De kennistoets gaat over één artikel in dit nummer van H&W, namelijk: Enthoven WTM. Rugklachten bij ouderen. Huisarts Wet 2017;60(2):75-6. De toets is tevens gebaseerd op de herziene NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn (tweede herziening). Huisarts Wet 2017:60(2):78-84.
Daarnaast wordt gebruikgemaakt van bronnen die daarbij aansluiten, zoals NHG-Standaarden, Farmacotherapeutisch Kompas en CBO-richtlijnen. De juiste antwoorden vindt u op pagina 102.
1. In het artikel stelt Enthoven dat rugpijn bij ouderen een belangrijk probleem vormt. Op welk probleem doelt zij bij deze leeftijdsgroep?
-
De fysieke beperking als gevolg van de rugpijn.
-
De onderliggende pathologie die de rugpijn veroorzaakt.
-
De hoge incidentie van de rugpijn.
2. In het onderzoek ‘Back Complaints in the Elders’ (BACE) werd bijgehouden hoe vaak er sprake was van ernstige onderliggende pathologie bij ouderen (> 55 jaar) met rugpijn. Welke ernstige pathologie kwam bij deze groep het meest voor?
3. Binnen de populatie ouderen met rugpijn die deelnamen aan het BACE-onderzoek werden verschillen gezien tussen ‘jonge’ (55-74 jaar) en ‘oudere’ (≥ 75 jaar) ouderen. Welke symptomen werden vaker aangetroffen bij de ‘oudere’ ouderen met rugpijn?
4. In het BACE-onderzoek blijken ‘rode vlaggen’ slechts in beperkte mate onderliggende pathologie te voorspellen bij ouderen met rugpijn. De beste voorspeller voor een wervelfractuur bij ouderen is de rode vlag ‘klachten als gevolg van een trauma’. Welke van de volgende rode vlaggen is in het onderzoek nog meer geassocieerd met wervelfracturen?
5. Enthoven hanteert in haar artikel enkele malen de term ‘klinisch relevant verschil’. Wat wordt onder een klinisch relevant verschil verstaan?
-
Een verschil waarvan de praktiserende arts vindt dat het uitmaakt voor zijn handelen.
-
Een gevonden verschil in onderzoek dat met grote waarschijnlijkheid een werkelijk verschil is.
-
Een gevonden verschil bij een aandoening die in de dagelijkse praktijk vaak voorkomt.
6. Vanwege het verhoogde risico op bijwerkingen en interacties is het advies aan ouderen om pijnstillers alleen zo nodig bij rugpijn te gebruiken. In het BACE-onderzoek werd bijgehouden hoe vaak ouderen met rugpijn een pijnstiller gebruiken. Hoe hoog lag het gebruik?
-
Laag: < 30%.
-
Gemiddeld: 30 tot 70%.
-
Hoog: > 70%.
7. Mevrouw Kieviet, 58 jaar, heeft sinds een week lagerugpijn met uitstraling naar haar rechterbeen. De pijn is continu aanwezig, niet afhankelijk van houding of bewegen en is erger in de nacht. Omdat mevrouw Kieviet in het verleden behandeld is voor mammacarcinoom, wil de huisarts aanvullend onderzoek doen. Wat is in dit geval het meest aangewezen beleid?
-
Alleen bezinkingssnelheid van erytrocyten (BSE) laten bepalen.
-
Alleen röntgenfoto van de wervelkolom laten maken.
-
BSE laten bepalen en röntgenfoto van de wervelkolom laten maken.
-
Verwijzen voor een MRI-scan.
8. De heer Donders, 46 jaar, wordt doorverbonden met de regiearts op de huisartsenpost. Hij belt op vanwege lagerugpijn. De heer Donders vertelt dat hij thuis in bed ligt en er niet uit kan komen vanwege de pijn. Twee weken geleden is de pijn begonnen. De afgelopen dagen was de pijn continu aanwezig, ongeacht of hij bewoog of niet. De rugpijn straalt niet uit naar zijn benen. Hij heeft nooit eerder rugklachten gehad. Wel is hij bekend met jicht. De heer Donders maakt zich zorgen. De regiearts herkent tussen de anamnestische gegevens een alarmsymptoom voor lagerugpijn. Welk gegeven is dit?
-
Continu pijn, onafhankelijk van beweging.
-
Eerste optreden van rugpijn na het 40e levensjaar.
-
Jicht als comorbiditeit.
-
Niet meer uit bed kunnen komen.