Samenvatting
Van Dulmen S, Fassaert T, Van der Jagt L, Schellevis F. De relatie tussen positieve communicatiestrategieën en het beloop van alledaagse klachten. Huisarts Wet 2010;53(5):265-71. Doel Consulten voor alledaagse klachten vormen een aanslag op de werklast van de huisarts. Specifieke communicatiestrategieën, zoals actief luisteren en het wekken van positieve uitkomstverwachtingen, dragen mogelijk bij aan zelfzorg bij de patiënt. Bij dit onderzoek zijn we nagegaan hoe vaak huisartsen dergelijke strategieën hanteren en hoe deze samenhangen met ervaren gezondheid, consultfrequentie en medicatietherapietrouw. Methode In 524 op video opgenomen consulten met patiënten met alledaagse klachten observeerden we de volgende strategieën: actief luisteren, positieve communicatie, patiëntgerichtheid, het (wetenschappelijk) onderbouwen van advies en het voortbouwen op eerdere behandelervaringen. De patiënten vulden vragenlijsten in. Informatie over consultfrequentie was afkomstig van de doorlopende patiëntenregistratie. We analyseerden de verkregen gegevens aan de hand van multivariate regressieanalyse. Resultaten Het uiten van een gunstige prognose blijkt gerelateerd aan een betere gezondheid, maar alleen als de huisarts gelijktijdig een verklaring voor de oorzaak van de klachten geeft. Zo’n verklaring is ook gerelateerd aan een betere gezondheidstoestand bij de patiënt, behalve wanneer hij zich bij binnenkomst somber voelt. Actief luisteren en betrokkenheid bij de besluitvorming blijken bij deze subgroep samen te hangen met grotere therapietrouw. Conclusie Patiënten met alledaagse klachten lijken gebaat bij een huisarts die duidelijk én optimistisch is over de aard en de oorzaak van de klachten, behalve wanneer zij zich somber voelen. Dan lijkt vooral een luisterend oor te werken. Huisartsen doen er dus goed aan zich te vergewissen van de emotionele toestand van de patiënt.
Wat is bekend?
- De meeste klachten waarmee een patiënt zijn huisarts bezoekt zijn alledaags, dat wil zeggen niet acuut of chronisch.
- Positievere communicatiestrategieën kunnen de gezondheid van patiënten wellicht bevorderen.
Wat is nieuw?
- Het geven van een duidelijke uitleg over de oorzaak van de klachten gecombineerd met een positieve prognose lijkt gerelateerd te zijn aan een voorspoedig herstel.
- Patiënten die vóór het bezoek aan de huisarts somber gestemd waren, lijken minder gebaat bij een dergelijke positieve aanpak.
Inleiding
De meeste klachten waarvoor een patiënt de huisarts bezoekt zijn alledaags, dat wil zeggen niet chronisch en niet ernstig. Patiënten met alledaagse klachten willen in eerste instantie vooral van hun huisarts weten of hun zorgen omtrent de klachten terecht zijn.1 Veel patiënten hebben vaak meer dan een contact in dezelfde ziekte-episode, ook al is er in de meeste gevallen geen reden tot ongerustheid.2 Daarom leggen alledaagse klachten een aanzienlijk beslag op de tijd en zorg van de huisarts.3 Er is weinig onderzoek gedaan naar alledaagse klachten en recentelijk pleitte men dan ook voor meer aandacht voor deze kwestie.4 Gezien de aard van de klachten zijn klachtenverlichting en het terugdringen van de bezoekfrequentie aan de huisarts in belangrijke mate afhankelijk van de wijze waarop patiënten zelf met hun klachten omgaan. Veel patiënten missen daartoe de nodige instrumenten. De huisarts kan deze aandragen in de interactie met de patiënt, waarbij specifieke aandacht zou moeten uitgaan naar het doorbreken van klachtenbestendigend gedrag. Een hoge mate van angst en ongerustheid, en negatieve verwachtingen ten aanzien van de prognose kunnen namelijk interfereren met spontaan herstel, een natuurlijk beloop en zelfzorg.567 De bevordering van zelfzorg in termen van gewenst gedrag (het terugdringen van de overconsumptie en bevorderen van de therapietrouw) en emoties (het wegnemen van angst en ongerustheid) is afhankelijk van duidelijke voorlichting en advies. Daarnaast speelt ook de manier waarop de huisarts voorlichting en advies geeft een belangrijke rol. In die context heeft eerder onderzoek verschillende, potentieel effectieve communicatiestrategieën geïdentificeerd.8 De eerste strategie betreft het wekken van positieve verwachtingen ten aanzien van het beloop van de klachten, met andere woorden, het verstrekken van een positieve boodschap.910 Reeds in 1987 vond Thomas dat de ziekteduur aanzienlijk korter werd als de huisarts patiënten met alledaagse klachten tijdens een consult geruststelde ten aanzien van onderliggende ziekten, een duidelijke uitleg gaf en hen