Wetenschap

Diagnostiek van atriumfibrilleren in de eerste lijn

Gepubliceerd
20 mei 2008

Vraagstelling

Hoe goed kunnen huisartsen en praktijkverpleegkundigen atriumfibrilleren vaststellen op een ECG?

Betekenis voor huisarts en patiënt

De NHG-Standaard Atriumfibrilleren geeft richtlijnen omtrent diagnostiek en behandeling van atriumfibrilleren (AF).1 Een ECG wordt gezien als het standaardonderzoek om de diagnose atriumfibrilleren te stellen. Er is weinig bewijs omtrent het betrouwbaar diagnosticeren van atriumfibrilleren met een ECG in de eerste lijn. Dit Engelse onderzoek laat zien dat veel eerstelijnsmedewerkers niet goed in staat zijn om atriumfibrilleren met een ECG te diagnosticeren. Het stellen van de diagnose AF met een ECG moet gedaan worden door personen met een geschikte training voor het interpreteren van een ECG.

Korte beschrijving

Inleiding Atriumfibrilleren (AF) is een belangrijke risicofactor voor CVA en komt bij ongeveer 5% van de mensen boven de 65 jaar voor. De diagnose kan gemakkelijk gesteld worden met een ECG, en behandeling met anticoagulantia kan het risico op CVA significant verminderen. Dit onderzoek gaat over de sensitiviteit, specificiteit en positief en negatief voorspellende waarde bij het interpreteren van een ECG in de eerste lijn.2 Doel Validiteit bepalen van de diagnose AF gesteld door eerstelijnsmedewerkers en interpretatieve software bij het interpreteren van een ECG. Onderzoeksopzet Valideringsonderzoek met als gouden standaard onafhankelijke ECG-interpretatie door twee cardiologen. Patiëntenpopulatie Als onderdeel van de SAFE-studie (screening for atrial fibrillation in the elderly) werden 2595 patiënten boven de 65 jaar gescreend voor AF. Er deden 49 huisartsen en 49 nurse practitioners mee aan het onderzoek. Interventies Alle ECG’s werden onafhankelijk van elkaar beschreven door huisartsen, nurse practitioners en de ‘Biolog interpretatieve software’ en ze werden beoordeeld door twee cardiologen. Primaire uitkomstmaat Sensitiviteit, specificiteit en positief en negatief voorspellende waarden van het oordeel van huisartsen en praktijkverpleegkundigen. Resultaten De prevalentie van AF in dit screeningsonderzoek was 7%. Huisartsen detecteerden 79 van de 99 gevallen van AF op een 12-afleidingen ECG (sensitiviteit 80%; 95%-BI 71-87) en diagnosticeerden AF ten onrechte bij 114 van de 1355 patiënten met sinusritme (specificiteit 92%; 95%-BI 90-93. De positief voorspellende waarde (VW+) was 40%; de negatief voorspellende waarde (VW-) was 98%. Nurse practitioners detecteerden bijna evenveel gevallen van AF (sensitiviteit 77%; 95%-BI 67-85), maar de specificiteit was lager (85%; 95%-BI 83-87; VW+ 27%, VW- 98%, prevalentie 8%). De interpretatieve software was beter met een specificiteit van 99%, maar de sensitiviteit was 83%. De bijbehorende VW+ was 90%; de VW- was 98%, bij een prevalentie van 8%. De combinatie van de huisartsinterpretatie en de interpretatieve software leidde tot een sensitiviteit van 92% en specificiteit van 91%. Het gebruik van extremiteitenafleidingen of alleen de thoracale afleiding resulteerde in geringe afname van de specificiteit. Conclusie van de onderzoekers Veel eerstelijnswerkers kunnen AF niet goed opsporen met een ECG. De interpretatieve software is niet voldoende accuraat om dit probleem op te lossen, ook niet in combinatie met de interpretatie van de huisarts. Diagnostiek van atriumfibrilleren moet gebeuren door professionals met een adequate training in het interpreteren van ECG’s. Bewijskracht Valideringsonderzoek (1b).3

Metin Aydin en Arie Knuistingh Neven

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen