Klinische probleemstellingen is het eerste deel in de reeks Compendium Klinische Diagnostiek. Deze uitgave is de herziening van de derde druk van het (voormalig) Diagnostisch Kompas, dat in 2003 werd uitgegeven door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Vanwege een taakherschikking heeft het CVZ besloten de rechten van het kompas af te staan en over te dragen aan Prelum Uitgevers. De doelgroep bestaat uit alle artsen die direct of indirect betrokken zijn bij klinische diagnostiek van patiënten. Het boek beschrijft onderzoek en diagnostiek van 236 aandoeningen. De werkwijze is evidence based. Afhankelijk van de beschikbare kwalitatief goede literatuur en de betekenis voor de dagelijkse praktijkvoering koos men de onderwerpen. Artsen en medisch specialisten beoordeelden de teksten; opmerkelijk genoeg staan in de lijst van medewerkers geen huisartsen. De 236 aandoeningen betreffen uiteenlopende onderwerpen, waarbij zowel symptomen (zoals diarree of heesheid) als ziekten de revue passeren. Iedere probleemstelling wordt aan de hand van een vaste structuur behandeld: epidemiologische gegevens, alternatieve diagnoses, klinisch relevant onderzoek, cave (valkuilen), aanvullende diagnostiek, niet-geïndiceerd onderzoek, algemene opmerkingen, classificatie ICPC en ICD-10 en literatuur. Omdat deze uitgave zich richt op een brede doelgroep zijn voor huisartsen met name de meer huisartsgeneeskundige onderwerpen waarvoor geen NHG-Standaard bestaat de moeite waard, zoals haaruitval, CTS, hirsutisme, polyneuropathie, ziekte van Paget, erythema nodosum, en retentio testis. Maar ook de meer specialistische aandoeningen zijn zeer lezenswaardig, omdat ze in kort bestek de hoofdzaken rond een onderwerp aangeven. Onderwerpen als fibromyalgie en chronisch vermoeidheidssyndroom zijn ook opgenomen, waarschijnlijk omdat ze betekenis hebben voor de dagelijkse praktijkvoering. Bij veel onderwerpen zal de huisarts geen nieuws aantreffen in deze uitgave; hij heeft de NHG-Standaarden al en die worden veelvuldig aangehaald in de literatuurlijsten van deze uitgave. En hij heeft ook de LESA Rationeel aanvragen van laboratoriumdiagnostiek tot zijn beschikking. De specialistische insteek is bij een aantal onderwerpen duidelijk aanwezig. Aan onderwerpen als anemie en amenorroe worden beide vier hoofdstukjes gewijd. Bij diepe veneuze trombose wordt de Wellsscore aanbevolen, die in de eerste lijn minder goed bleek te voldoen dan een specifiek voor de huisarts ontwikkelde regel. En bij het aantonen van paroxismaal atriumfibrilleren noemen de auteurs wel de Holter-registratie, maar ontbreekt de eventrecorder. In de epidemiologische gegevens maken de auteurs niet consequent onderscheid tussen gegevens afkomstig uit eerste of tweede lijn. Met name in de kopjes ‘algemene opmerkingen’ staan vaak behartenswaardige zaken. Bij appendicitis acuta: ‘bij twijfel herhalen van het lichamelijk onderzoek na enkele uren. Vaak is het beeld dan duidelijker en vervalt soms de indicatie voor verder onderzoek’. Net zoals het diagnostisch kompas vroeger hoort de opvolger ervan (deze uitgave) in de spreekkamer te staan, of online beschikbaar te zijn.
Wietze Eizenga
Reacties
Er zijn nog geen reacties.