vertelde dat de prognose gunstig was.11 Bovendien waren de patiënten na zo’n positief consult vaker tevreden dan patiënten die de huisarts niet had gerustgesteld, geen duidelijke uitleg hadden gekregen en een onzekere prognose te horen hadden gekregen. De tweede strategie betreft actief luisteren, een vanzelfsprekende basisvoorwaarde voor elk gesprek. Binnen een medisch consult is actief luisteren bovendien van belang voor het verzamelen van informatie en geeft het patiënten het gevoel dat ze gehoord worden en dat de huisarts de last van hun klachten signaleert en erkent. Actief luisteren kan zowel verbaal als non-verbaal gecommuniceerd worden.12 Een patiëntgerichte communicatiestijl is de derde strategie die patiënten kan helpen hun alledaagse klachten het hoofd te bieden. Met patiëntgerichtheid beoogt men de zorg af te stemmen op de individuele behoeften en voorkeuren van een patiënt.1314 Eerder onderzoek bij patiënten met hoofdpijn laat zien dat de mate van patiëntgerichtheid van een huisarts bijdraagt aan een verbetering van de klachten.15 Ander huisartsgeneeskundig onderzoek toont aan dat patiëntgerichte communicatie zowel gunstig is in het licht van de ervaren gezondheid van de patiënt, als kosteneffectief doordat het het aantal diagnostische tests en verwijzingen terugdringt.16 Beleid dat uitgaat van eerdere positieve ervaringen van de patiënt vormt de vierde communicatiestrategie. Hiermee beoogt de huisarts rekening te houden met de ervaringen van een patiënt die eerdere behandelingen heeft ondergaan. Hierdoor garandeert de huisarts de continuïteit van de zorg en beïnvloedt hij tevens de uitkomstverwachtingen van de patiënt door gebruik te maken van diens positieve ervaringen,17 wat de patiënt een gevoel van vertrouwen kan geven en kan geruststellen.1819 De laatste strategie, ten slotte, betreft het (wetenschappelijk) onderbouwen van voorlichting en advies. Ook dit zou vertrouwen wekken bij de patiënt, wat een gunstige uitwerking kan hebben op diens gezondheid.1920 Wij hebben onderzocht in welke mate huisartsen deze strategieën gebruiken in hun dagelijkse consultvoering, en of het gebruik ervan samenhangt met de ervaren gezondheid en zelfzorg van patiënten met alledaagse klachten. We keken daarbij naar de frequentie van herhaalconsulten en de mate van medicatietherapietrouw. Aangezien de resultaten van eerder onderzoek suggereerden dat een aantal van deze communicatiestrategieën minder effectief zijn bij patiënten die erg ongerust zijn,21 hebben we ook gekeken in hoeverre de gemoedstoestand van de patiënt hierbij een mediërend effect heeft.
Methode
In het kader van de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk (NS2) zijn bij 142 huisartsen willekeurige spreekuurconsulten op video opgenomen.22 Na uitsluiting van patiënten met chronische ziekten bleek het in 524 gevallen te gaan om een alledaagse, dat wil zeggen veelvoorkomende en niet-chronische klacht, die niet wees op een ernstige aandoening.23 In dit artikel presenteren we de frequentie van het hanteren van elk van de genoemde communicatiestrategieën door de huisarts. We beschrijven de significante verbanden tussen de betreffende communicatiestrategie en de ervaren gezondheid van patiënten met alledaagse klachten, gemeten met de COOP/WONCA-kaarten.24 Daarnaast beschrijven we hun medische consumptie in termen van de frequentie van herhaalconsulten in dezelfde episode en de mate van medicatietherapietrouw bij patiënten aan wie de huisarts tijdens het op video opgenomen consult medicijnen heeft voorgeschreven. Deze therapietrouw hebben we twee weken na afloop van het consult met de Medication Adherence Questionnaire (MAQ) gemeten, een zelfrapportageschaal die nagaat of patiënten in de afgelopen tijd wel eens hun medicijnen zijn vergeten, onzorgvuldig zijn geweest of gestopt zijn met het nemen van hun medicijnen.25 Voor en na het consult hebben we de gemoedstoestand van de patiënt gemeten met de verkorte State Trait Anxiety Inventory (STAI).26 De ervaren gezondheid en gemoedstoestand hebben we na twee weken opnieuw gemeten.
Geobserveerde communicatiestrategieën
De mate waarin de huisartsen de vijf communicatiestrategieën hanteerden hebben we in kaart gebracht aan de hand van een observatie-instrument, dat bestaat uit vijftien items gemeten op een vijfpuntsschaal, waarbij 1 staat voor ‘zeer mee oneens’ en 5 voor ‘zeer mee eens’. Geobserveerde voorbeelden uit de consulten zijn weergegeven in tabel 1, de inhoud van de items staat in tabel 2. De verschillende strategieën werden als volgt gemeten.
