Ik heb het artikel De saturatiemeter in de huisartsenpraktijk (H&W 2005;48:467-9) met aandacht gelezen, maar ik heb de nodige bedenkingen over de theoretische onderbouwing, de voorbeeldpatiënten en de conclusies. Het artikel besteedt geen aandacht aan de fysiologie van zuurstofbinding aan hemoglobine en de zuurstofspanning, de beperkingen die er zijn bij de feitelijke metingen en de fouten die zich kunnen voordoen tijdens de meting. Ook geven de auteurs een niet altijd goed toepasbare definitie van cyanose. De casuïstiek kenmerkt zich door een oververtegenwoordiging van patiënten met longfibrose. De prevalentie van longfibrose moet volgens schattingen rond de 30 per 100.000 zijn. De gemiddelde huisartsenpraktijk heeft dus niet meer dan 1 patiënt met longfibrose. De waarde van de saturatiemeting bij de behandeling van COPD in de eerste lijn is niet duidelijk. De ernst van een COPD-exacerbatie wordt niet bepaald door de aan- of afwezigheid van een desaturatie. Er kan sprake zijn van een belangrijke COPD-exacerbatie zonder saturatiedaling, op basis van zowel de vorm van de zuurstofdissociatiecurve als het feit dat de longen zoveel reservecapaciteit hebben dat er pas laat een desaturatie ontstaat. Een normale saturatie kan dus leiden tot een ‘fout-positief’ gerust gevoel bij huisarts en patiënt. Veel publicaties over saturatiemeting en COPD-exacerbaties hebben betrekking op patiënten die worden gezien op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Bij acute onverklaarde dyspneu kan er sprake zijn van een longembolie. De perifere saturatie speelt een ondergeschikte rol bij de diagnostiek van een longembolie. Veel patiënten met een longembolie hebben een normale saturatie. Pas in het geval van een massale longembolie, bij meerdere longembolieën tegelijk of samen met een preëxistente longaandoening kan er een significante daling optreden van de zuurstofsaturatie. De plaats van de saturatiemeting in de eerste lijn is nog niet duidelijk. Er zal nog veel onderzoek nodig zijn. Tot die tijd ontraad ik huisartsen een kostbare saturatiemeter aan te schaffen. P. Eppinga, longarts
Antwoord
Wij danken collega Eppinga voor zijn opmerkingen. De plaats van de saturatiemeter in de huisartsenpraktijk is inderdaad nog allerminst duidelijk. Onze observaties zijn bedoeld als stimulans voor onderzoek dat zou kunnen leiden tot een plaatsbepaling. Eppinga is ook bezorgd over de negatieve consequenties die invoering van de saturatiemeter in de praktijk zou kunnen hebben. Ter geruststelling merken wij op dat huisartsen gewend zijn om dit soort diagnostische mogelijkheden toe te passen als aanvullende diagnostiek. Vergelijkbaar bijvoorbeeld met het gebruik van het ECG-apparaat. De huisarts zal zijn beleid afstemmen op het lichamelijk onderzoek en vooral de anamnese. De saturatiemeter zou in twijfelgevallen een meerwaarde kunnen betekenen. Of dit waar blijkt te zijn zal nog onderzocht moeten worden. Wij hopen door onze publicatie hiervoor een aanzet te hebben gegeven. Wil van den Bosch
Reacties
Er zijn nog geen reacties.