Het screeningsinterval voor diabetische retinopathie kan wellicht omhoog van één naar drie jaar, dat is de conclusie van de Liverpool Diabetic Eye Study. Bijna alle huisartsenpraktijken in de regio Liverpool deden aan het onderzoek mee (101 van de 104). Hun diabetespatiënten (n=7615) die niet onder controle van de oogarts waren, werden tussen 1991 en 1999 ten minste jaarlijks gevolgd met visusmetingen en drieveldenfundusfotografie. De gemiddelde leeftijd bij het ontdekken van de diabetes lag rond de 58 jaar. Bij aanvang van het de screening – gemiddeld drie jaar na de diagnose diabetes – hadden 3743 patiënten geen retinopathie, 810 een achtergrondretinopathie en 217 een milde proliferatieve vorm. De incidentie van gezichtsbedreigende retinopathie was na 1 jaar 0,3% en liep op tot een cumulatieve incidentie van 3,9% na 5 jaar. De prognose van bestaande netvliesafwijkingen bij de eerste screening was slecht: bijna driekwart van de patiënten met een milde retinopathie had na 5 jaar een gezichtsbedreigende vorm. De kans om in een jaar ernstige visusproblemen te krijgen was bij een achtergrondretinopathie 5% en bij de milde proliferatieve vorm 15%. Dergelijke patiënten horen wel frequent gecontroleerd te worden. Volgens de onderzoekers zou het screeningsinterval bij patiënten zonder fundusafwijkingen bij aanvang van de screening naar 3 jaar kunnen. Verlenging van het interval zal in ieder geval de wachtlijsten bij oogartsen verkleinen of de werkdruk verminderen van de huis-artsenlaboratoria die fundusfotografie aanbieden. De huidige NHG-Standaard gaat overigens nog uit van jaarlijks fundusonderzoek. (JZ)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.