Op het spreekuur van de huisarts komt de heer Schats, 32 jaar. Hij heeft al twee weken rode, jeukende, tranende ogen. De huisarts stelt de diagnose allergische conjunctivitis, schrijft levocabastine-oogdruppels voor en adviseert (1) koude kompressen te gebruiken.
1. Dit advies (1) is correct.
Twee dagen later komt de heer Schats terug omdat de klachten erger zijn geworden na contact met katten. De huisarts legt uit dat hij de levocabastine-oogdruppels moet continueren en schrijft hem (2) prednisolon-oogdruppels voor gedurende (3) drie dagen.
2. Deze medicatie (2) is hier correct.
3. De duur (3) van de behandeling is correct.
Vera, 5 jaar, komt met haar vader bij de huisarts. Op haar school heerst roodvonk. Vera heeft sinds twee dagen hoge koorts en sinds vanochtend rode vlekjes op haar borst. Ouders van zieke klasgenootjes vertelden dat de huisarts bij roodvonk geen medicijnen voorschrijft. ‘Zeker omdat antibiotica niet helpen tegen een virus, hè dokter?’ De huisarts legt uit dat roodvonk niet door een virus, maar door een bacterie wordt veroorzaakt, en wel (1) een stafylokok en legt verder uit dat (2) roodvonk in Nederland meestal een mild beloop heeft en dat daarom antibiotica niet nodig zijn.
4. Het gestelde na (1) is correct.
5. Het gestelde na (2) is correct.
De aios en de huisarts bespreken de laboratoriumuitslagen van mevrouw Van Haren, 33 jaar. Sinds drie weken is bij haar hypertensie vastgesteld, zonder klachten. De gemiddelde bloeddrukwaarde is 190/90 mmHg. De laboratoriumuitslagen laten een normaal serumcreatinine en een normale creatinineklaring zien. Glucose en lipiden zijn normaal, evenals het kalium en de TSH-waarde. Er is geen belaste familieanamnese. De aios en huisarts overwegen de mogelijkheid van onderliggende pathologie, zoals een secundaire hypertensie. De huisarts beweert dat (1) een normale creatinineklaring een secundaire hypertensie uitsluit. De aois meent dat (2) op basis van de leeftijd en het ontbreken van klinische symptomen een nierarteriestenose hier een mogelijke oorzaak voor secundaire hypertensie is.
6. De bewering van de huisarts na (1) is correct.
7. De bewering van de aios na (2) is correct.
Mevrouw Vos, 43 jaar, heeft al enige maanden een geelbruine brokkelige nagel van haar grote teen. Omdat de nagel van haar kleine teen nu ook afwijkingen begint te vertonen, vraagt ze haar huisarts om medicatie. De huisarts stelt de diagnose onychomycose en schrijft itraconazol voor.
8. Het voorgeschreven medicijn is in dit geval het medicijn van eerste keus.
9. De behandelduur bij onychomycose van de teennagels bedraagt drie maanden.
Na de behandeling zijn de klachten van mevrouw Vos niet volledig over. De huisarts legt uit dat (1) bij onvolledige genezing gedurende een jaar de nawerking van het middel wordt afgewacht.
10. De bewering van de huisarts na (1) is correct.
De antwoorden staan op pagina 116.