Samenvatting
Inleiding Een verkrachting heeft ernstige negatieve gevolgen voor de gezondheid van het slachtoffer. Hoe gaan slachtoffers om met de gevolgen op de korte en lange termijn?
Methode We namen semigestructureerde interviews af bij twaalf vrouwelijke slachtoffers van een verkrachting die hulp hadden ontvangen in een Centrum voor Seksueel Geweld. De gegevens analyseerden we volgens de richtlijnen voor kwalitatief onderzoek.
Resultaten Direct na een verkrachting gingen slachtoffers intensief op zoek naar een nieuw evenwicht in hun leven. Enerzijds ontkenden ze de verkrachting als een ernstige gebeurtenis en wilden ze die snel vergeten. Anderzijds hadden ze er sterk behoefte aan dat anderen het incident als een verkrachting erkenden en zouden bevestigen dat zij er geen schuld aan hadden. Op de lange termijn maakten de meeste slachtoffers een dynamisch herstelproces door, waarbij ze op wisselende manieren met de verkrachting omgingen. Het sociale netwerk, inclusief de huisarts, speelde een cruciale rol bij het inschakelen van professionele hulp.
Conclusie Slachtoffers van een verkrachting hebben behoefte aan erkenning van het geweld door deskundige, empathische hulpverleners. Op termijn gaan slachtoffers door een dynamisch herstelproces met wisselende behoeften aan hulp. Dat maakt continuïteit van zorg uiterst belangrijk.
Wat is bekend?
-
Een verkrachting is een ernstig trauma.
-
Veel slachtoffers krijgen te maken met een afkeurende houding van hulpverleners.
-
Wensen en behoeften van slachtoffers gedurende het herstelproces zijn grotendeels onbekend.
Wat is nieuw?
-
Begrip en empathie van de huisarts zijn in de acute fase belangrijk voor het slachtoffer.
-
Slachtoffers balanceren tussen doen alsof er niets gebeurd is en behoefte aan hulp. Hulp zoeken lokt angst voor verlies aan controle uit.
-
Op de lange termijn is het herstelproces dynamisch en voor ieder slachtoffer uniek.
-
De huisarts heeft een belangrijke rol bij slachtoffers van verkrachting dankzij de continuïteit van zorg, vertrouwelijkheid en persoonsgerichte benadering.
Inleiding
Een op de vijf Nederlandse vrouwen wordt ooit in haar leven verkracht, waarbij vrouwen tussen de 12 en 25 jaar het meeste risico lopen.1 De negatieve gevolgen voor de gezondheid zijn groot. Direct na een verkrachting gaat het om seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s), ongewenste zwangerschap en verwondingen. Op de lange termijn kunnen slachtoffers lijden aan paniekstoornissen en depressies – de helft van de slachtoffers ontwikkelt een posttraumatische stressstoornis (PTSS).12 Professionele hulp kan deze negatieve gevolgen helpen voorkomen.23 De meerderheid van de slachtoffers zoekt echter geen hulp, omdat ze in shock zijn, verward zijn, zich schamen en schuldig voelen, bang zijn dat ze niet geloofd worden of vrezen zelf de schuld te krijgen.4 Degenen die wel hulp zoeken ervaren vaak een afkeurende houding van hulpverleners.4 In Nederland vindt de acute opvang plaats bij de zestien Centra voor Seksueel Geweld (CSG’s), waar medische, juridische en psychosociale hulpverleners multidisciplinair samenwerken om hoogwaardige zorg te leveren. Acute opvang vindt binnen acht dagen na de verkrachting plaats vanwege preventie van soa’s en ongewenste zwangerschap, en het verrichten van sporenonderzoek. Aansluitend aan de acute opvang zorgt de nazorgconsulent voor ondersteuning, psycho-educatie en screening op PTSS. Slachtoffers zijn blijkens internationaal onderzoek tevreden over deze acute zorg.5 Wat een slachtoffer na deze acute fase nodig heeft om te herstellen is echter grotendeels niet bekend. Om ook optimale zorg voor een herstelproces op de lange termijn te leveren hebben wij slachtoffers die in de acute fase multidisciplinaire hulp in een CSG hebben ontvangen gevraagd naar hun ervaringen en behoeften aan hulp op de korte en lange termijn.
Methode
We namen semigestructureerde interviews af bij vrouwen die waren verkracht en die tussen december 2015 en januari 2017 het CSG Gelderland-Zuid en -Midden bezochten [tabel 1]. Inclusiecriteria waren ≥ 18 jaar, Nederlands- of Engelstalig, niet verstandelijk beperkt, zonder actueel ernstig psychiatrisch lijden of onveilige leefsituatie. We hebben de deelnemers geselecteerd op basis van een zo groot mogelijke variatie in leeftijd, aard en context van de verkrachting, eerder misbruik, gebruik van de geestelijke gezondheidszorg, de relatie tot de dader, en de vraag of de vrouw wel of geen aangifte had gedaan. De vrouwen werden door de nazorgconsulent uitgenodigd voor het onderzoek. Bij de werving benadrukte de nazorgconsulent expliciet dat wat de vrouwen vertelden geheim zou blijven, ze het interview desgewenst konden afbreken, geen antwoord hoefden te geven of een pauze konden in lassen. De interviews vonden plaats tussen november 2016 en februari 2017, en werden telefonisch of face to face gehouden op een locatie naar voorkeur van de slachtoffers. Het interview richtte zich op hun ervaringen en behoeften, en de manier waarop ze op de korte en lange termijn met de verkrachting omgingen. Na twaalf interviews kwamen er geen nieuwe onderwerpen meer ter sprake en was saturatie bereikt. De volledige informatie over de methode van onderzoek is te vinden in de oorspronkelijke publicatie.6
Resultaten
De twaalf slachtoffers, tussen de 18 en 54 jaar oud, waren twee tot twaalf maanden voor het interview verkracht. Op het moment van het interview kregen acht slachtoffers traumatherapie. De kenmerken van de geïnterviewden staan in [tabel 2].
De korte termijn: verbergen en erkenning
Alle slachtoffers vertelden hoe onveilig en angstig ze zich tijdens de verkrachting voelden. Ze verloren compleet de controle over wat er gebeurde en voelden zich panisch, wanhopig, verward, overrompeld en verloren. Twee vrouwen dachten vermoord te worden. Veel slachtoffers voelden een sterke drang om de verkrachting te ontkennen, te doen alsof die niet gebeurd was of deze te verbergen.
Ik wilde weg van de SEH, ik wilde van alles af zijn, ik wilde me thuis veilig voelen.
Alle slachtoffers vroegen zich af waarom het juist hen was overkomen, of het hun fout was en of ze iets hadden kunnen doen om het te voorkomen.
Verdomme, je had een intuïtie en waarom heb je er niet naar geluisterd en waarom ben je niet met de auto gegaan?
Waarom ben ik niet sterk genoeg? Heb ik wel genoeg moeite gedaan om te vechten? Wat als, als, als – al dat soort zaken!
Direct na de verkrachting hadden de vrouwen de grootste behoefte aan erkenning door de ander en om zich veilig te voelen. Op dat moment verlangden slachtoffers vooral naar steun van familie en vrienden. Deze laatsten boden praktische hulp en moedigden het slachtoffer aan om hulp te zoeken.
Het belangrijkste waren de mensen om me heen, die er voor me waren en allerlei zaken regelden. Zonder hen zou het nog een veel grotere hel zijn geweest, denk ik. Mijn schuldgevoel zou gebleven zijn, denk ik, en voor altijd in mijn hoofd op de loer liggen.
De slachtoffers vonden het uiterst belangrijk dat hulpverleners de verkrachting als een ernstig trauma benoemden en hen vrijpleitten van schuld. Wanneer hulpverleners hun emotionele reacties erkenden en uitlegden dat deze normaal zijn gaf dat meestal een grote opluchting.
Zij vertelden helder dat ik een slachtoffer ben, geen dader en dat ik het niet zelf heb uitgelokt. En dat het heel normaal was dat allerlei beelden door mijn hoofd spookten.
De lange termijn: terugkeer naar het dagelijkse leven
De meeste slachtoffers probeerden uit alle macht het trauma te vergeten door het dagelijkse leven zo snel mogelijk weer op te pakken.
Ik heb mijn uiterste best gedaan om het te ontkennen door er niet aan te denken, en te doen alsof het niet gebeurd was… door afleiding te zoeken, televisie te kijken, film te kijken, bezig te blijven – maar de beelden bleven maar terugkomen. Ik was mezelf niet meer, ik kon het niet laten gaan…
Voor de meesten verminderde de verkrachting hun gevoel van eigenwaarde. Ze voelden zich kwetsbaar, eenzaam, verloren en vies. Schuldgevoel bleef een rol spelen. Gedachten en oordelen over zichzelf veranderden geregeld. Tijdens sommige periodes voelden ze zich zwak en vonden ze dat ze zich ‘er overheen moesten zetten’, en tijdens andere periodes waren ze milder gestemd en voelden ze zich trots omdat ze de moeilijkheden hadden overwonnen.
Als de klachten zo ernstig werden dat ze interfereerden met het dagelijkse leven beseften bijna alle slachtoffers dat ze er met een vertrouwd persoon over moesten praten. Die persoon speelde een belangrijke rol om hulp te zoeken.
