Waarom heb jij de niet-reanimerenwilsverklaring ontwikkeld?
‘In 2010 was ik toe aan verdieping van mijn carrière. Bij het opruimen merkte ik dat ik veel artikelen bewaard had over ouderen en veroudering en ik besloot de kaderopleiding Ouderengeneeskunde te volgen. Als afstudeerproject koos ik om bij vier verzorgingshuizen in Zeist de niet-reanimerenwensen van cliënten in kaart te brengen en deze vervolgens kenbaar te maken aan de betrokken huisartsen en de huisartsenpost. Voor het project maakte ik een nietreanimerenwilsverklaring die de cliënt kon ondertekenen. Met mijn eigen thuiswonende oudere patiënten besprak ik ook hun reanimeerwensen en ik regelde dat de huisartsenpost een pop-up kreeg die verscheen als een patiënt een niet-reanimerenwilsverklaring had ondertekend. De verklaring beïnvloedde de triage positief. Triagisten waren er blij mee, belden minder snel een ambulance en stuurden vaker eerst een huisarts. Dit moet landelijk uitgerold worden, vond ik. Door mijn inmiddels opgebouwde netwerk kwam mijn niet-reanimerenwilsverklaring op de Thuisarts.nl-pagina Levenseinde. Veel huisartsen en patiënten gebruiken inmiddels deze wilsverklaring.
‘De niet-reanimerenwilsverklaring bleek de triage te beïnvloeden’
Als ik met kwetsbare ouderen het gesprek aanga, merk ik steeds weer hoe blij ze zijn dat ik erover begin. Het gesprek over reanimatie is onderdeel van advance-careplanning (ACP), proactieve zorgplanning. Het is zinvol om juist als huisarts deze gesprekken te voeren. In de afgelopen jaren heb ik daarover gepubliceerd en ik ben medeauteur van de Toolkit ACP, een product van Laego. Via Laego, het landelijke netwerk voor huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde, dus alle kaderartsen eerstelijnsouderengeneeskunde, wisselen we onderling informatie en kennis uit. Landelijk hebben we een ouderengeneeskundige adviesfunctie in de eerste lijn, zoals bij de ontwikkeling van het Plan van Aanpak Kwetsbare ouderen en het stappenplan van de Handreiking Kwetsbare ouderen in de eerste lijn.’
Hoe zet je advance-careplanning op?
‘Met de collega’s uit mijn HOED starten we een pilot om – hoe eerder, hoe beter – met mensen met beginnende dementie te praten over hun behandelwensen. Wij huisartsen hebben de regie, maar het is een multidisciplinair project met casemanagers dementie, praktijkondersteuners, het Sociaal Team en wijkverpleegkundigen. Collega-zorgverleners wil ik graag inspireren voor ouderengeneeskunde, met win-winsituaties en een SMART verbeterplan, liefst op één A’4tje. Voor de opzet en de ontwikkeling van het project is mijn duopraktijk momenteel een proeftuin. Ik selecteer alle patiënten met de ICPC-codes P20 (geheugenstoornissen) en P70 (dementie). Klopt de codering? In welk stadium van de dementie bevindt de patiënt zich? Je kunt namelijk bij beginnende en milde dementie het gesprek meestal nog goed voeren. We gebruiken het patiëntenboek Spreken over vergeten en de Gesprekswijzer Proactieve Zorgplanning bij dementie en vergeetachtigheid van Saxion en Windesheim. Dit project wil ik na de pilot in mijn HOED verder uitrollen in de regio.’
Werk je samen met een Specialist Ouderengeneeskunde?
‘Ja, de Specialist Ouderengeneeskunde (SO) is een waardevolle aanwinst voor de complexe ouderenzorg in de eerste lijn. De eerste keer dat ik een SO inschakelde, was bij een mevrouw die maar bleef afvallen. Ik wilde haar insturen naar de geriater, maar dat wilde ze niet. De SO die ik vervolgens in consult vroeg, ontdekte dat de patiënte niet at omdat haar kunstgebit niet meer paste. Daar had ik nooit aan gedacht. Mijn advies: werk samen met één of twee vaste SO’s. Patiënten vinden het vaak prettig als je kunt aanbieden dat een SO voor consultatie bij hen thuis kan komen.’
Brenda Ott, kaderhuisarts ouderengeneeskunde in Zeist en bestuurslid Landelijke Adviesgroep Eerstelijnsgeneeskunde voor Ouderen (Laego), adviseert regionaal en landelijk over advance-careplanning.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.