Wetenschap

De positie van de eerstelijnspsycholoog in de eerstelijns-ggz

Gepubliceerd
4 april 2012

Samenvatting

Prins MA, Verhaak PFM, Smit EH, Verheij RA. De positie van de eerstelijnspsycholoog in de eerstelijns-ggz. Huisarts Wet 2012;55(4):146-50.
Doel De huisarts en de eerstelijnspsycholoog (ELP) zijn oorspronkelijk de kerndisciplines in de eerstelijns-ggz en kunnen patiënten zelf behandelen of doorverwijzen. Omdat de eerstelijns-ggz momenteel sterk in beweging is, hebben we onderzocht welke rol de ELP speelt in de zorg voor mensen met psychische problemen.
Methode We hebben gebruikgemaakt van gegevens uit geanonimiseerde (elektronische) patiëntendossiers van huisartsen en eerstelijnspsychologen uit het jaar 2009.
Resultaten De huisarts verwees oudere patiënten minder vaak naar ggz-disciplines dan jongere patiënten. Patiënten die een verwijzing kregen naar een ELP hadden vaker angst- en stressgerelateerde problemen, dan patiënten die naar de gespecialiseerde ggz waren verwezen. Patiënten met sociale problemen kregen vaker een verwijzing naar het algemeen maatschappelijk werk of een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Vanuit de eerstelijnspsychologenpraktijk bezien namen mensen met relatieproblemen vaker zelf het initiatief om een afspraak te maken en kwamen mensen met stemmingsklachten, psychosomatische klachten en aanpassingsproblemen vaker via de huisarts.
Conclusie Dit artikel laat zien welke klachten de eerstelijnspsycholoog behandelt en welke verschillen er zijn met de huisarts en andere ggz-disciplines. Mensen die hulp van een ELP krijgen vormen een specifieke groep. De wijze van toegang speelt hierbij een belangrijke rol.

Wat is bekend?

  • De eerstelijnspsycholoog werkt, net als de huisarts, als generalist en ziet vaak patiënten die voor de eerste keer hulp zoeken bij een psychisch probleem.
  • De psychologische eerstelijnszorg is momenteel sterk in beweging.

Wat is nieuw?

  • Huisartsen verwijzen jongere patiënten met psychische problemen vaker door naar een eerste- of tweedelijns-ggz-discipline, dan oudere patiënten met deze problemen.
  • Mensen die hulp ontvangen van een eerstelijnspsycholoog vormen een specifieke groep.
  • Huisartsen verwijzen patiënten met angst- en stressgerelateerde problemen vaker naar een eerstelijnspsycholoog, dan naar andere ggz-disciplines.
  • Mensen die uit eigener beweging hulp bij een eerstelijnspsycholoog zoeken zijn hoger opgeleid en hebben vaker relatieproblemen, dan mensen die op initiatief van de huisarts komen.

Inleiding

Psychische problemen komen veel voor in de Nederlandse bevolking. Ruim 43% van de volwassenen heeft ooit in zijn leven een psychische stoornis gehad, waarbij angst, depressie en afhankelijkheid of verslaving aan een middel het meeste voorkomen.1 Als ‘poortwachter’ van de gespecialiseerde gezondheidszorg speelt de huisarts een belangrijke rol bij het herkennen, behandelen en eventueel doorverwijzen van patiënten met psychische problemen. Jaarlijks herkent de huisarts bij 10 tot 12,5% van zijn patiënten psychische problemen, maar verwijst slechts een klein deel van hen (9-13%) naar een meer gespecialiseerde zorgverlener of instantie.2
Oorspronkelijk verleenden de huisarts, de eerstelijnspsycholoog (ELP) en het algemeen maatschappelijk werk (AMW) geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de eerste lijn.3 De afgelopen jaren hebben ook de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (SPV’er) en de praktijkondersteuner ggz (POH-ggz) hun opwachting gemaakt, vaak om de huisarts binnen de eigen praktijk te ondersteunen bij de zorg voor mensen met psychische problemen.4 Sinds in 2008 kortdurende psychologische eerstelijnszorg is opgenomen in het basispakket van de ziektekostenverzekering zijn ook tweedelijnsinstellingen generalistische zorg binnen de eerste lijn gaan aanbieden. De oorspronkelijke samenhang en overzichtelijkheid van de eerstelijns-ggz lijken hierdoor te zijn verdwenen.5
De ELP is een belangrijke zorgverlener binnen de eerstelijns-ggz. Volgens het jaarboek 2010 vroegen in 2010 bijna 100.000 mensen hulp aan deze psycholoog,6 die een in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) geregistreerde gezondheidszorgpsycholoog (GZ-psycholoog) en/of klinisch psycholoog is.7 Volgens gegevens van zorgverzekeraars hebben deze zelfs aan ruim tweemaal zoveel personen psychologische eerstelijnszorg vergoed. De ELP werkt als generalist en doet behalve psychodiagnostisch onderzoek vooral kortdurende interventies. Kortdurende hulp van een ELP is opgenomen in het basispakket van de ziektekostenverzekering.
Tot op heden is nog niet bekend welke rol de ELP speelt bij de zorg voor mensen met psychische problemen en hoe de zorg van de ELP zich verhoudt tot die van andere eerstelijnsvoorzieningen en de gespecialiseerde ggz. De rol van de ELP kan de komende tijd nog belangrijker worden omdat de overheid een verschuiving van zorg voor psychische problemen nastreeft van tweedelijns-ggz naar de eerste lijn. De minister van VWS is van mening dat 30% van de aangemelde problemen in de tweedelijns-AGGZ ook in de eerste lijn behandeld kan worden. Met de huisarts als poortwachter zouden andere hulpverleners, zoals de ELP, AMW’ers of SPV’ers, een groot deel van eerstelijns-ggz op zich kunnen nemen. Om een indruk te krijgen van de rol die de ELP daarbij speelt, beantwoorden we in dit artikel de volgende twee vragen:
  • Verschillen patiënten (en hun klachten) die de huisarts naar de ELP verwijst van patiënten (en hun klachten) die de huisarts naar andere ggz-disciplines verwijst?
  • In hoeverre verschillen cliënten (en hun hulpvraag) die op eigen initiatief bij een ELP terechtkomen van cliënten die op initiatief van de huisarts een ELP bezoeken?

Methoden

Opzet

Voor dit onderzoek maakten we gebruik van het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH) en het Landelijk Informatie Netwerk Eerstelijnspsychologen (LINEP) over het jaar 2009.

Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg

Het LINH omvat een landelijk representatieve verzameling van ongeveer 80 huisartsenpraktijken die jaarlijks gegevens registreren over klachten en aandoeningen, contacten en verrichtingen, medicatievoorschriften en verwijzingen.8 Die gegevens leggen huisartsen routinematig vast in de elektronische patiëntendossiers. Ze registreren klachten en aandoeningen met behulp van de International Classification of Primary Care (ICPC-1).9 In 2009 hadden 28.349 patiënten contact met de huisarts in verband met een psychisch probleem (ICPC-code in het P-hoofdstuk).
Ten behoeve van het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag onderscheidden we vier groepen patiënten die vanwege een psychisch probleem de huisartsenpraktijk bezochten: 1) patiënten die niet zijn verwezen; 2) patiënten die naar een ELP zijn verwezen; 3) patiënten die naar een andere eerstelijns-ggz-hulpverlener (bijvoorbeeld AMW’er, SPV’er) zijn verwezen; 4) patiënten die naar een meer gespecialiseerde ggz-discipline (zoals ggz-instellingen, zelfstandig gevestigde psychiater of psychotherapeut, Consultatiebureau Alcohol en Drugs of psychogeriatrie) zijn verwezen.

