om als patiënt te anwoorden: ‘Dat u gewoon uw werk doet!’ Ik erken volledig het nut van hulpvraagverheldering. Het maakt de hulpverlening functioneler, zoals collega Rietmeijer terecht betoogt. Maar in de meeste consulten voldoet serieuze aandacht voor de klacht, in de vorm van een goede anamnese en zorgvuldig lichamelijk onderzoek. Als ik aan de patiënt merk dat die daarmee niet tevreden is, dan is er inderdaad wat te verhelderen. Actief en met zorg voor de manier waarop. Het gaat mij om de timing. Het nut van de hulpvraagverheldering an sich staat niet ter discussie. Luc van Berkestijn
Literatuur
- 1.↲Van Berkestijn LGM. Over de timing van de hulpvraagverheldering: Wat denkt u er zelf van? Huisarts Wet 2011;54:100-102.
- 2.↲↲Silverman J, Kurtz S, Draper J. Vaardig communiceren in de Gezondheidszorg, een evidence-based benadering. Den Haag: Lemma, 2006.
- 3.↲Bensing J, Van Dulmen S, Tates K. Communication in context: new directions in communication research. Patient Educ Couns 2003;50:27-32.
- 4.↲Hobma SO. Directed self-learning as approach to continuing professional development [Proefschrift]. Maastricht: Universiteit Maastricht, 2005.
- 5.↲Kramer A. Acquisition of clinical competence during postgraduate training in general practice [Proefschrift]. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2003.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.