Samenvatting
Dirven-Meijer PC, De Jong-Tieben LM, Besselink HJ, De Jongh TOH. Eczeem. Huisarts Wet 2004;47(10):472-7. Indien een patiënt met de klacht eczeem bij de huisarts komt, is het zinvol om eerst andere huidafwijkingen uit te sluiten en daarna de eczeemvorm te bepalen. Diagnostiek van eczeem berust op de voorgeschiedenis van de patiënt, anamnese, het beeld en de lokalisatie van het eczeem. Een probleem is dat de verschillende eczeemsoorten slecht gedefinieerd zijn en daardoor niet altijd scherp te differentiëren. In dit artikel is een overzicht gegeven van de belangrijkste kenmerken die een aantal vaak voorkomende soorten eczeem van elkaar onderscheiden.
Van klacht naar probleem
Eczeem is een verzamelnaam voor huidaandoeningen die gekenmerkt worden door een klinisch polymorf beeld, dat in de acute fase gepaard gaat met erytheem, oedeem, papels en vesikels en in de chronische fase met schilfering, lichenificatie en eventueel kloofvorming.1 Eczeem komt bij ongeveer 6% van de volwassenen in Nederland voor en is daarmee de meest voorkomende huidaandoening.2 Bij de meeste vormen van eczeem is jeuk de belangrijkste klacht,3 hetgeen zich verraadt door multipele excoriaties (krabeffecten). Uit onderzoek bij patiënten met atopisch eczeem blijkt dat de vaak heftige jeuk de kwaliteit van het leven van de patiënt en zijn omgeving ernstig kan aantasten, vooral door een verstoring van de nachtrust.4 Door het krabben kan een secundaire infectie (impetiginisatie) ontstaan, met pijn en soms koorts. Ook is de huiduitslag vaak opvallend en cosmetisch storend wat vooral bij pubers kan leiden tot psychische problemen.
Van probleem naar differentiële diagnose
Pathofysiologie
Het meest karakteristieke histologische kenmerk van (acuut) eczeem is de spongiose: het oedeem (intra- en intercellulair) in de epidermis, waardoor een blaasje (vesikel) kan ontstaan waarin vaak leukocyten en lymfocyten gevonden worden. Niet altijd is dit symptoom bij alle vormen van eczeem volledig ontwikkeld. Acuut eczeem wordt gekenmerkt door een polymorf beeld van erytheem, oedeem, papels en vesikels, soms nattend. In het subacute stadium neemt de polymorfie af, wordt de huid droger en ontstaat er meer schilfering. In de chronisch fase neemt het erytheem af, wordt de huid dikker en ontstaan er kloven. De etiologie van eczeem is meestal onbekend.
Differentiële diagnose van de verschillende eczeemvormen
Atopisch eczeem. Atopisch eczeem wordt vaak constitutioneel eczeem genoemd. Er zijn auteurs die menen dat een allergeenspecifiek IgE aantoonbaar moet zijn, voor men de diagnose atopisch eczeem mag stellen.5 Indien dit niet het geval is, zou men moeten spreken van constitutioneel eczeem. Het atopisch eczeem bij jonge kinderen (dauwworm) kenmerkt zich door een acuut nattend eczeem, vooral in het gelaat terwijl er na het tweede jaar meer lichenificatie optreedt met een andere lokalisatie ( figuur)6
De kern
- Indien de diagnose eczeem is gesteld, is het van belang om de soort eczeem te bepalen in verband met prognostische en therapeutische consequenties.
- De leeftijd speelt een belangrijke rol bij de differentiële diagnose van verschillende soorten eczeem.
- Niet bij alle vormen van eczeem is jeuk de belangrijkste klacht.
Methodologie
Wij zochten in Medline voor de periode januari 1995-december 2003 met de (combinaties van) de trefwoorden: atopic dermatitis, pruritus, allergy, seborrhoeic dermatitis, hand dermatitis, pityriasis alba. Daarnaast zochten wij via de sneeuwbalmethode naar aanvullende literatuur. Nadere informatie over de zoekstrategie kan worden ingewonnen bij de eerste auteur.
