Nieuws

Goed gebruik van ecg’s bij atriumfibrilleren

Gepubliceerd
7 september 2018
Nederlandse onderzoekers gingen na hoe huisartsen met ecg's omgaan. Uit het onderzoek bleek dat huisartsen de aanbeveling om een ecg te maken bij ritmestoornissen meestal goed opvolgen. Zij zijn relatief bedreven in het diagnosticeren van atriumfibrilleren, sick-sinus syndroom en oude myocardinfarcten op een ecg. Huisartsen maken echter ook vaak ecg's bij niet-geïndiceerde problemen, zoals een acuut coronair syndroom (ACS). Een ecg heeft in die gevallen geen meerwaarde.
0 reacties

Samenvatting

In 2015 legden de onderzoekers online negen cardiologische casussen voor aan 50 huisartsen die regelmatig ecgs maken, aan 8 huisartsen die dat niet doen en aan 12 cardiologen. Bij elke casus kregen zij de vraag of er een indicatie was voor een ecg, hoe deze geïnterpreteerd moest worden en in hoeverre dit hun beleid beïnvloedde. Vervolgens vergeleken de onderzoekers de ecg-beoordelingen van de huisartsen met die van de cardiologen.

Bij een vermoeden van atriumfibrilleren koos 93% van de huisartsen (en 92% van de cardiologen) ervoor om een ecg te maken. Vervolgens diagnosticeerde 96% van de huisartsen atriumfibrilleren correct op het ecg tegenover 100% van de cardiologen. Bij zorgvragen waarbij een ecg door de huisarts niet is geïndiceerd, zoals ACS en screening bij plotselinge hartdood van een eerstegraads familielid, maakten respectievelijk 64% en 67% van de huisartsen toch een ecg. Retrospectief gaven de huisartsen aan dat deze ecg’s uiteindelijk niet bijdroegen aan de diagnose.

Steeds meer huisartsen maken ecg’s. Dit onderzoek laat zien dat huisartsen ook vaak niet-geïndiceerde ecg’s maken die vervolgens hun beleid niet veranderen. Een mooie bevinding is dat huisartsen die ecg’s maken om de juiste zaken te diagnosticeren, zoals atriumfibrilleren, daar vrijwel net zo goed in zijn als de cardiologen. Bedenk dus goed waarom u een ecg maakt en vertrouw uw eigen beoordeling.

In 2015 legden de onderzoekers online negen cardiologische casussen voor aan 50 huisartsen die regelmatig ecg’s maken, aan 8 huisartsen die dat niet doen en aan 12 cardiologen. Bij elke casus kregen zij de vraag of er een indicatie was voor een ecg, hoe deze geïnterpreteerd moest worden en in hoeverre dit hun beleid beïnvloedde. Vervolgens vergeleken de onderzoekers de ecg-beoordelingen van de huisartsen met die van de cardiologen.

Bij een vermoeden van atriumfibrilleren koos 93% van de huisartsen (en 92% van de cardiologen) ervoor om een ecg te maken. Vervolgens diagnosticeerde 96% van de huisartsen atriumfibrilleren correct op het ecg tegenover 100% van de cardiologen. Bij zorgvragen waarbij een ecg door de huisarts niet is geïndiceerd, zoals ACS en screening bij plotselinge hartdood van een eerstegraads familielid, maakten respectievelijk 64% en 67% van de huisartsen toch een ECG. Retrospectief gaven de huisartsen aan dat deze ecg’s uiteindelijk niet bijdroegen aan de diagnose.

Steeds meer huisartsen maken ECG’s. Dit onderzoek laat zien dat huisartsen ook vaak niet-geïndiceerde ecg’s maken die vervolgens hun beleid niet veranderen. Een mooie bevinding is dat huisartsen die ecg’s maken om de juiste zaken te diagnosticeren, zoals atriumfibrilleren, daar vrijwel net zo goed in zijn als de cardiologen. Bedenk dus goed waarom u een ecg maakt en vertrouw uw eigen beoordeling.

Literatuur

  • Compiet SAM, et al. Competence of general practitioners in requesting and interpreting ECGs - a case vignette study. Neth Heart J 2018 Jun 7 [Epub ahead of print]. Doi: 10.1007/s12471-018-1124-2.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen