Het betreft een groot, prospectief, grondig uitgevoerd onderzoek, met veelbelovende resultaten. Het is de eerste beslisboom die specifiek voor de eerste lijn is ontwikkeld en daarbij ook nog nut lijkt te hebben. Zolang we de beslisboom gebruiken om uit te sluiten, lijkt hij zelfs bijna te mooi om waar te zijn.
Het probleem schuilt echter in het feit dat wie ‘A’ zegt, ook ‘B’ moet zeggen. Niet ieder kind zal immers negatief scoren op de beslisboom. Met behulp van de beslisboom classificeerden de huisartsen namelijk 17% van de kinderen in de eerste lijn als positief op een mogelijk ernstige infectie, waarvan 98% foutpositief bleek. In de praktijk zou gebruik van de beslisboom dus een groot risico op overdiagnostiek en (onnodige) verwijzing naar de tweede lijn opleveren, aangezien we op dit moment maar 5 tot 10% van de kinderen doorsturen. De vraag is of we het probleem daarmee niet verplaatsen naar de tweede lijn. Wanneer we meer kinderen verwijzen zal de prevalentie van ernstige infecties in de tweede lijn dalen en wordt het moeilijker om die ene naald in de hooiberg te vinden.
De auteurs concluderen mede daarom dat hier een rol ligt voor sneltests, waardoor de positief voorspellende waarde theoretisch kan verbeteren en overdiagnostiek kan verminderen. Voor kinderen met infecties is echter nog geen goede sneltest beschikbaar. Een andere optie is afwachten en een controleafspraak inplannen. Het is de vraag of dit haalbaar is, omdat we de meeste kinderen in Nederland, anders dan in België, op de huisartsenpost zien. Waar een huisarts het kind meestal niet zelf kan volgen, en daarom sneller voor een defensief beleid wordt gekozen.
De beslisboom bevat alarmsymptomen uit de NHG-Standaarden. Wanneer er alarmsymptomen zijn, kunnen we deze waarschijnlijk allen goed herkennen. Het probleem is echter dat alarmsymptomen slechts incidenteel voorkomen, getuige ook dit onderzoek.
Het meest onderscheidende onderdeel van de beslisboom was het niet-pluisgevoel van de arts of ouder. Dit roept de vraag op of de beslisboom heel anders is dan het huidige klinisch handelen van de huisarts. Concluderend laat ook dit onderzoek zien dat we het voorlopig nog steeds moeten hebben van een degelijke anamnese, lichamelijk onderzoek, en daarbij zeker zo belangrijk, ons niet-pluisgevoel.