Bij 888 gezonde Rotterdamse vrouwen tussen de 45 en 60 jaar keken de onderzoekers naar de relatie tussen vroege klinische bevindingen en afwijkingen van de knie op een MRI. De deelneemsters vulden een vragenlijst in en kregen een MRI van beide knieën. Vervolgens werden de knieën klinisch onderzocht. Er waren slechts twee onderzoekers die elk 444 knieën beoordeelden! Zij keken naar pijn bij palpatie maar ook naar crepitatie van de knie bij actieve flexie en/of extensie. Alle MRI’s werden voorgelegd aan één zeer ervaren bewegingswetenschapper die de MRI’s scoorde volgens een semi-kwantitatief scoringssysteem om osteoartritis van de knie op te sporen.
Een radioloog controleerde de interobservervariatie door de MRI’s steekproefsgewijs te beoordelen. Al met al een zeer arbeidsintensief onderzoek, waarbij een significant positieve associatie werd gevonden tussen crepitatie en afwijkingen in het patellofemorale gewricht op de MRI: OR kraakbeenlesies = 5,49 (95%-BI 3,79 tot 7,84); OR osteofyten = 2,61 (95%-BI 2,00 tot 3,40); OR cysten = 2,82 (95%-BI 2,00 tot 3,98); OR been(merg)lesies = 3,70 (95%-BI 2,71 tot 5,04).
Uit de vragenlijst bleek verder dat een voorgeschiedenis van patellaire pijn ook een significant positieve associatie heeft met voornoemde variabelen, behalve met osteofyten. De bevindingen hebben uitsluitend betrekking op het patellofemorale gewricht, ze gelden niet voor het tibiofemorale gewricht. Dat plaatst een en ander ook weer in perspectief. Vrouwen met krakende knieën of pijnklachten van de patella kunnen rekening houden met hun bewegingspatroon. Van overige krakende gewrichten wachten we, samen met het andere deel van de wereldbevolking met krakende knieën, verder onderzoek af.
Wilma Spinnewijn