Nieuws

Internetondersteuning bij hart- en vaatziekten: niet voor iedereen

Gepubliceerd
28 juni 2016

Het aantal patiënten met een hoog risico op hart- en vaatziekten neemt toe. Het grootste deel van deze patiënten wordt begeleid in de eerste lijn. Zelf-management en internetondersteuning zouden een deel van het werk kunnen overnemen, maar wetenschappelijk bewijs voor effectiviteit hiervan ontbreekt. Nieuw onderzoek laat zien dat een uitgebreid ondersteuningsprogramma via telefoon en internet slechts een klein maar klinisch relevant effect heeft op het cardiovasculair risico.

Engelse onderzoekers includeerden 641 patiënten in een pragmatische klinische trial in de eerste lijn. De patiënten waren tussen 40 en 74 jaar en hadden een 10-jaars risico van ≥ 20% met een blanco cardiale voorgeschiedenis. Deelnemers in de interventiegroep kregen ondersteuning via de ‘Healthlines service’. Deze service bestond, naast de gebruikelijke zorg bij de huisarts en praktijkondersteuner, uit ondersteuning bij leefstijlverandering en therapietrouw door een getrainde gezondheidsadviseur via wekelijkse telefoongesprekken en een online portal. De controlegroep kreeg alleen gebruikelijke zorg. De primaire uitkomstmaat was een verbetering of behoud van 10-jaars cardiovasculair risico na 1 jaar follow-up.

In de interventiegroep bereikten iets meer deelnemers dit eindpunt dan in de controlegroep (50% versus 42%; OR 1,3; 95%-BI 1,0 tot 1,9). In absolute zin was er geen verschil in 10-jaars risico (-0,4%; 95%-BI -1,2 tot 0,3%). Wel was er een verlaging van de bloeddruk (-2,7 mmHg systolisch) en gewicht (-1,0 kg) in de interventiegroep. Healthlines-deelnemers hadden ook een betere medicatietrouw, een beter dieet, meer beweging en waren meer tevreden met de zorg. Een eerste analyse liet zien dat het programma kosteneffectief was, maar verdere details worden nog gepubliceerd.

Dit onderzoek maakt duidelijk dat er slechts een klein effect is van een uitgebreid ondersteuningsprogramma met telefoon en internet op het cardiovasculair risico. Toch zou dit op populatieniveau een groot effect kunnen hebben op cardiovasculaire eindpunten. De onderzoekers concluderen dat een interventie met telefoon- en internetondersteuning vooral geschikt en effectief lijkt voor gemotiveerde patiënten die deze vorm van ondersteuning ook zien zitten. Deze conclusie is waarschijnlijk ook van toepassing op de Nederlandse situatie.

Salisbury C, et al. Telehealth for patients at high risk of cardiovascular disease: pragmatic randomised controlled trial. BMJ 2016;353:i2647.

Reacties (2)

Tobias Bonten (niet gecontroleerd) 7 september 2016

Beste Hr/Mw. Hendriks,

De titel van het stukje dekt inderdaad niet geheel de lading van het onderliggende artikel in de BMJ. Het is gebasseerd op de uitspraak van de onderzoekers dat de interventie vooral effectief leek te zijn in de subgroep van gemotiveerde patienten die de ondersteuning ook zagen zitten. Voor de toepassing van deze eHealth applicatie in de NL huisartsenpraktijk vond ik dit een belangrijke mededeling, omdat het op basis van dit onderzoek verstandig lijkt om goed na te denken over de doelgroep van eHealth voordat er implementatie plaatsvindt op praktijkniveau. Indien een dergelijke interventie namelijk wordt uitgevoerd bij een grote groep patienten zal er gemiddeld waarschijnlijk een klein effect uitkomen, zoals in dit onderzoek wordt gezien. Personaliseren en profilering van patienten om eHealth interventies doelgericht in te zetten lijkt dus de weg voorwaarts te zijn.
Ik hoop dat ik zo de keuze voor deze titel heb kunnen verduidelijken.

Met vriendelijke groet,

Tobias Bonten

E. Hendriks (niet gecontroleerd) 15 juli 2016

De titel van dit stukje dekte de lading niet echt. Op grond van de titel verwachtte ik een artikel over patienten bij wie een internetinterventie wel en niet effectief was. Echter het stukje gaat over de bescheiden maar positieve uitkomsten van een studie naar de effectiviteit van een interventie, niets over bij wie het wel en niet hielp. Is dit een vergissing?

Verder lezen