Ik kon mijn verhaal aan vrienden vertellen. Zij hadden eindeloos geduld met me, dus voor mij was dat het allerbelangrijkste. Op het laatst zeiden ze dat psychologische hulp me vermoedelijk zou helpen.
Slachtoffers stonden ambivalent tegenover professionele hulp. Enerzijds wilden ze niet aan de verkrachting herinnerd worden en anderzijds voelden ze dat een professional nodig was om het trauma te verwerken. Om het trauma te verwerken moesten ze de professional vertrouwen, maar ze waren tegelijkertijd bang de controle over het proces kwijt te raken.
Ik ben een controlfreak en was bang de controle te verliezen. Als ik de controle aan iemand anders zou overdragen, zou ik het beloop dus compleet uit handen geven. Als je hen [psychologen, TLJ] alles vertelt gaat de bal aan het rollen, dan verlies je de greep en ben je de controle kwijt.
Veel slachtoffers benadrukten dat de huisarts gedurende het herstelproces voor hen een veilig en vertrouwd persoon was.
Ik had behoefte om mijn huisarts te zien. Ik zat tegenover haar en dacht zij is al twintig jaar in mijn leven. Daardoor besefte ik waar mijn wereld uit bestond vóór de verkrachting. Vertrouwde personen waren van grote betekenis voor me.
Beschouwing
Het sociale netwerk en de huisarts, of andere professionals, zijn cruciaal voor het vervullen van de belangrijkste behoeften van het slachtoffer kort na het trauma: erkennen van de ernst van wat haar is aangedaan, benoemen dat het om een verkrachting gaat en het bieden van veiligheid. Erkenning en een niet-veroordelende houding van de huisarts zijn belangrijk om de sterke gevoelens van zelfbeschuldiging (self blame) tegen te gaan.
Ons onderzoek betreft een groep slachtoffers die wel direct hulp heeft gezocht. Dat betekent dat er een selectie heeft plaatsgevonden, als je uitgaat van alle slachtoffers van een verkrachting. De meeste slachtoffers willen de verkrachting immers het liefst ontkennen en doorgaan met hun leven alsof er niets gebeurd is. Op termijn heeft het merendeel van de slachtoffers hulp nodig om te herstellen.7 De context van de verkrachting (doodsdreiging, het aantal daders), de voorgeschiedenis van het slachtoffer (eerdere trauma’s), kenmerken van het slachtoffer (jong, verstandelijk beperkt) en de reacties van de omgeving (verwijten, niet geloofd worden) maken het slachtoffer extra kwetsbaar voor een ongunstig beloop.8 In de acute fase is het de taak van de huisarts om het gesprek aan te gaan over indicaties voor medische zorg (preventie van soa en zwangerschap) en de mogelijkheid van het sporenonderzoek. De rol van de huisarts is die van verwijzer naar een van de zestien CSG’s. Wanneer het slachtoffer echt niet verwezen wil worden, onderzoekt de huisarts mogelijk letsel, soa’s en zwangerschap, en houdt deze het ontwikkelen van een PTSS in de gaten.8
Op de lange termijn ervaren slachtoffers een herstelproces met ups en downs, balancerend tussen het voortzetten van het dagelijkse leven alsof er niets gebeurd is en het zoeken naar een actieve verwerking door hulp in te schakelen. De ene fase vloeit niet vanzelfsprekend over in een volgende fase. Het gaat om een individueel, uniek en continu proces van herstel van welbevinden, zelfrespect, zelfvertrouwen, veerkracht, het vermogen om relaties aan te gaan en het gevoel een doel in het leven te hebben.9 Daar past ook professionele psychologische hulp in, bijvoorbeeld voor de behandeling van PTSS, maar het tijdstip waarop varieert sterk. Een persoonsgerichte benadering vereist een flexibel en dynamisch zorgsysteem, waarin professionals naar behoefte samenwerken en participatie van het slachtoffer cruciaal is. Vrouwen die niet direct na een verkrachting bij een CSG terechtkomen, maar pas veel later met hun huisarts over de verkrachting praten, hebben behoefte aan ruimte, rust en tijd bij het volgen van hun eigen weg. Nog meer dan in de eerste fase wil het slachtoffer leidend zijn. Dat vraagt niet alleen om een empathische benadering, maar ook om continuïteit in het zorgproces.1012 Slachtoffers kunnen immers een variatie aan wisselende medische en/of psychosociale gevolgen van het trauma ervaren, zoals chronische pijnklachten, somatisch onverklaarde klachten, depressieve en angststoornissen, en sociale desintegratie.13 De huisarts bevindt zich in een unieke positie om te signaleren dat deze klachten kunnen wijzen op mogelijk seksueel geweld in de voorgeschiedenis. Continuïteit van zorg impliceert dat informatie over de voorgeschiedenis en persoonlijke omstandigheden gebruikt wordt om passende samenhangende zorg te bieden in een voortgaande therapeutische relatie. Tijdens het herstelproces kan de huisarts juist vanwege die continuïteit van zorg en de persoonsgerichte benadering van onschatbare waarde zijn voor het slachtoffer.
