Dit knalroze boek is in de ‘borstkankermaand’ verschenen en volgens de voorzitter van de Borstkankervereniging Nederland moet elke huisarts het als naslagwerk hebben liggen. Heeft dit – door zes farmaceutische bedrijven gesponsorde – hardcoverboek meerwaarde boven de vele bestaande uitgaven, het infopakket van het KWF en internet? Wellicht door de paginagrote kleurenfoto’s – waaronder vele mammae – uit de praktijk van het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, waar beide chirurgen werken? Of door de uitvoerige en indringende patiëntenverhalen, óók van een mannelijke huisarts-patiënt? Of toch het heldere hoofdstuk over problemen bij werk en ziektekostenverzekering? Het uitgebreide register? Het medisch-historische hoofdstuk over borstkanker? Chirurgische aspecten komen ruim aan bod, maar ik miste praktische zaken als seroomvorming en detectie van carcinoom na augmentatieplastiek. Soms is de informatie verwarrend (over zelfonderzoek bijvoorbeeld) of onjuist (borstkanker is niet doodsoorzaak nummer één bij vrouwen in Nederland, dat is beroerte). Er is veel overlap: de mammapoli staat meermalen genoemd (maar niet een ontwikkeling als de multidisciplinaire poli) evenals de schildwachtklierprocedure en het Her2/neureceptor-verhaal. Taal- en stijlfouten en het gebruik van medisch jargon doen afbreuk aan de leesbaarheid van dit boek, dat mikt op redelijk hoogopgeleide vrouwen. Het is daarom goed dat bij de in het boek genoemde websites die van ‘Mammarosa’ staat, een site met informatie voor allochtone vrouwen. De rol van de huisarts beperkt zich bij deze auteurs tot het doorverwijzen naar de mammapoli, het regelen van een second opinion en eventueel ook van euthanasie. Dat huisartsen óók betrokken zijn bij de verwijzing na screening, bij de begeleiding tijdens behandeling en in de palliatieve fase thuis of in het hospice staat er niet in. De inbreng van een internist-oncoloog mist vooral bij de uitleg over de rol (curatief/palliatief/pijnbestrijding) van de diverse chemotherapeutica, waarbij opvalt dat generieke en merknamen door elkaar gebruikt worden, maar Herceptin wel elf maal genoemd wordt (en dus niet trastuzumab). In het hoofdstuk ‘Als de ziekte niet meer te genezen is’ staat een kort stukje over ‘pijnbestrijding en sedatie’. Over andere symptomen in de palliatieve fase staat niets in het boek; over sedatie zelf overigens ook niet. Wat er staat over NSAID’s is onvolledig; het genoemde tramadol staat niet meer in de huidige oncologische pijnrichtlijn, en ‘pleisters’ (geen naam genoemd) zijn een ‘milde afgeleide van morfine’. De auteurs beschrijven morfine als ‘zware pijnstilling’ die ervoor zorgt dat de patiënt ‘versuft raakt’ en een ‘verlaagd bewustzijn’ krijgt. Morfine staat (om die reden?) dan ook niet in het register. Deze bevestiging van schadelijke en achterhaalde (voor)oordelen omtrent opioïden, is voor mij een reden om dit boek niet aan patiënten uit te lenen.
AnneMarie Raat
Reacties
Er zijn nog geen reacties.