Casus | |
Positieve communicatie | |
De patiënt heeft flinke keelpijn, geeft aan moeilijk te kunnen slikken en zegt zich hierover zorgen te maken. | Arts: ‘Ik zie verder geen dikke zwellingen, […] niet zodanig dat je zegt […] er zit iets echt helemaal mis. […] Wat ik zie is dat de achterkant van de keel, en ook de nissen waar de amandelen zitten, vurig rood, ontstoken zijn. Er zit geen pusvorming, en de amandelen zijn ook niet dik, wat wijst op een virus. […] Het heeft ongeveer een week nodig om door je eigen lichaam hersteld te worden. Met een dag of vijf, zes zal het wel overgaan.’ |
Actief luisteren | |
De patiënt heeft tijdens een eerder consult aangegeven dat hij zijn overleden vader erg mist. De huisarts komt daarop terug. | Patiënt: ‘Ik raakte in paniek.’ Arts: ‘Ja, […] dat merkte ik ook hoor, dat je er erg mee zat. Zo van: er moet wat aan de hand zijn. En je was negen kilo afgevallen, dat is niet niks. […] Dus met je zus kan je goed praten?’ Patiënt: ‘Ja, zij is een van de weinige personen met wie ik kan praten.’ [...]. Arts: ‘Dat lucht vast wel op, al zijn het dure telefoontjes naar Turkije.’ (Lacht vriendelijk.) Patiënt: (lacht ook) ‘Ja, dat lucht wel op.’ Arts: ‘Kun je het ook met je moeder delen, of ben je meer een steunpilaar voor je moeder?’ Patiënt: ‘Voor mijn moeder ben ik meer een steunpilaar.’ Arts: ‘Dat is ook best wel zwaar, denk ik.’ |
Patiëntgerichtheid | |
De patiënte heeft last van haar rug. Eerder heeft de huisarts bij haar een lichte afwijking in de wervelkolom geconstateerd. Volgens de huisarts is niet deze afwijking, maar een verkeerde houding de oorzaak van de klachten. | Arts: ‘Neem desnoods een pijnstiller, want het zou jammer zijn als je door deze klachten je stage niet kunt afmaken.’ Ten aanzien van oefentherapie/Mensendieck: ‘Het is ook een beetje wat je zelf wilt – als jij zegt: ik kijk het nog wat aan, en als het nodig is, dan bel ik wel […] dan vind ik het óók goed. Ik weet niet precies hoeveel last je nu hebt, maar áls je regelmatiger last krijgt zou dát mijn advies zijn. […] Een sport die met name goed is, is zwemmen […]. Bij paardrijden moet je ook op je houding letten, maar als je net begonnen bent, dan zul je daar wel last van hebben. Het zal wel goed zijn voor je houding.’ Patiënt: ‘Maar dat stuiteren?’ Arts: ‘Dat stuiteren misschien minder, maar dat is ook weer een kwestie van oefenen en trainen.’ Patiënt: ‘Ik dacht, ik wacht er maar even mee, want dadelijk is het helemaal niet goed.’ Arts: ‘Dat is niet zo. Het is niet zo dat je de boel daarmee definitief verziekt.’ |
Eerdere ervaringen | |
De patiënt heeft zijn knie tijdens het voetballen (een dag voor het consult) geblesseerd. | Arts: ‘Had jij zelf nog wat ondernomen, om de klachten te verminderen?’ Patiënt: ‘Tja, de een zei “koelen”, de ander “warm houden”. Toen heb ik gisteravond ijs, een ijspak erop gedaan en daarna wat verband.’ Arts: ‘Dat is perfect, goed. […] Voor je knie zit een heel klein slijmbeursje. Dat kan heel goed irriteren; het is ook wat dikker […]. Het vocht zit voor op de knie, niet aan de zijkant […]. Zo’n slijmbeursje kan heel goed gaan ontsteken. Wat ik zou doen in jouw geval is dus inderdaad koelen, […] rust houden, en zo proberen te voorkomen dat het gaat ontsteken.’ |
(Wetenschappelijke) onderbouwing | |
De patiënte geeft aan gevallen te zijn en pijn te hebben van de linkerschouder tot aan de heup. Ze heeft paracetamol genomen, maar heeft al tien dagen onafgebroken last en wil dat de huisarts er naar kijkt. | Arts: ‘Er kunnen een paar dingen gebeuren als u valt; u kunt iets kneuzen of breken. Uw schouderblad is gewoon goed, […] daar heeft u wel last van, maar niet heel veel. Daaronder zitten de ribben, en […] je hoort iets kraken op het moment dat u inademt. U ben verder gewoon gezond, […] het zou kunnen dat […] door de klap toch een rib niet alleen gekneusd is, […] maar ook gebroken is geweest. Dat zóu kunnen; theoretisch doe ik met die wetenschap helemaal niets. Het wordt een ander verhaal […] wanneer iemand heel erg benauwd wordt […] en slecht kan doorademen. Maar uit uw verhaal haal ik dat niet. Het heeft gewoon tijd nodig. Het was een behoorlijke klap, dus dat verbaast me niets.’ Patiënte (over de paracetamol): ‘En dan heb ik [tot nu toe] dus gedaan driemaal twee per dag.’ Arts: ‘Prima, (dat) zeggen wij ook; dat is een schema dat heeft als voordeel dat u […] de bloedspiegel een beetje constant maakt. Als je het alleen maar neemt als je pijn hebt […] dan werkt het eigenlijk niet.’ |
Een positieve boodschap geven
We scoorden de boodschap van de huisarts als positief aan de hand van de volgende drie items: wanneer de huisarts
- de patiënt vertelde dat er lichamelijk niets ernstigs aan de hand was;
- duidelijk was over de oorzaak van de klachten;
- een positieve prognose gaf over het klachtenbeloop.9
Actief luisteren
Het actief luisteren van de huisarts hebben we geoperationaliseerd aan de hand van de Attentive Listening Observation Scale (ALOS-global), een schaal met zeven items die we scoorden op een vijfpuntsschaal van ‘nooit’ tot ‘altijd’.12 De ontwikkeling en validering hiervan hebben we elders uitgebreid beschreven.12
Patiëntgericht communiceren
Patiëntgerichte communicatie hebben we gemeten aan de hand van de mate waarin de huisarts
- de patiënt ruimte geeft en aanmoedigt in diens eigen woorden te vertellen waarom hij/zij is gekomen;
- de patiënt ruimte geeft om mee te beslissen over het behandelplan;
- luistert naar de patiënt en in de context passende antwoorden geeft.1314
Voortbouwen op eerdere ervaringen van de patiënt
We hebben het voortbouwen op eerdere ervaringen van de patiënt beoordeeld op grond van de mate waarin de huisarts eerdere behandelervaringen van de patiënt bij zijn advies benoemde. Scores varieerden tussen eens, twijfel en oneens.
Onderbouwen van advies
De wetenschappelijke onderbouwing van de informatie hebben we beoordeeld aan de hand van de vraag of een huisarts een bron (handboeken, internet, resultaten uit onderzoek) expliciet aanhaalde, of impliciet, namelijk door bijvoorbeeld te spreken in termen van ‘wij, huisartsen’, of ‘in dit geval is het gebruikelijk om…’
Als een item binnen een schaal niet van toepassing was, dan hebben we dat als zodanig gescoord. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor de verschillende subschalen was voldoende.912
Statistische analyse
De frequentie van het gebruik van de communicatiestrategieën door de huisartsen geven we weer aan de hand van beschrijvende statistiek (tabel 2). We hebben multipele lineaire en logistische regressieanalyses gebruikt om de verbanden te onderzoeken tussen elk van de communicatiestrategieën en de uitkomstmaten ervaren gezondheid, therapietrouw en consultfrequentie. In de analyses controleerden we voor scores op de nulmeting en voor patiëntkenmerken. Communicatiestrategieën onderzochten we als hoofd- en interactie-effecten. Het was niet nodig om met behulp van een multiniveau-analyse te corrigeren voor clustering van patiënten binnen huisartsenpraktijken, want de intraclasscorrelatiecoëfficiënten waren laag (gemiddeld 0,04) en het aantal consulten per huisarts was klein (139 huisartsen met gemiddeld 3,8 patiënten).2728 Voor de analyses gebruikten we SPSS 11.5. In dit artikel presenteren we alleen de significante verbanden. Een uitgebreide beschrijving is elders te vinden.9
% consulten n = 524 | |
Positieve communicatie De huisarts… | |
1. zegt dat er lichamelijk niets ernstigs met de patiënt aan de hand is | 33,9 |
2. is duidelijk over de oorzaak van de klachten | 31,3 |
3. geeft een positieve prognose over het klachtenbeloop | 37,0 |
Actief luisteren De huisarts… | |
1. toont zich tijdens het gehele consult niet afgeleid door andere zaken | 61,1 |
2. is niet kortaf of gehaast | 56,3 |
3. luistert aandachtig | 68,0 |
4. geeft de patiënt de tijd en de ruimte om zijn probleem uiteen te zetten | 58,6 |
5. stelt explorerende vragen | 28,5 |
6. geeft het gesprek richting door structurele aanmoedigingen | 37,0 |
7. uit begrip voor de patiënt non-verbaal | 36,1 |
Patiëntgerichtheid De huisarts… | |
1. moedigt de patiënt aan de reden van zijn komst in eigen woorden te vertellen | 78,3 |
2. moedigt de patiënt aan (mee) te beslissen over de behandeling | 39,6 |
3. stelt zich ontvankelijk op jegens de patiënt | 84,5 |
Eerdere ervaringen | |
De huisarts benoemt eerdere (behandel)ervaringen van de patiënt | 34,7 |
(Wetenschappelijke) onderbouwing | |
De huisarts onderbouwt zijn/haar advies met (wetenschappelijke) argumenten | 44,3 |
Resultaten
Patiëntkenmerken
Tabel 3 toont de kenmerken van de 524 patiënten. Iets meer dan de helft van hen was vrouw en gemiddeld 46 jaar oud. Drieënzestig patiënten (12,0%) rapporteerden een alledaagse klacht gerelateerd aan het maagdarmstelsel, 270 (51,5%) hadden een klacht over het bewegingsapparaat, 130 (22,8%) hadden last van hun ademhalingsstelsel en 61 (11,6%) had een klacht aan de huid. Huisartsen schreven 64% van de patiënten een medicijn voor, van wie 17% na twee weken een vorm van therapieontrouw rapporteerde. Een op de vier patiënten had in dezelfde klachtepisode meer dan een contact.
