Heupfracturen zijn een belangrijk gezondheidsprobleem. In Nederland komen ze 15.000 maal per jaar voor. Van de mensen die een heupfractuur oplopen, overlijden er 2000 tot 3000 binnen een jaar. En ongeveer de helft van degenen die de fractuur overleven, houdt er een ernstige mobiliteitsstoornis aan over. Preventie zou dus de moeite kunnen lonen. Van Schoor deed daarom onderzoek naar het effect van uitwendige heupbeschermers: een soort plastic schelpen die aan beide zijden in de onderbroek genaaid zijn. Aan haar onderzoek deden 561 mensen mee van boven de 70 jaar die in een aanleunwoning, een verzorgingshuis of een verpleeghuis woonden. Bovendien hadden deze mensen én een lage botdichtheid én een verhoogd risico om te vallen. Ze verdeelde die 561 mensen willekeurig over twee groepen: een interventiegroep waarin mensen heupbeschermers kregen en een controlegroep waarin mensen die niet kregen. In de interventiegroep braken achttien mensen hun heup (waarvan er slechts vier de heupbeschermer droegen tijdens de val); in de controlegroep twintig mensen. Dat is geen significant verschil. Ook in een meta-analyse kon de effectiviteit van heupbeschermers niet worden aangetoond. Eén van de problemen is de therapietrouw die afneemt van 61% na één maand tot 37% na één jaar. 's Nachts draagt slechts 16% van de mensen de heupbeschermer omdat de heupbeschermer te strak zit en het tijd en moeite kost om hem aan te doen. Lichamelijke problemen, ziekte en urine-incontinentie belemmeren het dragen van de heupbeschermer. De onderzoekster pleit voor meer onderzoek om duidelijkheid te krijgen over de effectiviteit van heupbeschermers, en ze pleit voor meer aandacht voor de therapietrouw. Eigenlijk is het schokkend dat een onderzoekster haar eigen conclusie – dat heupbeschermers in deze vorm niet werken – niet serieus neemt. Want dit onderzoek betekent toch dat er over een andere vorm van heupbescherming moet worden nagedacht voor er vervolgonderzoek plaats kan vinden?
Reacties
Er zijn nog geen reacties.