Differentiële diagnostiek van eczeem
Wanneer een patiënt komt met een klacht die kan passen bij eczeem, is het belangrijk eerst vast te stellen of er niet een andere huidaandoening in het spel is. De volgende huidaandoeningen geven vaak diffentieel-diagnostische problemen. Dermatomycosen – vooral infecties met dermatofyten (tinea-infecties) of candida – zijn in tegenstelling tot eczeem meestal scherp begrensd, met een papuleuze, schilferende rand en soms folliculaire pustels. Bij candidiasis wordt lamellaire randschilfering gezien met ‘eilandjes voor de kust’ en soms pustels. Psoriasis geeft vaak minder jeuk. Het kaarsvetfenomeen en typische nagelafwijkingen zijn kenmerkend.13 Allergische toxicodermie. Bij uitgebreide eczemateuze plekken die vrij plotseling zijn ontstaan, moet gedacht worden aan een op een eczeem lijkende allergische reactie op een geneesmiddel (eczemateuze toxicodermie) zoals na gebruik van diverse antibiotica, bètablokkers, thiazidediuretica en simvastatine. Hypopigmentaties kunnen behalve bij pityriasis alba ook voorkomen als postinflammatoire aandoening en bij vitiligo. Bij postinflammatoire hypopigmentatie blijkt uit de anamnese dat er voorafgaand een eczeemplek is geweest. Bij vitiligo is er sprake van depigmentatie in plaats van hypopigmentatie en zijn de plekken bovendien scherper begrensd en grilliger van vorm. Erysipelas of cellulitis kan differentieel-diagnostische problemen geven met hypostatisch eczeem vanwege dezelfde lokalisatie (extremiteiten).
Epidemiologie
Er is een grote discrepantie tussen het aantal mensen dat met de klacht eczeem bij de huisarts komt en het totaal aantal keren dat de huisarts de diagnose eczeem stelt. De meeste mensen bij wie de huisarts de diagnose eczeem stelde kwamen binnen met de klacht jeuk, huiduitslag of roodheid. Slechts 10-20% kwam met de klacht eczeem.2 Slechts van een beperkt aantal soorten eczeem is de incidentie bij de huisarts bekend. De volgende diagnosen worden het meest geregistreerd: constitutioneel/atopisch eczeem, contacteczeem (allergisch of ortho-ergisch) en seborroïsch eczeem ( tabel 1). Van andere eczeemsoorten ontbreken getallen over incidentie bij de huisarts. De genoemde incidentiecijfers hebben betrekking op alle mensen bij wie de diagnose eczeem wordt gesteld, onafhankelijk van de contactreden.2
Contact eczeem | Atopisch eczeem | Seborroïsch eczeem | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
man | vrouw | man | vrouw | man | vrouw | |
NIVEL | 21,2 | 31,9 | 5,9 | 6,6 | ? | ? |
CMR | 45,3 | 73,3 | 7,1 | 8,9 | 5,3 | 5,9 |
Transitieproject | 22,5 | 33,0 | 6,2 | 7,6 | 5,1 | 5,5 |
Diagnostiek in de huisartsenpraktijk
De diagnose eczeem wordt vooral gesteld op het klinisch beeld. Daarbij is het zinvol om de soort eczeem te bepalen omdat dit belangrijke prognostische en therapeutische consequenties kan hebben. De leeftijd speelt een belangrijke rol bij de differentiële diagnose van verschillende soorten eczeem ( tabel 2).15 Specifiek voor atopisch eczeem geldt dat er een aantal diagnostische criteria zijn beschreven waarvan die van Hanifin en Rajka16 vaak worden gehanteerd. Tabel 2 Overzicht van veel voorkomende eczeemvormen
Leeftijd | Lokalisatie | Atopie | Jeuk | Differentiële diagnose met andere dermatosen | Specifiek kenmerk | |
---|---|---|---|---|---|---|