Landelijk Informatie Netwerk Eerstelijnspsychologen

Het LINEP is in samenwerking met de Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) opgezet en bevat gegevens over afgesloten cliëntcontacten bij eerstelijnspsychologen die lid zijn van de LVE. De LVE telde in 2009 zo’n 1050 leden en vertegenwoordigde daarmee bijna 75% van alle geregistreerde eerstelijnspsychologen in Nederland.10 Sinds 2004 leveren zo’n 650 tot 700 eerstelijnspsychologen jaarlijks gegevens aan (onder andere kenmerken van cliënten, klacht of diagnose, type hulp of behandeling en het hulpverleningsproces) van iedere cliënt van wie de behandeling in het afgelopen jaar is afgesloten.
We konden beschikken over informatie met betrekking tot 56.271 cliënten die in 2009 een behandeling hadden afgesloten bij 644 eerstelijnspsychologen. Voor het huidige onderzoek hebben we een onderscheid gemaakt tussen twee groepen cliënten: 1) cliënten die zijn verwezen op initiatief van de huisarts en 2) cliënten die uit eigener beweging naar de ELP zijn gegaan.

Patiënt- en cliëntkenmerken

Van zowel de huisartspatiënten als de ELP-cliënten waren leeftijd, geslacht en de diagnose (waarvoor verwezen of contact geweest is) bekend. De huisartspatiënten die voor een psychisch probleem contact hadden met de huisarts, konden meermaals contact hebben gehad, en voor verschillende klachten. De drie meest voorkomende soorten problemen, depressie (ICPC-code P03 en P76), angst (P01 en P74) en surmenage (P02 en P78), hebben we geclusterd en apart geanalyseerd. Overige psychische symptomen, uitgedrukt in de resterende ICPC-codes P01 tot en met P29, en de overige psychische problemen, uitgedrukt in de resterende ICPC-codes P70 tot en met P99, verdeelden we ook over aparte categorieën.
Van de ELP-cliënten is naast leeftijd en geslacht ook het opleidingsniveau bekend en zijn aanmeldingsklachten en problemen/diagnoses (zoals vastgesteld door de psycholoog) volgens de DSM-IV-systematiek geregistreerd. De DSM-IV is een classificatiesysteem voor psychische aandoeningen dat vijf assen onderscheidt: 1) psychopathologie; 2) achterliggende persoonlijkheidsstoornissen; 3) somatische ziekten; 4) psychosociale en uitlokkende factoren; 5) niveau van functioneren in de vorm van een GAF (Global Assessment of Functioning) score, die loopt van 0 tot 100.11 Een hoge score betekent dat er weinig tot geen symptomen zijn en dat men op verschillende gebieden uitstekend functioneert, een lagere score betekent dat er meer en ernstigere symptomen zijn en dat men slechter functioneert.

Analyse

Huisartspatiënten die in 2009 zijn verwezen naar een ELP hebben we vergeleken met patiënten die naar een andere eerstelijns-ggz-zorgverlener zijn verwezen en met patiënten die naar een gespecialiseerde ggz-discipline zijn verwezen.
Een klein aantal patiënten telt in deze categorieën dubbel omdat zij in het onderzochte jaar naar verschillende ggz-disciplines zijn doorverwezen. Aangezien we geïnteresseerd zijn in de groep patiënten die naar een ELP zijn verwezen zijn dubbeltellingen bij de ELP-groep gerekend. Zie ook [tabel 1, legenda ].
Bij de cliënten van de ELP hebben we de groep die op initiatief van de huisarts is gekomen, vergeleken met de groep die op eigen initiatief naar de ELP is gegaan. Hiervoor hebben we een T-test, een chi-kwadraattoets en de Fisher-exact-test gebruikt.
Tabel1Kenmerken van patiënten die door de huisarts zijn verwezen naar een ELP, andere eerstelijns-ggz-discipline en naar de gespecial
Niet verwezenWel verwezen naar een ggz-discipline (n = 4341‡)
Wel psychisch probleem
(n = 25.050)
Verwezen naar ELP (n = 2.229)Verwezen naar andere eerstelijns-ggz*(n = 283)Verwezen naar gespecialiseerde ggz (n = 1.965)Vergelijking ELP – andere eerstelijnsdiciplineVergelijking ELP – gespecialiseerde ggz
Kenmerken van de patiënt%%%%p-waardep-waarde
Leeftijd (sd)47,1 (22,4)35,0 (15,4)40,6 (15,2)34,2 (20,7)0,91
Sekse
– vrouw14.76859,0143964,619066,7107554,70,54
– man10.28041,079035,49333,389045,3
Probleem
Alle psychische problemen 25050100145865,415254,1159481,1
– Depressie (P03, P76)552422,130013,53512,435618,10,24 &lt 0,001
– Angst (P01, P74)504020,132614,6258,825012,70,0040,012
– Overspannenheid (P02, P78)257910,328812,95318,71477,50,005
– Overige psychische symptomen12.41049,541218,53010,660030,50,002
– Overige psychische diagnoses405916,229013,04817,030815,70,04 0,011
Sociale problemen44820,19834,61949,9 &lt 0,001
Andere diagnoses 2119,54214,81276,50,003
* Hieronder vallen algemeen maatschappelijk werk en sociaal psychiatrisch verpleegkundige. † Hieronder vallen ggz-instelling, polikliniek psychiatrie, vrijgevestigd psychotherapeut en psychiater, Consultatiebureau Alcohol en Drugs, en psychogeriatrie. ‡ Als gevolg van enige dubbeltellingen (16 verwijzingen naar ELP én andere eerste lijn, 91 naar ELP én tweede lijn, 29 naar andere eerste lijn én tweede lijn) is het totaal lager dan de som der delen.

Resultaten

Bekeken vanuit de huisartsenpraktijk

De tweede kolom van [tabel 1] beschrijft de niet-verwezen patiënten met psychische symptomen en diagnoses. Van de 28.349 patiënten die in 2009 bij de huisarts zijn geweest met klachten van psychische aard zijn er 25.050 (88,4%) niet doorverwezen naar een ggz-discipline. Deze niet-verwezen patiënten waren gemiddeld 47,1 jaar oud en 59% was vrouw. De meest voorkomende redenen waarvoor deze mensen hulp bij de huisarts zochten waren depressie (22 %) of angstklachten (20,1 %), en slaapproblemen (18,9%). De 4341 patiënten die in het jaar 2009 wel een verwijzing naar een ggz-discipline kregen waren gemiddeld jonger dan de niet-verwezen patiënten, namelijk 35,0 (± 17,9) jaar oud (p < 0,001) en 60,2% was vrouw (p = 0,06). De grootste groep kreeg een verwijzing naar een eerstelijns-ggz-discipline (2229 patiënten naar een ELP, 234 patiënten naar het AMW, 52 naar een SPV’er) en 1965 patiënten werden naar een meer gespecialiseerde ggz-instelling verwezen (1341 patiënten naar de psychiatrie, 615 patiënten naar een Riagg, 23 patiënten naar de psychogeriatrie) [tabel 1].

ELP versus andere eerstelijns-ggz en gespecialiseerde ggz

Patiënten die zijn verwezen naar een ELP hadden in vergelijking met de andere ggz-disciplines vaker last van angst. Overspannenheid en sociale problemen komen vaker bij de ELP terecht dan bij de tweedelijns-ggz, maar hier speelt de overige eerstelijns-ggz een nog grotere rol. Patiënten die zijn verwezen naar het AMW of een SPV’er blijken significant vaker voor een sociaal probleem (in het bijzonder woon- en financiële problemen, en problemen rondom ziekte) en minder vaak voor een psychisch probleem te zijn verwezen, en hebben vaker last van surmenageklachten.
Patiënten die de huisarts naar meer gespecialiseerde ggz-instellingen heeft verwezen, hebben vaker wegens depressie en psychische symptomen een verwijzing gekregen dan patiënten die verwezen zijn naar de ELP. Significant meer mannen zijn verwezen naar gespecialiseerde ggz-instellingen (45,9%), dan naar een ELP (35,4%). Verder kregen patiënten vaker voor een psychisch probleem een verwijzing naar de gespecialiseerde ggz en minder vaak voor een sociaal probleem.

Bekeken vanuit de eerstelijnspsychologenpraktijk

Vanuit de eerstelijnspsychologenpraktijk bekeken bleken leeftijd en geslacht niet significant te verschillen tussen patiënten die op initiatief van de huisarts naar een ELP zijn verwezen en patiënten die hier uit eigener beweging zijn terechtgekomen [tabel 2]. Patiënten die zelf hulp zochten bij een ELP bleken wel hoger opgeleid te zijn dan patiënten die de huisarts had verwezen.
Patiënten die op eigen initiatief kwamen bleken bij aanmelding vaker interpersoonlijke problemen of identiteitsproblemen te hebben, terwijl patiënten die op initiatief van de huisarts kwamen zich vaker hadden aangemeld in verband met stemmingsklachten, aanpassings- en verwerkingsproblemen en psychosomatische klachten.
Tabel 2Kenmerken van patiënten van eerstelijnspsychologen die op eigen initiatief hulp zoeken of op initiatief van de huisarts
Initiatief huisartsn = 35.818Eigen initiatiefn = 15.563p-waarde
Basiskenmerken van de patiënt
Leeftijd
gemiddelde (sd) min-max
39,4 (14,8) 3-99 38,8 (13,9) 3-910,99
Sekse
– vrouw
– man
%
23.542
12.273
65,7
34,3
%
10.117
5.446
65,0
35,0
0,11
Opleidingsniveau
– hoog
– middelbaar
– laag
– onbekend
10.914
13.830
9.126
1.948
30,5
38,6
25,5
5,4
6.489
5.496
2.793
785
41,7
35,3
18,0
5,0
Klacht waarmee aangemeld bij ELP
Aanmeldingsklacht volwassenen
– Stemmingsklachten (depressie en angst)
– Interpersoonlijke problemen
– Aanpassings- en verwerkingsproblemen
– Werk- en studieproblemen
– Psychosomatische klachten
– Identiteitsproblemen
– Anders
9.963
7.687
7.767
2.921
1.638
1.330
2.095
27,8
21,5
21,7
8,2
4,6
3,7
5,9
3.252
4.683
2.920
1.172
445
810
1.196
20,9
30,1
18,8
7,5
2,9
5,2
7,7
0,02
Aanmeldingsklacht jeugd
Totaal
2.4176,81.0847,00,37
Problemen vastgesteld door ELP
– Psychische stoornis (DSM-IV-as 1)
Geen psychische stoornis
4.76213,33.11620,0
– Persoonlijkheidsstoornis (DSM-IV-as 2)
Specifieke persoonlijkheidsstoornis
1.7174,87494,80,93
– Somatische aandoening (DSM-IV-as 3) (Chronisch) somatische aandoening7.43220,72.59816,7
– Psychosociale problemen (DSM-IV-as 4)
(Psycho)sociale problemen
27.86377,812.06977,50,55
– Functioneren (GAF score) (DSM-IV-as 5)
gemiddelde (sd)
62,7 (9,6)64,9 (10,2)
* Er ontbreken enkele waarden. † Paranoïde, schizoïde/schizotypische, antisociale, borderline, theatrale, narcistische, ontwijkende, afhankelijke en obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis en persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven.

Problemen door ELP vastgesteld

Patiënten die uit eigener beweging hulp zochten bij de ELP bleken minder psychopathologie te hebben, dan patiënten die op initiatief van de huisarts kwamen. Ook kwam somatische comorbiditeit vaker voor bij patiënten die op initiatief van de huisarts hulp hebben gezocht. Wat betreft de psychosociale problemen (DSM-IV-as 4) bleken patiënten die op initiatief van de huisarts zijn gekomen vaker werk- (p < 0,001) en financiële problemen (p < 0,01) te hebben, maar minder vaak problemen binnen de primaire steungroep (p < 0,001) (niet in de tabel weergegeven). Ten slotte hadden patiënten die op eigen initiatief naar de ELP zijn gegaan een significant hoger niveau van functioneren (DSM-IV-as 5), dan degenen die via de huisarts zijn gekomen.

Beschouwing

Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de rol van de ELP bij de zorg voor mensen met psychische problemen en hoe deze zich verhoudt tot die van de huisarts en andere ggz-disciplines. We hebben onderzocht welke klachten en problemen de ELP behandelt in vergelijking met andere ggz-hulpverleners. Hiervoor hebben we gegevens uit huisartsenpraktijken en eerstelijnspsychologenpraktijken gebruikt.
Vanuit de huisartsenpraktijk bezien is de ELP een belangrijke verwijsmogelijkheid: meer dan de helft van alle ggz-verwijzingen komt bij een ELP terecht. Vrouwen worden over het algemeen vaker naar een eerstelijns-ggz-discipline verwezen, mannen meer naar de gespecialiseerde ggz. Patiënten met een psychisch probleem (vooral angst) krijgen vaker een verwijzing naar een ELP, dan naar het AMW of een SPV’er. Voor sociale problemen sturen huisartsen patiënten juist veelvuldig naar de andere eerstelijns ggz-disciplines.
Vanuit de eerstelijnspsychologenpraktijk bezien komen mensen met angst en depressie, psychosomatische klachten en aanpassingsproblemen vaker via de huisarts, terwijl mensen die op eigen initiatief bij de ELP aankomen meer problemen in de relationele sfeer hebben. Mensen die zich op eigen initiatief bij een ELP melden lijken een specifieke groep te vormen: ze zijn gemiddeld hoger opgeleid, hebben vaker geen psychiatrische stoornis (volgens DSM-IV-criteria) en functioneren over het algemeen beter. Een verklaring voor het feit dat deze mensen dikwijls geen psychopathologie hadden, is gelegen in het feit dat een groot deel (45,9%) interpersoonlijke problemen had, terwijl dit in mindere mate (26,1%) gold voor mensen bij wie wel psychopathologie was vastgesteld. Blijkbaar komen mensen met problemen die niet strikt psychopathologisch zijn, maar wel die wel in de interpersoonlijke sfeer spelen relatief vaak bij de ELP terecht. Dit is niet verwonderlijk: een belangrijke eigenschap van de eerstelijns-ggz is dat men daar aandacht heeft voor de context waarbinnen klachten zich ontwikkelen. Er hoeft dus niet per definitie (al) sprake te zijn van een psychiatrische stoornis.
Het onderzoek heeft een belangrijke beperking waarmee we rekening moeten houden bij het trekken van conclusies. We hebben namelijk gekeken naar zorggegevens binnen één kalenderjaar en niet naar een langere periode. De gegevens van de eerstelijnspsychologen bestaan uit afgesloten contacten of behandelingen binnen een jaar, met de bijbehorende kenmerken van die behandeling, terwijl de huisarts gegevens op meer niveaus (aandoeningen, verrichtingen, voorschriften, verwijzingen) verzamelt en deze met een grotere regelmaat (elke paar maanden) aanvult. Daarom hebben we de gegevens van een specifieke periode geanalyseerd. 2009 was het meest recente jaar waarover complete gegevensverzamelingen beschikbaar waren, zowel van de huisartsen als van de eerstelijnspsychologen. In een ideale situatie zouden we een langere periode bekijken om episodes te kunnen onderscheiden en de zorg door te tijd heen te kunnen volgen. Dit is vooral interessant als we de gelegenheid hebben om de patiënten door de verschillende systemen heen te volgen. Dan zouden we bijvoorbeeld kunnen nagaan of men zich aan stepped-care-principes houdt (dat wil zeggen dat patiënten niet eerder of intensiever dan nodig en niet later of minder intensief dan nodig worden behandeld) en wanneer men precies doorverwijst.
Een ander nadeel is het gemis aan gegevens aan de hand waarvan we de patiëntenprofielen meer inhoud kunnen geven, bijvoorbeeld om de ideale kandidaat voor verwijzing naar de ELP te karakteriseren. Indien we kenmerken als ziekte-inzicht, zelfredzaamheid of therapietrouw hierin betrekken, dan blijft aparte gegevensverzameling toch nodig.