n = 524 % | |
Geslacht | |
– Man | 42,9 |
– Vrouw | 57,1 |
Leeftijd | |
– 18-44 | 50,8 |
– 45-64 | 31,8 |
– ? 65 | 17,4 |
Opleiding | |
– Laag | 21,5 |
– Midden | 64,0 |
– Hoog | 14,6 |
Alledaagse klacht volgens ICPC-hoofdstuk | |
– D (Digestive) | 12,0 |
– M (Musculoskeletal) | 51,5 |
– R (Respiratory) | 22,8 |
– S (Skin) | 11,7 |
Medicatietherapietrouw | (n = 335) |
– Trouw | 83,0 |
– Ontrouw | 17,0 |
Contactfrequentie binnen episode | (n = 435) |
– 1 consult | 76,1 |
– ? 1 consult | 23,9 |
Positieve boodschap
Tijdens een op de drie consulten vertelden de huisartsen de patiënten dat er lichamelijk gezien niets ernstigs aan de hand was. In ongeveer een even groot deel van de consulten gaven zij een duidelijke uitleg over de klachten of een gunstige prognose. De combinatie van het uiten van een gunstige prognose en een duidelijke uitleg over de oorzaak ervan bleek samen te hangen met een betere algemene en fysieke gezondheidstoestand en een betere gemoedstoestand twee weken na het consult (tabel 4). Ook bleek expliciete geruststelling van de huisarts gerelateerd te zijn aan een betere algemene gezondheidstoestand, zoals gerapporteerd door de patiënt. Opvallend was dat een duidelijke uitleg bij patiënten die voorafgaand aan het consult hadden aangegeven somber gestemd te zijn, gepaard ging met grotere angst en een slechtere algemene gezondheidstoestand. Binnen deze subgroep bleek ook het geven van een gunstige prognose gerelateerd aan een hogere consultfrequentie voor dezelfde klachten.
Afhankelijke variabele | Onafhankelijke variabele | ? | Standaardfout | p |
Angst | Angst (voor consult) | 0,62 | 0,04 | 0,00 |
Slechte algemene gezondheid (voor consult) | 0,48 | 0,21 | 0,02 | |
Sombere stemming (voor consult) | 0,54 | 0,22 | 0,01 | |
Duidelijke uitleg | -0,09 | 0,21 | n.s. | |
Duidelijke uitleg x sombere stemming (voor consult) | 0,55 | 0,23 | 0,02 | |
Sombere stemming | Sombere stemming (voor consult) | 0,45 | 0,05 | 0,00 |
Leeftijd | -0,01 | 0,00 | 0,03 | |
Slechte algemene gezondheid (voor consult) | 0,17 | 0,05 | 0,00 | |
Duidelijke uitleg | -0,02 | 0,05 | n.s. | |
Gunstige prognose | -0,11 | 0,07 | n.s. | |
Duidelijke uitleg x gunstige prognose | -0,12 | 0,05 | 0,02 | |
Slechte fysieke gezondheid | Slechte fysieke gezondheid (voor consult) | 0,48 | 0,05 | 0,00 |
Slechte algemene gezondheid (voor consult) | 0,13 | 0,05 | 0,01 | |
Actief luisteren | 0,03 | 0,01 | 0,02 | |
Duidelijke uitleg | -0,05 | 0,05 | n.s. | |
Gunstige prognose | 0,08 | 0,07 | n.s. | |
Duidelijke uitleg x gunstige prognose | -0,12 | 0,05 | 0,02 | |
Slechte algemene gezondheid | Slechte algemene gezondheid (voor consult) | 0,60 | 0,04 | 0,00 |
Sombere stemming (voor consult) | 0,01 | 0,04 | n.s. | |
Geslacht (0 = man, 1= vrouw) | -0,25 | 0,09 | 0,01 | |
Actief luisteren | 0,03 | 0,01 | 0,00 | |
Geruststelling | -0,12 | 0,05 | 0,01 | |
Duidelijke uitleg | -0,12 | 0,05 | 0,01 | |
Gunstige prognose | -0,02 | 0,06 | n.s. | |
Duidelijke uitleg x gunstige prognose | -0,11 | 0,04 | 0,02 | |
Duidelijke uitleg x sombere stemming (voor consult) | 0,10 | 0,05 | 0,03 |
Actief luisteren
Bij ongeveer twee op de drie consulten bleken huisartsen actief te luisteren. Zij stelden echter in minder dan eenderde van de consulten explorerende vragen en toonden hun begrip voor de patiënt niet vaak op een non-verbale manier. Actief luisteren bleek als overkoepelend begrip gerelateerd aan een slechtere ervaren gezondheid na afloop van het consult (tabel 4). Ook hierbij speelde de gemoedstoestand van de patiënt een rol: bij de subgroep van patiënten die zich somber voelden, bleek actief luisteren sterker samen te hangen met het trouw slikken van de voorgeschreven medicatie (tabel 5).
