De tekst bij vraag 10 van de kennistoets op pagina 485 van H&W 2000;45(9) gaat over de vraag of de specificiteit van het teken van Babinski bij een piramidebaanstoornis 100% is. Het antwoord op pagina 492 luidt dat als het teken van Babinski positief is en er dus een pathologische voetzoolreflex is, dit altijd wijst op een stoornis van het piramidebaansysteem. De specificiteit is daarmee 100%. Deze conclusie lijkt mij onjuist. Raadpleeg bijvoorbeeld het boekje Inleiding in evidence-based medicine van WJJ Assendelft et al., pagina 37. Als de vetgetypte tekst in dit kwadrantschema wordt ‘vertaald’, betekent dit dat a/(a+b)=100. Op dezelfde bladzijde staat vermeld dat deze formule staat voor de voorspellende waarde van een positieve test. Deze is dus wel 100%. Het antwoord was overgenomen uit: Van Gijn J. Fysische diagnostiek – de voetzoolreflex. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;142-5. Daar staat het dus ook fout.
N.G. Berkhof
Antwoord
De conclusie in het antwoord dat de specificiteit 100% is, is indirect uit de gegevens af te leiden. Het antwoord laat zich het gemakkelijkst uitleggen aan de hand van een tabel. In de tekst staat dat indien het teken van Babinski positief is, en er dus een pathologische voetzoolreflex is, dit altijd wijst op een stoornis van het piramidebaansysteem. In de tabel betekent dit dat in vak b altijd het getal 0 zal komen te staan. De specificiteit is daarmee d/(b+d)=d/d=100%. De positief voorspellende waarde van de test a/(a+b) zal om dezelfde reden ook altijd 100% zijn.
Z+ | Z- | Totaal | |
---|---|---|---|
T+ | a | b | |
T- | c | d | |
Totaal | 1000 |
Totaal
1000
Margriet Bouma, wetenschappelijk medewerker NHG Wilma Spinnewijn, coördinator werkgroep kennis SVUH
Reacties
Er zijn nog geen reacties.