Er is, ondanks de vergrijzing, flink bezuinigd: zo’n 120 euro per ingeschreven patiënt per jaar gedurende de afgelopen vier jaar, waarvan de helft geen echte bezuiniging was, maar verschuiving van de kosten van collectief naar individueel. Gemiddeld heeft iedere normpraktijk tien patiënten die hun baan in de zorg zijn verloren in deze ronde. Inmiddels hebben we gemiddeld 250 patiënten in de praktijk zonder aanvullende verzekering, 37 zelfs zonder basisverzekering. Ik ben dan ook wel gemotiveerd iets aan die kosten te doen.
Nou zijn veel van die kosten ‘ver van mijn bed’. Neem bijvoorbeeld administratiekosten van het ziekenhuis: die blijken verantwoordelijk voor 20% van alle kosten van de tweede lijn! Dertig procent van de kosten van de ‘cure’ zou niet of nauwelijks iets met medisch nut, maar vooral met aanbod te maken hebben; dit zal zich toch wel vooral in de tweede lijn afspelen. Daarnaast de almaar stijgende medicijnkosten. Mijn rol in het bezuinigen hierop bestaat vooral in minder ‘doen’ en minder voorschrijven. Er is immers allerlei medisch handelen dat geen nut heeft: foto’s van sinus of LWK aanvragen, antidepressiva voorschrijven bij lichte depressie, naar fysiotherapeut verwijzen voor tennisarm. Laboratoriumonderzoek kan vaak ook wel wat zuiniger. Met een uitgespaarde verwijzing heb ik vaak mijn eigen salaris die dag alweer terugverdiend voor de verzekeraar.
Maar er zijn gebieden waarin ik meer kan doen: zinloze richtlijnen en voorschriften negeren bijvoorbeeld. Iedereen kent voorbeelden daarvan: voorschriften van de Werkgroep Infectie Preventie aangaande gewrichtspuncties of speculumonderzoek, het instellen van een bedrijfshulpverlener in een gezondheidscentrum, risico-inventarisatie ten behoeve van de arbo op de praktijk, enzovoort, enzovoort. Die dingen kosten misschien niet veel geld, maar wel tijd die ik kan besteden aan een goed gesprek met mijn patiënt: dat bespaart soms heel veel geld.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.