Het beleid van huisartsen bij duizeligheid bij 65-plussers varieert nogal. Huisartsen kijken daarbij te weinig naar het gebruik van valrisico-veroorzakende medicijnen zoals diuretica, bètablokkers en benzodiazepinen.
Duizeligheid is een veelvoorkomende klacht in de huisartsenpraktijk. Er was echter weinig bekend over hoe huisartsen hiermee omgaan. Kijken zij bijvoorbeeld naar de rol van valrisico-veroorzakende medicijnen? De onderzoekers selecteerden uit de gegevens van 46 huisartsenpraktijken 2812 patiënten van 65 jaar en ouder die duizeligheidsklachten hadden. De gemiddelde leeftijd was 77 en 67% was vrouw. De onderzoekers bekeken in 2013 gedurende 12 maanden welke zorg deze patiënten kregen.
In de meeste gevallen had de huisarts een afwachtend beleid (28,4%), gaf (leef)adviezen en (ademhalings)oefeningen (28%) of deed aanvullend onderzoek (26,8%). Negentien procent werd doorverwezen.
Maar liefst 87% van de patiënten gebruikte één of meer valrisico-veroorzakende medicijnen (Fall Risk Increasing Drug, FRID). In de periode dat het onderzoek liep, pasten huisartsen bij 11,7% van de patiënten de medicatie aan. Zo kreeg 2,3% van de patiënten die diuretica gebruikte (42,6%) een lagere dosis voorgeschreven en liet de huisarts 4,7% helemaal stoppen met dit medicijn. Bij bètablokkers (40,7%) kreeg 3,1% een dosisreductie en stopte 2,1% helemaal. In vergelijking met andere vormen van beleid bij duizeligheidsklachten lijkt evaluatie en eventuele aanpassing van medicijnen niet het eerste waar huisartsen aan denken.
Aangezien een grote groep ouderen met duizeligheidsklachten medicijnen gebruiken die duizeligheid en/of vallen kunnen veroorzaken, is er op dit punt winst te behalen. Althans, dat concluderen de onderzoekers. Zij verwachten dat duizeligheidsklachten en valincidenten verminderen wanneer huisartsen meer kijken naar valrisico-veroorzakende medicijnen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.