Doel, doelgroep en opstellers van de LESA
-
het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
-
Verenso (vereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters)
-
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
Kernpunten
Begrippen
Uitkomsten van reanimatie van kwetsbare ouderen
-
circa 2,4 tot 14% van de 70-plussers verlaat levend het ziekenhuis, van de 80-plussers verlaat 3,3 tot 9,4% levend het ziekenhuis;
-
circa 1,2 tot 5,7% van de gereanimeerde 70-plussers houdt geen tot milde neurologische schade over (Cerebral Performance Category (CPC) ≤ 2). Dat is ongeveer de helft van het aantal overlevenden, de andere helft van de overlevenden heeft blijvende ernstige neurologische schade.
-
circa 5,9 tot 32,7% van de 70-plussers verlaat levend het ziekenhuis, van de 80-plussers verlaat 11 tot 17% levend het ziekenhuis;
-
circa 17% van de gereanimeerde 70-plussers houdt geen tot milde neurologische schade over (CPC ≤ 2). Dat is ongeveer de helft van het aantal overlevenden, de andere helft van de overlevenden heeft blijvende ernstige neurologische schade.
-
cardiovasculaire comorbiditeit.
-
hogere leeftijd (onafhankelijk van comorbiditeit);
-
niet-cardiovasculaire comorbiditeit, vooral maligniteit, levercirrose, hypercholesterolemie en ook sepsis, leverinsufficiëntie, nierfalen, acute neurologische aandoeningen, gastro-intestinale comorbiditeit, hypotensie, pneumonie, aneurysma dissecans, uremie en pulmonaire embolie;
-
opname in een verpleeghuis of ADL-afhankelijkheid.
Shared decision-making over reanimatie
Rollen van betrokken disciplines
De verantwoordelijk arts (hoofdbehandelaar)
De huisarts(-envoorziening)
De specialist ouderengeneeskunde
De verpleegkundige, verzorgende of praktijkondersteuner
Taakverdeling bij samenwerking
Signalering toename kwetsbaarheid, wensen en vragen over reanimatie
-
Elke zorgverlener kan te maken krijgen met toename van kwetsbaarheid, ideeën of vragen over de toekomst, vragen over eventuele reanimatie of vragen over de gezondheid van de patiënt. Belangrijk is dat andere zorgverleners op dat moment informatie hierover, met toestemming van de patiënt, doorgeven aan de verantwoordelijk arts.
-
Een intakegesprek in het kader van een opname biedt de gelegenheid te informeren naar een eventuele bestaande reanimatiewens en deze door te geven aan de arts zodat de arts deze met de patiënt kan bespreken tijdens het anticiperende gesprek over reanimatie.
Gespreksvoering
-
Goede zorg aan kwetsbare ouderen omvat proactieve shared decision-making over reanimatie tussen de verantwoordelijk arts en de patiënt. In het stroomdiagram [figuur 1] worden mogelijke aanleidingen genoemd voor anticiperende gespreksvoering over reanimatie zoals signalen van overige zorgverleners.
-
Anticiperende besluitvorming over reanimatie wordt bij voorkeur ingebed in gesprekken over de zorg rond het levenseinde.
-
Bij voorkeur worden, met toestemming van de wilsbekwame patiënt, naasten betrokken bij besluitvorming en in het geval van een wilsonbekwame patiënt moet de vertegenwoordiger betrokken worden. In paragraaf 3.1 van de multidisciplinaire richtlijn Anticiperende besluitvorming over reanimatie bij kwetsbare ouderen wordt beschreven welke zeggenschap de arts en de wilsbekwame patiënt c.q. de vertegenwoordiger van een wilsonbekwame patiënt hebben bij anticiperende besluitvorming.
-
De arts − of indien afgesproken de verpleegkundige, verzorgende of praktijkondersteuner − geeft kwetsbare ouderen evidence-based informatie over de uitkomsten van reanimatie, kansen op blijvende schade en het proces van reanimatie, zie hiervoor paragraaf Shared decision-making over reanimatie van deze LESA.
-
Als een wilsbekwame patiënt aangeeft niet gereanimeerd te willen worden, is deze wens doorslaggevend, ongeacht het medisch oordeel van de arts. Het oordeel van de arts is alleen bepalend als deze op grond van medische gegevens meent dat een reanimatie bij deze individuele patiënt niet effectief kan zijn. Dan wordt een niet-reanimatiebesluit (NR) genomen. In andere situaties prevaleert de wens van de patiënt.
-
Op basis van deze informatie dient de arts in overleg met de patiënt een individueel anticiperend reanimatiebesluit te formuleren.
-
Als de arts twijfelt over de inschatting van de overlevingskans van een individuele kwetsbare oudere is het raadzaam dat de arts een collega consulteert.
-
De patiënt wordt gevraagd zijn naasten te informeren over de inhoud van het afgesproken reanimatiebesluit en om hen te attenderen op de plaats waar deze in acute situaties is terug te vinden (op een vaste plek, bijvoorbeeld bij de telefoon en/of in de zorgmap).
-
De arts − of de verpleegkundige, verzorgende of praktijkondersteuner − stimuleert de patiënt om het niet-reanimatiebesluit vast te leggen in een eigen niet-reanimerenpenning of een eigen schriftelijke niet-reanimerenverklaring die aan de erkenningseisen voldoet. Hij informeert patiënten dat de kans op opvolging van een niet-reanimerenbesluit groter is als de patiënt een eventuele niet-reanimerenpenning of een niet-reanimerenverklaring op een snel vindbare plaats op het lichaam draagt.
Vastleggen en overdracht van reanimatiebesluiten
-
De arts zorgt dat het (herziene) niet-reanimatiebesluit en/of niet-reanimerenverklaring op een heldere wijze wordt vastgelegd in het (elektronisch) patiëntendossier en indien aanwezig in het individuele zorgplan. De arts vermeldt in het dossier de volgende gegevens: aard reanimatiebesluit (wel-reanimeren of niet-reanimeren), datum besluit, kernachtige weergave van gegeven informatie, wensen en opvattingen van de patiënt, eventueel relevante aanvullende gegevens van naasten en aanwezige gesprekspartners, naam van de arts die het reanimatiebesluit heeft genomen. Bij papieren zorgdossiers wordt de aanwezigheid van een niet-reanimatiebesluit met de afkorting NR gemarkeerd op de voorpagina of eerste pagina van het dossier.
-
De arts draagt (herziene) niet-reanimatiebesluiten proactief over aan andere betrokken zorgverleners en huisartsenpost en stimuleert hierdoor dat deze het niet-reanimatiebesluit vastleggen in een eventuele zorgmap of zorgleefplan, zodat dit snel toegankelijk is in acute situaties.
-
De arts benoemt het niet-reanimatiebesluit standaard in verwijsbrieven voor de ambulancezorg, het ziekenhuis, een andere zorginstelling, de thuiszorg, de huisartsenpost of andere behandelend artsen.
-
Zodra de huisartsenpost een niet-reanimatiebesluit heeft ontvangen, wordt dit in het computersysteem bij de gegevens van de betreffende patiënt genoteerd. De huisartsenpost is er verantwoordelijk voor dat deze meldingen in het eigen systeem worden opgenomen en dat, zodra er over deze patiënt gebeld wordt, de attentieregel in beeld komt. Dit is reeds gebruikelijk bij de zorg voor patiënten in de palliatieve fase.
Periodieke beoordeling
Aandachtspunten bij samenwerking
-
Zorg dat helder is welke zorgverlener − onder verantwoordelijkheid van de arts − de kwetsbare oudere (en zijn naasten of vertegenwoordiger) een gesprek aanbiedt over anticiperende besluitvorming over reanimatie c.q. zorg rond het levenseinde.
-
Maak heldere afspraken over de wijze waarop een niet-reanimatiebesluit (NR) wordt vastgelegd en dat deze in acute situaties goed toegankelijk is.
-
Zorg voor tijdige en volledige overdracht van niet-reanimatiebesluiten aan andere betrokken zorgverleners zoals verpleegkundigen, verzorgenden en praktijkondersteuners, de huisarts, de specialist ouderengeneeskunde, de huisartsenpost, het ziekenhuis, of de thuisalarmering.
-
Zorg voor (elektronische) communicatie tussen de zorgverleners.
-
Zorg voor voldoende scholing in gespreksvoering over de zorg rond het levenseinde omdat:
-
patiënten betrokken willen zijn bij besluitvorming hierover, en
-
goede communicatieve vaardigheden nodig zijn voor heldere gespreksvoering die leidt tot eenduidige interpretatie door patiënt en arts van het genomen reanimatiebesluit.
-
-
Zorg voor passende hoeveelheid personeel dat adequaat geschoold is in reanimatievaardigheden en voldoende middelen, zoals genoemd in paragraaf 5.4 van de multidisciplinaire richtlijn Anticiperende besluitvorming over reanimatie bij kwetsbare ouderen.
-
Zorg voor passende bereikbaarheid en inzetbaarheid van reanimatiebekwame zorgverleners.
-
Stimuleer de implementatie van de multidisciplinaire richtlijn en LESA Anticiperende besluitvorming over reanimatie bij kwetsbare ouderen onder de eigen beroepsgroep.
-
Deze LESA is gericht op het stimuleren van samenwerking in de eerste lijn om anticiperende besluiten over reanimatie bij individuele kwetsbare ouderen en naleving daarvan mogelijk te maken. Regionaal kunnen in samenspraak afspraken verbreed worden naar de tweede lijn.
-
Maak goede afspraken met de ambulancezorg, politie en brandweer over naleving van niet-reanimatiebesluiten.
Literatuur
- 1.Multidisciplinaire richtlijn Anticiperende besluitvorming over reanimatie bij kwetsbare ouderen (Verenso, NHG, V&VN, 2013).
- 2.Handreiking Tijdig praten over het overlijden (KNMG, 2011).
- 3.Handreiking Beginselen en vuistregels bij wilsonbekwaamheid bij oudere cliënten met een complexe zorgvraag (NVVA nu Verenso, 2008).
- 4.Handreiking Zorgvuldige zorg rond het levenseinde (AVVV en Sting [nu V&VN] en NVVA [nu Verenso], 2006).
- 5.Handreiking Palliatieve Zorg, Vereniging Huisartsenposten Nederland, 2008.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.