Afhankelijke variabele | Voorspeller | ? | SE ? | Wald’s ?² | df | p | OR |
Medicatietherapietrouw | Slechte algemene gezondheid | -0,36 | 0,16 | 4,90 | 1 | 0,03 | 0,70 |
0 = therapietrouw | Sombere stemming | 0,33 | 0,15 | 5,06 | 1 | 0,03 | 1,39 |
1 = therapieontrouw | Actief luisteren | 0,03 | 0,04 | 0,58 | n.s. | 1,03 | |
Actief luisteren x sombere stemming | -0,39 | 0,16 | 6,21 | 1 | 0,01 | 0,68 | |
Contactfrequentie | Sombere stemming | 0,05 | 0,12 | 0,16 | 1 | n.s. | n.v.t. |
0 = eenmaal | Gunstige prognose | 0,05 | 0,19 | 0,08 | 1 | n.s. | n.v.t. |
1 = meer dan eenmaal | Gunstige prognose x sombere stemming | 0,43 | 0,15 | 7,82 | 1 | 0,01 | 1,53 |
Vervolgcontact | Leeftijd | 0,03 | 0,01 | 8,72 | 1 | 0,00 | 1,03 |
0 = geen vervolgcontact | |||||||
1 = vervolgcontact |
Patiëntgerichtheid
In het merendeel van de geobserveerde consulten bleken de huisartsen op een patiëntgerichte manier te communiceren. Patiënten kregen echter in slechts een op de drie consulten de gelegenheid mee te beslissen over de behandeling. Als overkoepelend begrip bleek patiëntgerichtheid geen invloed te hebben op ervaren gezondheid, consultfrequentie of therapietrouw. De afzonderlijke dimensies waaruit het consult is opgebouwd lieten wel enige invloed zien. Zo gaven patiënten twee weken na het consult aan zich lichamelijk beter te voelen indien de huisarts hen betrokken had bij de beslissing over de behandeling en rapporteerden ze betere medicatietherapietrouw.
Voortbouwen op eerdere ervaringen van de patiënt
Uit tabel 2 blijkt dat de huisarts tijdens ongeveer eenderde van de consulten eerdere ervaringen betrok bij het geven van een advies. De resultaten lieten geen relatie zien tussen het instellen van beleid op basis van eerdere ervaringen, en ervaren gezondheid, consultfrequentie en therapietrouw van de patiënten.
Onderbouwen van advies
In iets minder dan de helft van de consulten onderbouwde de huisarts zijn advies. We vonden geen relatie tussen het onderbouwen van het advies door de huisarts, en ervaren gezondheid, consultfrequentie en therapietrouw van de patiënten.
Beschouwing
Uit dit onderzoek blijkt dat huisartsen bij patiënten met alledaagse klachten sommige van de potentieel effectieve communicatiestrategieën, zoals actief luisteren en patiëntgerichtheid, geregeld hanteren. Andere passen ze minder vaak toe, bijvoorbeeld het geven van een positieve boodschap. Het relatief geringe aantal keren dat een positieve boodschap werd geuit kan te maken hebben met het feit dat aard en oorzaak van de gepresenteerde klachten (nog) niet altijd duidelijk waren. Verder bleek dat de huisartsen sommige onderdelen, zoals het stellen van explorerende vragen en het aanmoedigen van de patiënten om mee te beslissen over het beleid, minder vaak hanteerden dan andere, zoals het stimuleren van patiënten om in eigen woorden over de reden van hun komst te vertellen. In de gevallen dat huisartsen wél een positieve boodschap uitten, bleek dat positief gerelateerd te zijn aan de ervaren gezondheid en gemoedstoestand. Bij patiënten die vóór het consult somber gestemd waren bleek een positieve boodschap echter, zoals ook anderen hebben aangetoond,21 omgekeerd samen te hangen met de ervaren gezondheid en het aantal herhaalconsulten voor dezelfde klacht. Een verklaring hiervoor kan zijn dat een onmiddellijke positieve boodschap op deze patiënten prematuur overkomt. Wellicht moet het exploreren van emoties en het tonen van empathie bij hen prioriteit hebben.29 Onze bevinding dat actief luisteren juist voor de subgroep van patiënten met een sombere stemming gunstig lijkt uit te pakken, onderschrijft deze redenering en suggereert tevens dat actief luisteren vooral affectieve betekenis heeft voor de patiënt. Met uitzondering van patiëntgerichtheid werd voor de andere drie strategieën nauwelijks een verband aangetoond met de gewenste uitkomstmaten. Dat wil niet zeggen dat deze strategieën daarom niet waardevol zijn in consulten met patiënten met alledaagse ziekten, maar het betekent alleen dat ze voor de door ons onderzochte uitkomstmaten minder relevant lijken. Overeenkomstig de uitkomsten