Atopisch eczeem | meestal na 3 maanden | gelaat, romp, strekzijde/buigzijde extremiteiten | +++ | +++ | allergische toxicodermie | atopische constitutie, familieanamnese |
Seborroïsch eczeem | 6 weken-6 maanden, na puberteit | gebieden van verhoogde talgklierproductie, plooien | – | ± | psoriasis capitis, psoriasis inversa, tinea capitis | vaak mild beloop |
Nummulair eczeem | vooral volwassenen, soms kinderen | symmetrisch, extremiteiten | alleen bij kinderen | +++ | psoriasis vulgaris, allergische toxicodermie | frequente impetiginisatie |
Hypostatisch eczeem | volwassenen | onderbenen | – | + | erysipelas, cellulitis | veneuze insufficiëntie |
Allergisch contacteczeem | alle leeftijden, maar vooral volwassenen | divers, vaak handen en gelaat | – | +++ | klachten afhankelijk van contact | |
Ortho-ergisch contacteczeem | vooral volwassenen | vooral handen | vaker – | samenhang met beroep | ||
Dyshidrotisch eczeem | vaker bij vrouwen | handen en voeten | vaker | +++ | dermatomycosis voeten | vaak aanvalsgewijs |
Intertrigineus eczeem | zuigeling, volwassenen | lichaamsplooien | – | ± | candidiasis, dermatomycosis | overgewicht en diabetes, frequent secundaire infectie |
Tylotisch eczeem | 30-50 jaar | handpalmen, voetzolen | – | ± | psoriasis pijnlijke kloven | |
Asteatotisch eczeem | ouderen | onderbenen | – | ++ | droge huid | |
Lichen simplex | volwassenen | extremiteit, nek, genitaal gebied | – | +++ | stressgerelateerd | |
Juveniele plantaire dermatose | 3-14 jaar | plantaire zijde tenen, voorvoet | vaker | – | dermatomycosis | droge huid, mechanische stress in afsluitend schoeisel |
Pityriasis alba | 3-16 jaar | vooral gelaat (wangen, voorhoofd, kin), armen | vaker | – | postinflammatoire hypopigmentatie, vitiligo | cosmetisch probleem |
Diagnostische criteria van Hanifin en Rajka
Volgens de richtlijn van Hanifin en Rajka dienen bij atopisch eczeem ten minste drie van de volgende hoofdkenmerken aanwezig te zijn:
- jeuk;
- typische morfologie en lokalisatie afhankelijk van de leeftijd;
- chronisch recidiverend beloop;
- persoonlijke en/of familieanamnese met atopisch syndroom.
Voorgeschiedenis
Atopie
Belangrijkste factor in de voorgeschiedenis is een atopische constitutie bij de patiënt en/of diens ouders; dit vergroot vooral de kans op een atopisch eczeem.17 Ook voor veel andere eczeemvormen geldt dat een atopische voorgeschiedenis een predisponerende factor is. Dit geldt vooral voor dyshidrotisch eczeem, ortho-ergisch eczeem, juveniele plantaire dermatose en pityriasis alba.
Andere ziekten en aandoeningen
Bij HIV-positieven komt relatief vaak seborroïsch eczeem voor, dikwijls in een ernstiger vorm.18 Adipositas, diabetes en incontinentie predisponeren voor intertrigineus eczeem. Patiënten met lang bestaande varicosis of met een trombose in de voorgeschiedenis, hebben een grotere kans op hypostatisch eczeem.19
Anamnese
Ofschoon eczeem vooral een visuele diagnose is, mag een zorgvuldige anamnese niet ontbreken. Het gaat hierbij vooral om de kenmerken van het eczeem en uitlokkende factoren.
Duur van het eczeem
Wanneer eczeem een chronisch recidiverend beloop van vele jaren heeft, dan pleit dit voor een atopisch eczeem, dyshidrotisch eczeem en in mindere mate voor een seborroïsch eczeem. Is het eczeem recent en acuut ontstaan, dan is er eerder sprake van een allergisch contacteczeem.