Conclusie

Op basis van de huidige resultaten kunnen we concluderen dat we een verschuiving van verwijzingen voor lichtere psychopathologie naar de eerste lijn in het algemeen en de eerstelijnspsycholoog in het bijzonder vooral moeten zoeken binnen depressie en andere psychische symptomen. Als het om overspannenheid, angst en sociale problemen gaat verwijzen huisartsen het merendeel van de patiënten al naar de eerste lijn, vaak naar de ELP. Onder die psychische symptomen schuilt uiteraard een belangrijk deel dat om specifieke deskundigheid vraagt: psychische symptomen bij jeugdigen en verslavingsproblematiek. Beide soorten problemen worden momenteel niet veel aangeboden bij eerstelijnspsychologen. Slechts 7% van de aanmeldingklachten betroffen jongeren en de verslavingsproblemen vallen binnen de categorie ‘anders’ bij volwassenen (6%).
Als de huisarts de ELP inschakelt, gaat het vooral om problemen met angst, depressie en psychische symptomen. Als cliënten zich op eigen initiatief aanmelden kampen ze vaak ook met relatieproblemen, zijn ze hoog opgeleid en functioneren ze relatief goed. Dit is nog niet eerder ontdekt en beschreven, en verduidelijkt de rol die de ELP speelt bij de zorg voor mensen met psychische problemen.
In een toekomstige basis-ggz krijgt de ELP vooral een rol in het kader van de kortdurende behandeling van psychopathologie. De ELP zal zich daarin kunnen onderscheiden van de praktijkondersteuner op ggz-gebied, omdat cliënten in een beperkt aantal, probleemgerichte sessies een volledige behandeling krijgen. De POH-ggz zal de problemen met de cliënt doornemen en deze doorgeleiden naar de best mogelijke hulp, zonder zelf gedurende meer dan hooguit vier sessies te behandelen. De ELP zal zich van het AMW onderscheiden in de nadruk die het laatste op sociale problemen legt. De ELP zal voor een deel de concurrentie moeten aangaan met de SPV’er. Beide disciplines richten zich op de kortdurende behandeling van lichtere psychopathologie.@@@

Literatuur

  • 1.De Graaf R, Ten Have M, Van Dorsselaer S. De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut, 2010.
  • 2.Verhaak PFM, Van Beljouw IMJ, Van Dijk CE. Beleidsonderzoek GGZ: ondersteunende analyses. Utrecht: NIVEL, 2010.
  • 3.Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (MinVWS). Beleidsvisie GGZ. Den Haag: Elkerhout, 1999.
  • 4.Trimbos-instituut. Trendrapportage GGZ 2010. Deel 2. Toegang en zorggebruik. Utrecht: Trimbos-instituut, 2010.
  • 5.Janssen R, De Wildt JE. Traditionele aanbieders onvoldoende alert. Concurrentie in de (eerstelijns)-GGZ. De Eerstelijns 2010;2:24-27.
  • 6.LVE. Jaarbericht landelijke vereniging van eerstelijnspsychologen 2010. Amsterdam: LVE, 2011.
  • 7.Lamers E, Bosch F, Hinderink L, Verschuren C, redactie. Handboek psychologie in de eerste lijn. Kortdurende behandeling van veelvoorkomende problemen. Amsterdam: Harcourt Assessment bv, 2006.
  • 8.Verheij RA, Van Dijk CE, Abrahamse H, Davids R, Visscher S, Braspenning J, et al. Landelijk Informatienetwerk Huisartsenzorg. Feiten en cijfers over huisartsenzorg in Nederland. Utrecht/Nijmegen: NIVEL/WOK, www.nivel.nl/LINH.
  • 9.Lamberts H, Wood M. International Classification of Primary Care (ICPC). Oxford: Oxford University Press, 1990.
  • 10.Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE). Jaarbericht LVE. Amsterdam: LVE, 2009.
  • 11.American Psychiatric Association. Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger, 2001.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen