-
Uitgangspunt is de geactualiseerde KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2014) en de kindcheck daarin.
-
De LESA Kindermishandeling voegt zich naar de fundamentele veranderingen in de organisatie van de jeugdzorg als gevolg van de Jeugdwet 2015.
-
Om een breed draagvlak en continuïteit van zorg te creëren is samengewerkt met meer partijen dan bij de LESA Kindermishandeling uit 2010.
-
Een actieve houding en alertheid zijn geboden om ook bij volwassenen en kinderen zonder hulpvraag signalen van kindermishandeling op te vangen, zo nodig passende hulp te bieden en het KNMG-stappenplan kindermishandeling te volgen.
-
Zorg voor een adequate informatie-uitwisseling bij (een vermoeden van) kindermishandeling.
-
Vraag bij een vermoeden van kindermishandeling geanonimiseerd advies aan Veilig Thuis (stap 2 uit het KNMG-stappenplan kindermishandeling).
-
Spreek met betrokken hulpverleners af wie de regie en zorgcoördinatie op zich neemt en wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft en leg dit vast. Dit is essentieel om tot een goede signalering en aanpak van kindermishandeling te komen.
-
Is een reële kans op schade voor het kind met passende hulpverlening niet (langer) af te wenden, doe dan zo spoedig mogelijk melding bij Veilig Thuis (stap 5b uit het KNMG-stappenplan kindermishandeling).
-
Houd aandacht voor de eigen kennis, attitude en competenties om adequaat om te kunnen gaan met (vermoedens van) kindermishandeling.
Inbreng van de cliënt
Afweging door de hulpverlener
Taakdelegatie
Inleiding
-
jeugdgezondheidszorg vertegenwoordigd door jeugdartsen (AJN Jeugdartsen Nederland) en jeugdverpleegkundigen (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), vakgroep Jeugd);
-
huisartsen (Nederlands Huisartsen Genootschap, NHG);
-
kinderartsen (Nederlandse Vereniging voor Kinderartsen, NVK);
-
vertrouwensartsen (Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling, VVAK);
-
Veilig Thuis (voorheen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling), vertegenwoordigd door VVAK.
Doel van de LESA
Achtergronden
Begrippen en definities
-
Kindermishandeling. Deze LESA hanteert de definitie van kindermishandeling uit de Jeugdwet:5 ‘Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.’
-
Cliënt. JGZ-medewerkers spreken van cliënten of klanten, huisartsen van patiënten. In deze LESA is gekozen voor de term cliënten, waarmee zowel het kind als de ouders kunnen worden bedoeld.
Vormen van kindermishandeling
-
Verwaarlozing (affectief, lichamelijk of pedagogisch);
-
Lichamelijke mishandeling;
-
Psychische mishandeling;
-
Risicogedrag tijdens zwangerschap;
-
Eergerelateerd geweld;
-
Seksueel misbruik;
-
Vrouwelijke genitale verminking (VGV);7
-
Huwelijksdwang en achterlating;
-
Pediatric condition falsification (Münchhausen ‘by proxy’);8
-
Getuige zijn van huiselijk geweld (partnergeweld, geweld tussen gezinsleden, ouderenmishandeling);
-
Overige vormen van kindermishandeling.
Cijfers over kindermishandeling
-
huisartsen (adviesvragen 2,7 en meldingen 1,6%);
-
jeugdgezondheidszorg (adviesvragen 4,1 en meldingen 2,9%);
-
ziekenhuizen (adviesvragen 11,7 en meldingen 8,5%);
-
geestelijke gezondheidszorg (adviesvragen 3,4 en meldingen 2,2%, jeugd en volwassenen);
-
politie (adviesvragen 2,2 en meldingen 33,9%).
Gevolgen van kindermishandeling
Inhoud
-
de afbakening van verantwoordelijkheden en taken bij kindermishandeling;
-
de vorm en inhoud van consultatie;
-
verwijzing en terugverwijzing;
-
coördinatie en monitoring bij gedeelde zorg.
Uitgangspunten
-
een correct hanteren van het beroepsgeheim;
-
adequate dossiervorming;
-
de juiste competenties en attitudes.
KNMG-meldcode
-
Stap 1. Onderzoek de situatie. Verzamel daarbij aanwijzingen die het vermoeden of de constatering van kindermishandeling kunnen onderbouwen of ontkrachten en leg deze vast in het cliëntendossier. Bij oudersignalen doet de arts de zogenoemde kindcheck. Informatie kan worden ingewonnen bij collega-hulpverleners zoals de huisarts, de JGZ of een betrokken kinderarts.
-
Stap 2. Vraag geanonimiseerd advies aan Veilig Thuis (bij voorkeur de vertrouwensarts) en aan collega’s als het vermoeden niet wordt ontkracht. Schakel een deskundige op het gebied van letselduiding in wanneer bij een kind met letsel behoefte bestaat aan meer duidelijkheid (over de aard en oorzaak daarvan).
-
Stap 3. Bespreek (zo mogelijk) signalen van kindermishandeling en mogelijke oplossingen met de betrokkenen. Het kind is één van de betrokkenen met wie, als dit kan, moet worden gesproken. In dit gesprek zijn hulpverleners zich bewust van de afhankelijkheidsrelatie die bestaat tussen kinderen en hun ouders.
-
Stap 4.Overleg met andere betrokken hulpverleners.
-
Stap 5a. Start hulpverlening en monitor het effect daarvan.
-
Stap 5b. Doe melding bij Veilig Thuis bij een reële kans op schade die niet met hulpverlening kan worden afgewend. Veilig Thuis draagt dan zorg voor verder onderzoek en behandeling.
De kindcheck; onderdeel van de KNMG-meldcode
Beroepsgeheim
-
toestemming van de cliënt, óf
-
een wettelijke plicht tot spreken, óf
-
een conflict van plichten: met het vrijgeven van informatie kan (mogelijk) een acuut en direct gevaar voor de veiligheid of het leven van de patiënt of anderen worden voorkomen;
-
meldrechten.17
-
wanneer zij informatie mogen of moeten delen (houd hierbij rekening met de leeftijd van de cliënt);19
-
wanneer zij toestemming moeten vragen aan de cliënt of diens vertegenwoordigers;
-
wat hun meldrecht inhoudt.
-
Welk doel wil ik bereiken door met een ander te spreken?
-
Is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroepsgeheim hoef te doorbreken?
-
Waarom is het niet mogelijk om toestemming te vragen of te krijgen?
-
Zijn de belangen die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die kind en ouders hebben bij mijn zwijgen?
-
Als ik besluit om te spreken, aan wie moet ik dan welke informatie verstrekken opdat het kind kan worden geholpen?
Dossiervorming
Competenties en attitude
Betrokken beroepsgroepen en instanties en hun rol
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0-18 jaar
De huisarts
De kinderarts
-
Het signaleren van kindermishandeling. De speciaal getrainde kinderarts (bijvoorbeeld via Wetenschappelijk Onderwijs inzake Kindermishandeling voor Kinderartsen – WOKK) heeft expertise in het duiden van klachten en bevindingen die kunnen wijzen op kindermishandeling, zoals het verschil tussen toegebracht en accidenteel letsel.
-
Het starten van overleg met hulpverleners om te komen tot een plan van aanpak, taakverdeling en afspraken over hulpverlening in het gezin.
-
Het behandelen van eventueel letsel als gevolg van kindermishandeling. Daarbij kan een kind in het ziekenhuis worden opgenomen op sociale of medische indicatie.
-
Het overdragen van eventuele follow-up naar bijvoorbeeld huisartsen, JGZ of Veilig Thuis.
Veilig Thuis
-
Bij een adviesvraag (stap 2 van de KNMG-meldcode) blijft de hulpverlener verantwoordelijk voor de aanpak van de (vermoedens van) kindermishandeling. Veilig Thuis beoordeelt dan mede welke actie nodig is. Een vervolgcontact is altijd mogelijk. Veilig Thuis kan adviseren een melding te doen.
-
Bij een melding neemt Veilig Thuis de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind over. Veilig Thuis zet dan direct in op het organiseren van veiligheid en op onderzoek naar de gemelde (vermoedens van) kindermishandeling. Bij de start van dit onderzoek verricht Veilig Thuis triage om de ernst van de onveiligheid en de problematiek in te schatten. Veilig Thuis baseert zich daarbij op de inhoud van de melding, eigen registratiegegevens, eventuele politiegegevens, de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en gegevens van de Raad voor de Kinderbescherming.