Uitlokkende factoren
Bij veel eczeemsoorten speelt uitdroging van de huid een rol ten gevolge van water, zeep, irritantia of droge lucht in de winter. Dit geldt onder andere voor atopisch eczeem, asteatotisch eczeem, ortho-ergisch eczeem en tylotisch eczeem. Ook stress kan bij veel eczeemsoorten een verergering geven, met name bij atopisch eczeem, lichen simplex, nummulair eczeem, seborroïsch eczeem en dyshidrotisch eczeem. Voeding moet als uitlokkende factor worden overwogen bij een zuigeling met een vermoedelijk atopisch eczeem.20 Uitwerpselen van de huisstofmijt kunnen vooral door huidcontact en mogelijk ook door inhalatie een atopisch eczeem verergeren. Of dit een reden is om huisstofwerende hoezen te adviseren, staat nog ter discussie.2122 Als de arts aan een allergisch of ortho-ergisch contacteczeem denkt, is het van belang uit te vragen met welke stoffen iemand in contact komt. Bij zuigelingen met uitslag op de billen kan de huid te lang zijn blootgesteld aan urine of feces. Veelvoorkomende contactallergenen bevinden zich in cosmetica, sieraden, planten en lokaal toegediende medicijnen. Daarnaast kunnen allergenen op het werk of tijdens het beoefenen van een hobby de oorzaak zijn. Eczeem aan de voeten wordt verergerd door het dragen van slecht ventilerend schoeisel en sokken van synthetisch materiaal, waarbij de kans op het krijgen van met name een juveniele plantaire dermatose wordt vergroot.
Jeuk
Jeuk is bij de meeste eczeemsoorten aanwezig, vooral bij atopisch eczeem, nummulair eczeem, allergisch contacteczeem, dyshidrotisch eczeem en lichen simplex.23 Soms wordt weinig tot geen jeuk gezien, bijvoorbeeld bij ortho-ergisch eczeem, seborroïsch eczeem en tylotisch eczeem.
Lichamelijk onderzoek
Juist bij het lichamelijk onderzoek van een huidafwijking is het van belang een zekere systematiek te hanteren. Een veelgebruikt hulpmiddel is een beoordelingsschema met de term PROVOKE, waarbij elke letter staat voor een deel van het onderzoek: Plaats, Rangschikking, Omvang, Vorm, Omtrek, Kleur, Efflorescenties.24 In tabel 2 staan de voorkeurslokalisaties van de verschillende eczeemsoorten beschreven.
Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek is bijna nooit zinvol, alleen bij een vermoeden van een allergie. Wanneer de huisarts twijfelt tussen eczeem en een dermatomycose blijft het sluitstuk van goede diagnostiek een onderzoek onder de microscoop (KOH-preparaat), waarbij gisten of schimmeldraden kunnen worden waargenomen.
Allergieonderzoek
Bij kinderen met atopisch eczeem is een eliminatie-provocatietest de beste methode om een voedselallergie aan te tonen of uit te sluiten. Bij zuigelingen die alleen flesvoeding gebruiken, heeft het zin een hypoallergene voeding aan te bieden, waarbij een verbetering van het eczeem een aanwijzing is voor de diagnose atopisch eczeem op basis van een voedselallergie.25 RASTtests, IgE-bepaling, alsmede huidtests hebben een beperkte waarde bij de diagnostiek van voedselallergieën.25 Bij een vermoeden van een contactallergie is het zinvol plakproeven te laten verrichten via de dermatoloog.
Bewijskracht
In dit artikel is het aangeven van niveaus van bewijskracht achterwege gelaten. Gedegen wetenschappelijk bewijs naar de waarde van diagnostiek bij eczeem ontbreekt grotendeels.
Inmiddels zijn verschenen: De Jongh TOH, De Vries H, Grundmeijer HGLM, redactie. Diagnostiek van alledaagse klachten I. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002 en: De Vries H, De Jongh TOH, Grundmeijer HGLM, redactie. Diagnostiek van alledaagse klachten II. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum, 2003. In de serie Diagnostiek in H&W werden een aantal hoofdstukken uit deze boeken in bewerkte vorm geplaatst. Dit is het laatste artikel in deze serie.
Literatuur
- 0.Van Vloten WA, Degreef HJ, Stolz E, Vermeer BJ, Willemze R. Dermatologie en venereologie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2000.
- 0.Okkes IM, Oskam, SK, Lamberts H. Van klacht naar diagnose. Bussum: Coutinho, 1998.
- 0.Yosipovitch G, Goon ATJ, Wee J, Chan YH, Zucker I, Goh CL. Itch characteristics in Chinese patients with atopic dermatitis using a new questionnaire for the assessment of pruritus. Int J Dermatol 2002;41:212-6.
- 0.Kiebert G, Sorensen VS, Revicki D, Fagan SC, Doyle JJ, Cohen J, et al. Atopic dermatitis is associated with a decrement in health-related quality of life. Int J Dermatol 2002;41:151-8.
- 0.Van Leent EJM. Development of new treatment modalities for atopic dermatitis [Proefschrift]. Amsterdam: Academische pers, 2002.
- 0.Oranje AP. Aspecten van de kinderdermatologie. Lochem: De Tijdstroom, 1990.
- 0.Gawkrodger J. Dermatology. London: Churchill Livingston, 1997.
- 0.Rubin E, Farber J. Pathology. Philadelphia: Lippincott, 1994.
- 0.Graham-Brown R, Burns T. Dermatology. Oxford: Blackwell Science, 2002.
- 0.Hazell M, Marks R. Lichen simplex chronicus and atopy. Br J Dermatol 1983;109:701.
- 0.Blessmann Weber M, Sponchiado de Avila LG, Albaneze R, Magalhaes de Oliveira OL, Sudhaus BD, Cestari TF. Pityriasis alba: a study of pathogenic factors. J Eur Acad Dermatol Venereol 2002;16:463-8.
- 0.Arnold P, Dirven-Meijer PC. Kinderdermatologie: praktisch gezien! Zutphen: Tesink, 2002.
- 0.Lantinga H, Ek JW, Nijman FC, Antonietti-Barels IH, Nijssen JP, Bos D, et al. NHG-Standaard Psoriasis. Huisarts Wet 1994;37:111-9.
- 0.Gijsen R. Achtergrondcijfers bij rangordetabellen. VTV, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2002.
- 0.Van den Lisdonk EH, Van den Bosch WJHM, Lagro-Janssen ALM. Ziekten in de huisartsenpraktijk. Maarssen: Elsevier/Bunge, 2003.
- 0.Hanifin JM, Rajka G. Diagnostic features of atopic dermatitis. Acta Derm Venereol 1980;Suppl 92:44-7.
- 0.Cleveringa JP, Van Emden Andres JH, Meijer JS, Nonneman MMG, Den Otter JJ, Straus CPL. NHG-Standaard Constitutioneel eczeem. Huisarts Wet 1994;37:33-6.
- 0.Schechtman RC, Midgley G, Hay RJ. HIV disease and Malassezia yeasts: a quantative study of patients presenting with seborrhoeic
- 0.dermatitis. Br J Dermatol 1997;136:138-9.
- 0.Henry M, Hanks G, Whelan E. A randomized, double-blind therapeutical trial of 0,25% desoxymethasone and 0,1% hydrocortisone 17-butyrate in the treatment of varicose eczema. Curr Med Res Opin 1980;6:502-5.
- 0.Bottcher MF, Jenmalm MC. Breastfeeding and the development of atopic disease during childhood. Clinic and Experim Allergy
- 0.2002;32:159-61.
- 0.Tan BB, Weald D, Strickland I, Friedmann PS. Double-blind controlled trial of effect of housedust-mite allergen avoidance on atopic dermatitis. Lancet 1996;347:15-8.
- 0.Gutgesell C, Heise S, Seubert S, Seubert A, Domhof S, Brunner E. Double-blind placebo-controlled house dust mite control measures
- 0.in adult patients with atopic dermatitis. Br J Dermatol 2001;145:70-4.
- 0.Winter J. The differential diagnosis and workup of pruritus. JAAPA 2002:2-12.
- 0.Starink ThM. Dermato-venereologie voor de eerste lijn in beeld. 's-Hertogenbosch: Reklameburo Cre/Art, 1998.
- 0.Langeveld-Wildschut EG, Van Ginkel CJW, Koers WJ, De Maat-Bleeker F, Felius A, Bruijnzeel-Koomen CAFM. Immunologie in de medische praktijk. V. Constitutioneel eczeem. Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:2055-60.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.