van eerder onderzoek,11 maar in tegenspraak met die van andere,30 lijken de emotioneel stabiele patiënten met alledaagse klachten gebaat bij een huisarts die positief communiceert, dat willen zeggen hen expliciet geruststelt, een duidelijke verklaring voor de klachten geeft en zijn vertrouwen in een gunstige prognose uitspreekt. Gezien het geringe aantal consulten waarin huisartsen deze strategieën op dit moment toepassen is hierin nog wel wat winst te behalen. Een gunstige uitkomst wordt ook waarschijnlijker als de patiënten kunnen meebeslissen over de behandeling, maar huisartsen geven hen daar momenteel slechts in een minderheid van de consulten de gelegenheid voor. Hierbij moeten we aantekenen dat dit observationele onderzoek geen uitspraken over causaliteit rechtvaardigt. De effectiviteit van het hanteren van positieve communicatiestrategieën zullen we daarvoor eerst in een gecontroleerd interventieonderzoek moeten onderzoeken. Niettemin geeft dit onderzoek, waarbij zowel huisarts als patiënt blind waren voor het doel van het onderzoek, een betrouwbaar beeld van de alledaagse consultvoering in de huisartsenpraktijk en van de mogelijkheden die positieve communicatiestrategieën bieden om met patiënten met alledaagse klachten om te gaan. Huisartsen kunnen alvast gaan nadenken over hun eigen communicatiegedrag en enkele positieve strategieën inzetten om te zien welk effect dat heeft op hun consultvoering. Het NHG biedt in toenemende mate ondersteuning en nascholing aan huisartsen. Die nascholing richt zich meestal op de medische inhoud, praktijkorganisatie en communicatie/attitude. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vooral van belang voor de programma’s die betrekking hebben op consultvoering en probleemoplossende vaardigheden. Bij supervisie en coaching bij huisartsen en huisartsen-in-opleiding besteedt men aandacht aan communicatiestijl en attitude. Tijdens de supervisie komen activiteiten ter sprake als het omgaan met de emoties van de patiënt, het geven van voorlichting en advies, het stimuleren van zelfzorg, het structureren van het consult en de samenspraak met de patiënt. De huisarts leert zijn mogelijkheden daartoe beter benutten door zijn ervaring te analyseren, te conceptualiseren en alternatief gedrag te oefenen. Bij coaching richt de huisarts zich op het realiseren van concrete gedragsdoelen, bijvoorbeeld het hanteren van negatieve emoties van patiënten of het structureren van het consult. Op grond van de uitkomsten van dit onderzoek adviseren wij nascholingsprogramma’s te ontwikkelen op het gebied van positieve consultvoering bij alledaagse klachten. Daarin zal specifieke aandacht moeten uitgaan naar de mediërende rol van de emotionele toestand waarin de patiënt de spreekkamer binnenkomt. Video-observatieonderzoek zoals dit, waarbij huisartsen noch onderzoekers van tevoren weten waar de aandacht bij het analyseren van de gegevens naar uitgaat, is om verschillende redenen waardevol. Het geeft een representatief beeld van de dagelijkse consultvoering van de huisarts, maakt duidelijk met welke complexe, subtiele of verborgen hulpvragen huisartsen dagelijks worden geconfronteerd en duidt op de kracht van communicatiestrategieën die zonder video-opnames niet zichtbaar en meetbaar zijn. Naast dit observationele onderzoek is echter ook interventieonderzoek nodig om de effectiviteit van de communicatiestrategieën aan te tonen en de winst daarvan te onderzoeken bij specifieke patiëntengroepen, bijvoorbeeld patiënten met persisterende alledaagse klachten, een zeer hoge consultfrequentie of een hoge mate van angst.
Literatuur
- 1.↲Bensing J, Schreurs K, De Rijk A. The role of general practitioner’s affective behaviour in medical encounters. Psych Health 1996;11:825-38.
- 2.↲Cardol M, Van Dijk L, De Jong J, De Bakker D, Westert G. Huisartsenzorg: wat doet de poortwachter? Utrecht: NIVEL, 2004.
- 3.↲Morris C, Cantrill J, Weiss M. GPs’ attitudes to minor ailments. Fam Pract 2001;18:581-5.
- 4.↲Van der Horst H. Een ondergeschoven kindje. Te weinig aandacht voor alledaagse klachten en kwalen. Med Contact 2006;61:412-4.