Overige betrokken hulpverleners en instanties
De forensisch arts
Sociaal wijkteam/buurtteam/jeugdteam/expertteam
Signalering
Risicofactoren
-
in gezinnen met zeer laag opgeleide ouders;
-
als beide ouders werkloos zijn;
-
in eenoudergezinnen;
-
in gezinnen met drie of meer kinderen;
-
in stiefgezinnen.
-
ouders met weinig steun van familie en omgeving (isolement);
-
ouders met persoonlijkheidsstoornissen;
-
kinderen uit ongewenste zwangerschappen;
-
baby’s die veel huilen;
-
kinderen met een (meervoudige) handicap of chronische ziekte;
-
zorgmijdende gezinnen.
-
ouders met een positief zelfbeeld;
-
ouders met een flexibele instelling;
-
sociaal vaardige kinderen.
Screeningsinstrumenten
Culturele aspecten
Zorgmijdende gezinnen
Gedeelde zorg, verwijzing en afstemming
-
zich bewust zijn van hun rol bij het voorkómen van kindermishandeling;
-
adequaat gesprekken voeren (met kinderen en volwassenen) bij vermoedens van kindermishandeling;
-
de signalen en risicofactoren van kindermishandeling kennen;
-
adequaat omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling;
-
de acute onveiligheid van het kind kunnen taxeren;
-
een positieve houding jegens samenwerking hebben om vermoedens van kindermishandeling effectief te onderzoeken;
-
bereid zijn om contact met elkaar te zoeken bij (vermoedens van) kindermishandeling en een wederzijds inzicht hebben in het belang daarvan.
Coördinatie, verantwoordelijkheden en afstemming
-
hoe het contact wordt onderhouden over het verdere verloop van de hulpverlening;
-
wie de coördinatie en regie heeft;
-
wie het effect van de hulpverlening monitort;
-
wie welke stappen van de KNMG-meldcode zet, inclusief de melding bij Veilig Thuis;
-
wie de ouders (zo mogelijk) informeert.
-
In de huisartsenzorg en de JGZ zijn aandachtsfunctionarissen aangesteld. Voor huisartsen is bovendien een netwerk van ambassadeurs in ontwikkeling42, die een rol kunnen spelen bij (vermoedens van) kindermishandeling.
-
Huisartsenposten bieden cliënten de mogelijkheid om hulp te vragen buiten de eigen huisarts om en in een betrekkelijk anonieme omgeving. Daarom wordt aangenomen dat hier in verhouding meer mishandelde kinderen komen dan bij de eigen huisarts. Extra alertheid op signalen van kindermishandeling is gewenst op huisartsenposten, evenals op de afdelingen Spoedeisende Hulp van ziekenhuizen.
-
Op de meeste afdelingen Spoedeisende Hulp melden zorgverleners volgens protocol een cliënt bij Veilig Thuis in geval van een positieve kindcheck bij (huiselijk) geweld, een suïcidepoging, automutilatie of een intoxicatie door drugs of alcohol.
-
In ziekenhuizen geldt de Veldnorm Kindermishandeling en huiselijk geweld voor ziekenhuizen. Hier is de Raad van Bestuur eindverantwoordelijk voor het beleid bij (vermoedens van) kindermishandeling en moeten afspraken over verantwoordelijkheid schriftelijk zijn vastgelegd.
Communicatie, verwijzing en rapportage
-
een voorstel voor de samenwerking (bijvoorbeeld eenmalig advies, overname behandeling), contactgegevens en eventueel de zorgcoördinatie;
-
problematiek, diagnose en vraagstelling;
-
wie het ouderlijk gezag43 heeft;
-
wat is besproken met cliënt en naastbetrokkenen, inclusief hun visie;
-
toestemming (verleend of niet) van (beide) ouders en indien van toepassing van cliënt over gegevensuitwisseling met welke hulpverleners;
-
de inhoud van het advies van Veilig Thuis;
-
personalia van kind(eren) en ouder(s), behalve wanneer het een geanonimiseerde adviesvraag betreft;
-
indien van toepassing: voorgeschiedenis, behandelingsplan, betrokken hulpverleners, afspraken over follow-up, controlebeleid, medicatieadvies, advies voor doorverwijzing of vervolgbehandeling, crisisplan.
Onderzoek van vermoedens
Adviesvraag aan Veilig Thuis
Reacties
Er zijn nog geen reacties.