Voor een doorsnee huisarts is het toepassen in de dagelijkse besluitvorming van de begrippen sensitiviteit, specificiteit en voorspellende waarde moeilijk. Het gebruik van deze terminologie in het journaalstukje Een normaal PSA stelt niet gerust (H&W 2005:48;538), helpt de praktiserend huisarts niet om dit begrippenkader onder de knie te krijgen. De schrijfster haalt op een nogal onhandige manier sensitiviteit en voorspellende waarde door elkaar. ‘Bij een afkappunt van 4,0 ng/ml heeft een verhoogd PSA een sensitiviteit van 20,5 en specificiteit van 93,8 (voor de aanwezigheid van prostaatcarcinoom). Dit betekent dat wij van de 100 mannen met een verhoogd PSA er 80 onterecht doorsturen.’ Dat is geen juiste conclusie; een sensitiviteit van 20,5% betekent dat 20,5% van de mensen die aan een prostaatcarcinoom lijden, een PSA hebben hoger dan 3. Hoeveel mensen met een verhoogde PSA ook werkelijk een prostaatcarcinoom hebben, wordt uitgedrukt in de voorspellende waarde en die is naast de testeigenschappen ook afhankelijk van de voorafkans. Volgens dit journaalstukje was bij 15,2% van de oudere asymptomatische mannen bij nader onderzoek een prostaatcarcinoom aanwezig, dit is de voorafkans. Om de voorspellende waarde te bereken wordt meestal een viervelden tabel gebruikt.
Prostaatcarcinoom | |||
---|---|---|---|
PSA | aanwezig | afwezig | totaal |
- 4 of hoger | 3 | 5 | 8 |
- | 12 | 80 | 92 |
- totaal | 15 | 85 | 100 |
TOH de Jongh
Reacties
Er zijn nog geen reacties.