- 5.↲Kooiker S. Verwachtingen van medische zorg en ziektegedrag bij alledaagse aandoeningen. Huisarts Wet 1996;39:50-5.
- 6.↲Vercoulen JH, Swanink CM, Fennis JF, Galama JM, Van der Meer JW, Bleijenberg G. Prognosis in chronic fatigue syndrome: a prospective study on the natural course. J Neurol Neurosurg Psychiatry 1996;60:489-94.
- 7.↲Van Dulmen AM, Fennis JF, Mokkink HG, Bleijenberg G. The relationship between complaint-related cognitions in referred patients with irritable bowel syndrome and subsequent health care seeking behaviour in primary care. Fam Pract 1996;13:12-7.
- 8.↲Van Dulmen S. De helende werking van het arts-patiënt contact. Huisarts Wet 2001;44:490-4.
- 9.↲↲↲↲Fassaert T, Van Dulmen S, Schellevis FG, Van der Jagt L, Bensing JM. Raising positive expectations helps patients with minor ailments. BMC Fam Pract 2008;9:38.
- 10.↲Crow R, Gage H, Hampson S, Hart J, Kimber A, Thomas H. The role of expectancies in the placebo effect and their use in the delivery of health care: a systematic review. Health Technol Assess 1999;3:1-48.
- 11.↲↲Thomas K. General practice consultations: is there any point in being positive? BMJ 1987;294:1200-2.
- 12.↲↲↲↲Fassaert T, Van Dulmen S, Schellevis F, Bensing J. Active listening in medical consultations: development of the Active Listening Observation Scale (ALOS-global). Patient Educ Couns 2007;68:258-64.
- 13.↲↲Van den Brink-Muinen A, Van Dulmen AM, Jung HP, Bensing JM. Do our talks with patients meet their expectations? J Fam Pract 2007;56:559-68.
- 14.↲↲Epstein RM, Franks P, Fiscella K, Shields CG, Meldrum SC, Kravitz RL, et al. Measuring patient-centered communication in patient-physician consultations: theoretical and practical issues. Soc Sci Med 2005;61:1516-28.
- 15.↲The Headache Study Group of The University of Western Ontario. Predictors of outcome in headache patients presenting to family physicians – a one year prospective study. Headache 1986;26:285-94.
- 16.↲Stewart M, Brown JB, Donner A, McWhinney IR, Oates J, Weston WW, et al. The impact of patient-centered care on outcomes. J Fam Pract 2000;49:796-804.
- 17.↲Schers H, Maat C, Van de Ven C, Van den Hoogen H, Grol R, Van den Bosch W. Hoe denken huisartsen over continuïteit in de zorg? Huisarts Wet 2002;45:450-4.
- 18.↲Van Dulmen AM, Bensing JM. The effect of context in healthcare: a programming study. Den Haag: RGO, 2001.
- 19.↲↲Williams S, Weinman J, Dale J. Doctor-patient communication and patient satisfaction: a review. Fam Pract 1998;15:480-92.
- 20.↲Safran D, Taira D, Rogers W, Kosinski M, Ware J, Tarlov A. Linking primary care performance to outcomes of care. J Fam Pract 1998;47:213-20.
- 21.↲Graugaard PK, Eide H, Finset A. Interaction analysis of physician-patient communication: the influence of trait anxiety on communication and outcome. Patient Educ Couns 2003;49:149-56.
- 22.↲Westert G, Schellevis F, De Bakker D, Groenewegen P, Bensing J, Van der Zee J. Monitoring health inequalities through general practice: the Second Dutch National Survey of General Practice. Eur J Public Health 2005;15:59-65.
- 23.↲Van den Brink-Muinen A, Van Dulmen S, Schellevis F, Bensing J. Oog voor communicatie: huisarts-patiënt communicatie in Nederland. Utrecht: NIVEL/RIVM, 2004.
- 24.↲Van Weel C, Konig-Zahn C, Touw-Otten F, Van Duijn N, Meyboom-de Jong B. Measuring functional health status with the COOP/WONCA charts. A Manual. Groningen: NCG/NCH, 1995.
- 25.Morisky DE, Green LW, Levine DM. Concurrent and predictive validity of a self-reported measure of medication adherence. Med Care 1986,24:67-74.
- 26.Spielberger CD. Test Anxiety Inventory. Preliminary professional manual. Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press, 1980.
- 27.↲Kreft IG. Are multilevel techniques necessary? An overview, including simulation studies. Los Angeles: California State University, 1996.
- 28.↲Snijders T, Bosker R: Standard errors and sample sizes for two-level research. J Educ Stat 1993;18:237-59.
- 29.↲Di Blasi Z, Harkness E, Ernst E, Georgiou A, Kleijnen J. Influence of context effects on health outcomes: a systematic review. Lancet 2001;357:757-62.
- 30.↲Knipschild P, Arntz A. Pain patients in a randomized trial did not show a significant effect of a positive consultation. J Clin Epidemiol 2005;58:708-13.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.