Wetenschap

Depressie<
/KO>

Gepubliceerd
10 september 2001

Het onderzoek van Weel had als doel meer te weten te komen over het lange-termijnbeloop van depressie bij patiënten in de huisartspraktijk. Dat is voortreffelijk gelukt. Van Weel maakt meer dan waarschijnlijk dat het beloop van depressie in de huisartspraktijk afwijkt van dat in psychiatrische populaties. Dat doet ze op basis van haar eigen onderzoek en vervolgens bedt ze dat onderzoek in een systematisch literatuuronderzoek in dat tot dezelfde conclusie voert. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat er slechts beperkte gegevens zijn uit de eerste lijn en de open bevolking: de beschikbare gegevens wijzen op recidiefpercentage van rond veertig procent. Dat is aanzienlijk lager dan in psychiatrische populaties wordt gevonden. Dat blijkt ook uit haar eigen onderzoek, en dat ondanks het feit dat de huisartsen uit dat onderzoek anti-depressiva te laag en te kort doseren.

De specificiteit van de diagnose depressie door de huisartsen gesteld was hoog: als de huisarts een depressie diagnosticeert, is het ook bijna altijd een depressie volgens de daarvoor geldende criteria. De sensitiviteit van de diagnose was echter een punt van zorg: twintig procent van de patiënten met chronische nerveus-functionele klachten (CNFK) bleek volgens de geldende criteria een niet gediagnosticeerde, ernstige depressie te hebben. Natuurlijk, deze studie is uitgevoerd in de vier Nijmeegse CMR-praktijken, de rijke erfenis van Frans Huygen. Dat beperkt natuurlijk de generaliseerbaarheid van de resultaten. Maar de literatuur laat een vergelijkbaar beeld zien. Van Weel ontleent er een argument aan om mensen die met steeds wisselende klachten op het spreekuur komen, chronische klagers en somatiserende patiënten te diagnosticeren als CNFK, omdat mensen met die diagnose een hoog risico op depressie hebben. Ze pleit ook voor onderzoek onder huisartsen waarom huisartsen niet altijd depressie herkennen: is dat omdat de patient niet aan de diagnose wil, omdat er soms geen praktische consequenties aan de diagnose zijn verbonden? Mensen die eenmaal een depressie hebben gehad houden ook lang na de depressie meer psychische klachten en blijken naderhand een slechtere algemene gezondheidstoestand te hebben. De vraag is of ze kwetsbaar geworden zijn als gevolg van de depressie of dat ze een depressie kregen omdat ze al kwetsbaar waren. Hoe het zij, het belang van de continuïteit van zorg, de kennis van de voorgeschiedenis wordt er opnieuw mee onderstreept. Van Weel vindt er een argument in om mensen die eenmaal een depressie hebben gehad langdurig en zorgvuldig te blijven vervolgen. Het is een proefschrift geworden van meer dan uitsluitend academisch belang: van Weel doet op grond van haar bevindingen niet alleen aanbevelingen voor verder onderzoek, maar ook geeft ze suggesties voor de dagelijkse praktijk gebaseerd op gegevens uit de huisartspraktijk. Het onderzoek relativeert conclusies op grond van onderzoek in andere populaties dan die van de huisarts en het draagt daarom bij aan de versterking van de wetenschappelijke basis van de huisartsgeneeskunde.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen