Oudere vrouwelijke huisartsen komen niet alleen vaker vrouwen met overgangsklachten tegen op hun spreekuur, recepten voor hormoonsubstitutie zitten bij hen ook makkelijker in de pen. Vrouwen op het platteland zien de overgang minder als een probleem waarmee je naar de huisarts gaat. Deze zomer ontstond commotie over het gebruik van hormonen tijdens en na de menopauze (hormoonsubstitutie). Aanleiding was het Million Women onderzoek waaruit bleek dat het gebruik van oestrogenen en/of progestagenen de kans op borstkanker verhoogt. In Nederland gebruikte in 2001 11% van de vrouwen tussen 45 en 64 jaar hormoonsubstitutie, en bij ruim driekwart van hen was dat wegens overgangsgerelateerde klachten. Overgangsproblemen komen bij vrouwen van deze leeftijd vrij algemeen voor. Te verwachten is dus dat huisartsen in gelijke mate vrouwen met overgangsgerelateerde klachten op het spreekuur krijgen. De praktijk wijst anders uit: er zijn grote verschillen tussen huisartsen in het benoemen van overgangsklachten. En de vrouwen die komen, gaan lang niet allemaal met een recept voor hormoonsubstitutie naar huis.
Vrouwelijke huisartsen in de overgangsleeftijd
Een op de 8 vrouwen tussen 45 en 64 jaar ging in 2001 met overgangsgerelateerde problemen naar de huisarts. Of oudere vrouwelijke huisartsen vaker vrouwen met overgangsgerelateerde problemen op het spreekuur krijgen, is niet duidelijk, wel dat ze de klachten vaker als zodanig benoemen. Vooral het verschil met jonge mannelijke huisartsen is opvallend ( figuur 1). Misschien is voor patiënten de drempel lager om met deze klachten bij een seksegenote in dezelfde levensfase aan te kloppen? Of labelen deze huisartsen de klachten van deze vrouwen eerder als overgangsproblemen? Niet alleen zien vrouwelijke huisartsen van boven de 45 jaar meer vrouwen met overgangsgerelateerde klachten op het spreekuur, ook grijpen ze eerder naar hormoonsubstitutie: twee derde van de vrouwen gaat met een dergelijk recept naar huis. Dit is in scherp contrast met hun jongere vrouwelijke collega's die nog niet voor de helft van de patiënten met deze klacht een hormoonrecept uitschrijven.
Verschillen tussen stad en platteland
In plattelandsgebieden gaan beduidend minder vrouwen met overgangsgerelateerde klachten naar hun huisarts dan in de steden ( figuur 2). Als ze komen, is de kans om met een recept voor hormoonsubstitutie naar huis te gaan overigens vergelijkbaar met de stad: 58%. De verschillen zijn niet te verklaren door de ongelijke verdeling van mannelijke en vrouwelijke huisartsen over platteland en stad. Blijkbaar is de perceptie en interpretatie van het probleem anders op het platteland dan in de stad, óf bij de patiënt (‘daar ga je niet voor naar de huisarts’) óf bij de huisarts die het niet als zodanig herkent.
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd op LINH-gegevens in het kader van de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk (www.nivel.nl/ns2). LINH is een project van WOK, NIVEL en NHG. In 2001 participeerden ruim 120 huisartsenpraktijken. Voor meer informatie over de hier beschreven gegevens kunt u terecht op de website (www.linh.nl). Reacties naar info@linh.nl.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.