Conclusie
Erkenning geven en veiligheid bieden door hulpverleners zijn direct na een verkrachting voor het slachtoffer van cruciaal belang. Op de lange termijn biedt de langdurige relatie van de huisarts met het slachtoffer de kans om passend aan te sluiten bij de fase van het persoonlijk herstel.
1 | Wat had u nodig direct na het seksueel geweld? |
2 | Wat waren uw gevoelens en problemen direct na het seksuele geweld? |
3 | Hoe bent u omgegaan met deze gevoelens en problemen? |
4 | Wat waren uw ervaringen met professionals die u direct na het seksueel geweld ontmoet hebt? |
5 | Wat had u na het seksueel geweld op de langere termijn nodig? |
6 | Wat waren uw gevoelens en problemen op de langere termijn? |
7 | Hoe bent u omgegaan met deze gevoelens en problemen? |
8 | Wat waren uw ervaringen met professionals die u in de loop van de tijd ontmoet hebt? |
Kenmerk | Aantal | |
---|---|---|
Leeftijd | 18-25 jaar26-45 jaar> 45 jaar | 903 |
Vorm van het seksuele geweld | VerkrachtingVerkrachting met ernstig geweldDFSA*DFSA met ernstig geweld | 12221 |
Eerder misbruik | NeeJa, seksueel geweldJa, verbaal partnergeweld | 741 |
Dader | FamilieEx-partnerVriend, collega, bekendeVreemde | 1263 |
Psycholoog in voorgeschiedenis | JaNee | 93 |
Psychologische zorg op moment interview | JaNee, verwezen maar heeft zich teruggetrokkenNee, zorg is aan huisarts overgedragen | 813 |
Aangifte politie | JaNee | 39 |
Literatuur
- 1.↲↲De Graaf H, Wijsen C. Seksuele gezondheid in Nederland 2017. Utrecht: Rutgers, 2017.
- 2.↲↲Campbell JC. Health consequences of intimate partner violence. Lancet 2002;359:1331-6.
- 3.↲Campbell R, Wasco SM, Ahrens CE, Sefl T, Barnes HE. Preventing the ‘second rape’ rape survivors’ experiences with community service providers. J Interpers Violence 2001;16:1239-59.
- 4.↲↲Patterson D, Greeson M, Campbell R. Understanding rape survivors’ decisions not to seek help from formal social systems. Health Soc Work 2009;34:127-36.
- 5.↲Ericksen J, Dudley C, McIntosh G, Ritch L, Shumay S, Simpson M. Clients’ experiences with a specialized sexual assault service. J Emerg Nurs 2002;28:86-90.
- 6.↲Giel J, Hutschemaekers M, Zijlstra E, De Bree C, Lo Fo Wong S, Lagro-Janssen ALM. Similar yet unique: the victim’s journey after acute sexual assault and the importance of continuity of care. Scand J Caring Sci 2019 May 9.
- 7.↲Hegarty K, Tarzia L, Hooker L, Taft A. Interventions to support recovery after domestic and sexual violence in primary care. Int Rev Psychiatry 2016;28:519-32.
- 8.↲↲Lagro-Janssen T. Signaleren en benadering door de huisarts van seksueel misbruik bij volwassenen. Bijblijven 2019;6-7:56-67.
- 9.↲Chouliara Z, Karatzias T, Gullone A. Recovering from childhood sexual abuse: a theoretical framework for practice and research. J Psychiatr Ment Health Nurs 2014;21:69-78.
- 10.↲Haggerty JL, Reid RJ, Freeman GK, Starfield BH, Adair CE, McKendry R. Continuity of care: a multidisciplinary review. BMJ 2003;327:1219-21.
- 11.↲Stange KC. The generalist approach. Ann Fam Med 2009;7:198-203.
- 12.↲Kennedy KM, White C. What can GPs do for adult patients disclosing recent sexual violence? Br J Gen Pract 2015;65:42-4.
- 13.↲Teunissen TAM, Lo Fo Wong SH, Lagro-Janssen ALM. Signalen van seksueel misbruik herkennen. Ned Tijdschr Geneeskd 2016;160:D546.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.