Uit onze enquête komt naar voren dat veel huisartsopleiders en aios onjuiste indicaties aanvoeren voor een FOBT. Zij zijn geneigd patiënten met een klinisch of familiair verhoogd risico op dikkedarmkanker een FOBT aan te bieden, of hebben dat daadwerkelijk gedaan. Niet voor niets echter waarschuwt de uitnodigingsbrief van het Bevolkingsonderzoek Darmkanker mensen niet deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek als zij klachten hebben. Klinische symptomen verhogen de voorafkans op kanker – anemie is een voorbeeld van zo’n voorspellend symptoom [tabel 4].
De kans op een gastro-intestinale maligniteit bij patiënten met anemie is ongeveer 7%, bij ouderen iets hoger dan bij jongeren en afhankelijk van de ernst van de anemie.
9101112 Als kanker in de differentiaaldiagnose staat, wordt een risico > 5% doorgaans gezien als een prima afkappunt voor aanvullend onderzoek.
14 Anemie is dus op zichzelf al een reden voor vervolgonderzoek. Als een huisarts besluit bij elke patiënt met anemie een FOBT aan te vragen, zullen er weliswaar minder coloscopieën nodig zijn, maar op elke drie patiënten met een positieve uitslag die een coloncarcinoom blijken te hebben hebben, zal er één patiënt zijn die ondanks een negatieve FOBT tóch een coloncarcinoom heeft. Voor deze groep patiënten kan de FOBT leiden tot ongewenste diagnostische vertraging (
doctor’s delay): de coloscopie vindt later plaats dan wenselijk zou zijn geweest.
1516 Een fout-negatieve uitslag is in de huisartsenpraktijk minder goed te rechtvaardigen dan bij het bevolkingsonderzoek, waar de deelnemers een lagere voorafkans hebben (geen lichamelijke klachten) en na twee jaar een herhalingstest krijgen aangeboden, wat de sensitiviteit vergroot.
De overlevingskansen voor coloncarcinoom nemen snel af met het stadium. De vijfjaarsoverleving van patiënten in stadium I is 94%, die van patiënten in stadium IV slechts 9%.
17 Een retrospectief Zweeds cohortonderzoek toonde aan dat er een relatie is tussen de uitslag van een eenmalige gFOBT en het tumorstadium van dikkedarmkanker bij diagnose.
15 Patiënten die in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose darmkanker een negatieve testuitslag hadden gehad, bleken vaker in een ongunstiger stadium te zijn gediagnosticeerd (7% in stadium I en 24% in stadium IV; voor patiënten met een positieve gFOBT was dit respectievelijk 17% en 15%). Dit zou kunnen komen doordat patiënten met een negatieve testuitslag ondanks klachten langer wachtten met coloscopie (188 dagen bij negatieve gFOBT versus 80 dagen bij positieve gFOBT), waardoor de tumor langer kon doorgroeien. Dat een negatieve FOBT-uitslag geassocieerd is met diagnostische vertraging wordt bevestigd in een Brits onderzoek naar ten onrechte door huisartsen aangevraagde FOBT’s.
18 Bij ongeveer 50% van de positieve en 11% van de negatieve FOBT-uitslagen vroeg de huisarts vervolgonderzoek aan, en in beide groepen werden patiënten gediagnosticeerd met colorectaal carcinoom. De huisartsen bleken niet iedereen met een positieve uitslag in te sturen, dus de diagnostische vertraging kan ook optreden bij een positieve FOBT. Ook in Engeland nam het aantal aanvragen voor een FOBT toe na de invoering van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker.
19
De voorspellende waarde van een FOBT is tamelijk gering. Bijna alle bekende symptomen die kunnen wijzen op dikkedarmkanker, zoals eenmalig rectaal bloedverlies, veranderd defecatiepatroon, ijzergebreksanemie en gewichtsverlies, hebben een positief voorspellende waarde van 5-10%.
13 Een positieve FOBT bij een asymptomatische patiënt heeft een voorspellende waarde van ongeveer 7%.