Wetenschap

Let’s talk about sex (seksuele gezondheid van chronisch zieken)

Seksualiteit is belangrijk, ook voor mensen met een chronische ziekte. Chronische ziekten zorgen echter vaak voor seksuele problemen. Doordat de prevalentie van chronische ziekten toeneemt, wordt het thema seksualiteit in de spreekkamer steeds belangrijker. Ook als de patiënt er niet over begint, zou de huisarts het onderwerp moeten aankaarten. Vaak komt het daar echter niet van, meestal door tijdgebrek, Bewustwording en training van huisartsen en praktijkondersteuners kunnen hierin misschien verbetering brengen.
1 reactie
Seksuele gezondheid van chronisch zieken
Seksuele gezondheid van chronisch zieken blijft vaak onbesproken in de spreekkamer.
© Shutterstock

Wat is bekend?

  • Veel chronische ziekten zijn geassocieerd met seksuele problemen.

  • Huisartsen hebben een centrale rol in de zorg voor patiënten met een chronische ziekte.

Wat is nieuw?

  • Onder meer door ervaren tijdgebrek blijft de seksuele gezondheid van chronisch zieke patiënten vaak onbesproken in de spreekkamer.

  • Informatiemateriaal voor patiënten en training van huisartsen en praktijkondersteuners kunnen het bespreken van seksuele gezondheid bij chronisch zieke patiënten verbeteren.

We worden ouder, maar zieker. Steeds meer mensen hebben een of meer chronische ziekten en de huisarts krijgt een steeds grotere verantwoordelijkheid bij het behandelen en begeleiden van deze patiënten. 1 - 5 Veel chronische ziekten zoals diabetes, cardiovasculaire aandoeningen en astma/COPD, nierfalen, neurologische ziekten en depressie gaan gepaard met seksuele problemen. 6 - 12 Bij mannen gaat het vooral om minder zin in seks en om erectiele disfunctie, bij vrouwen om minder zin in seks en om pijn bij het vrijen. 13 - 17 In de Nederlandse huisartsenpraktijk is de prevalentie van erectiestoornissen bij mannen ≥ 18 jaar 16,8% en heeft 1 op de 3 diabetespatiënten seksuele problemen. 16 - 18

Seksuele problemen hebben grote invloed op de kwaliteit van leven van chronisch zieken en het bespreken van de seksuele gezondheid zou een vast onderdeel moeten zijn van de huisartsenzorg voor deze patiënten. 18 , 19 Er is weinig onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Daarom onderzochten we of en wanneer huisartsen seksuele problematiek bespreken met chronisch zieke patiënten, welke barrières ze daarbij tegenkomen, tot wiens verantwoordelijkheid ze dat rekenen, hoe ze hun eigen kennis en vaardigheden inschatten en welke hulpmiddelen het praten over seksuele gezondheid kunnen bevorderen.

Methode

We maakten een willekeurige selectie uit de werkadressen op http://www.zorgkaartnederland.nl en stuurden per post een vragenlijst naar 599 huisartsen in heel Nederland. Zo nodig stuurden we na 2 of 3 maanden een reminder. De vragenlijst werd specifiek voor dit onderzoek ontworpen op basis van literatuur en eerder gebruikte vragenlijsten, en werd in een pilot beoordeeld door 5 huisartsen. De vragenlijst bevatte 58 vragen, waarin naast de demografische gegevens 6 onderwerpen aan bod kwamen: frequentie en belang van het bespreken van seksuele klachten (5-punts likertschaal); barrières om naar seksuele gezondheid te vragen (5-punts likertschaal); wiens verantwoordelijkheid het was om de seksuele gezondheid te bespreken; het ervaren niveau van kennis, competentie en opleiding; hoe seksuologische hulpverlening beter zou kunnen; en ten slotte de rol van de praktijkondersteuner.

We analyseerden de gegevens met SPSS versie 23. Voor continue variabelen berekenden we gemiddelden en standaarddeviaties, voor categorische variabelen frequenties en percentages. Met aanvullende Cochrane-Armitage Trend Tests (linear-by-linear association) onderzochten we associaties bij de 6 hoofdonderwerpen. We richtten de analyse specifiek op factoren die een associatie hadden met de frequentie van het bespreken van seksuele gezondheid met chronisch zieke patiënten (jaren ervaring, kennisniveau, op de hoogte zijn van afspraken over wie verantwoordelijk is voor het bespreken van seksuele gezondheid met chronisch zieke patiënten). Tweezijdige p-waarden < 0,05 beschouwden we als statistisch significant.

Resultaten

Van de 599 verzonden vragenlijsten ontvingen we er 345 (57,6%) retour, waarvan 199 (33,2%) volledig ingevuld. Omdat de vragenlijst na de pilotfase niet hoefde te worden aangepast, konden we ook de 5 pilotvragenlijsten in de analyse meenemen. Deze omvatte dus in totaal 204 vragenlijsten.

Van de respondenten was iets meer dan helft man (n = 106; 52%). De gemiddelde leeftijd was 49 jaar en ongeveer de helft (n = 112; 54,9%) had > 15 jaar ervaring als huisarts. Het overgrote deel van de respondenten (n = 197; 98%) had geen scholing in seksuologie genoten. Veruit de meesten (n = 195; 97%) werkten samen met een poh.

In de [infographic] is te zien welk belang de respondenten hechtten aan het bespreken van de seksuele gezondheid, wanneer ze die ter sprake brachten en wat de belangrijkste redenen waren om dat niet te doen.

Infographic | Belang dat respondenten hechten aan het bespreken van seksuele gezondheid en redenen om dit onderwerp wel/niet te bespreken

De respondenten vonden het bespreken van seksuele problemen bij chronisch zieken in meerderheid belangrijk (n = 119; 58,3%), maar een nog iets grotere meerderheid (n = 137; 67,5%) meldde dat ze dat nooit tijdens een eerste consult deden. Ongeveer de helft (n = 98; 49,7%) gaf aan dat ze patiënten van 16-35 jaar nooit naar seksuele problemen vroegen en iets meer dan de helft (n = 116; 58,9%) vroeg er niet naar bij patiënten ≥ 76 jaar. We vonden geen significante associatie tussen het bespreken van seksuele problemen aan de ene kant en de ervaring van de huisarts aan de andere kant. De respondenten gaven aan dat de patiënt zelf seksualiteit zelden spontaan ter sprake bracht. Wanneer seksualiteit ter sprake kwam, was de partner doorgaans niet aanwezig.

De overgrote meerderheid van de respondenten (n = 184; 90,2%) vond een seksuele anamnese tot de verantwoordelijkheid van de huisarts behoren. Een kleinere meerderheid (n = 143; 70,1%) vond de POH-somatiek medeverantwoordelijk en de helft (n = 103; 50,5%) vond het ook een verantwoordelijkheid van de patiënt zelf om seksuele problemen ter sprake te brengen. In 40 huisartsenpraktijken (19,9%) waren afspraken gemaakt over wie er verantwoordelijk was voor de seksuele anamnese bij chronisch zieken. In praktijken zonder dergelijke afspraken werden seksuele problemen ook minder vaak uitgevraagd.

Hoewel verreweg de meeste respondenten zich competent voelden om seksuele problemen te bespreken (n = 163; 82,3%) en meenden voldoende kennis over seksuele problemen te hebben (n = 131, 66,2%), antwoordde driekwart (n = 150; 74,6%) dat dit onderwerp zelden aan de orde geweest was tijdens de huisartsopleiding. Veel respondenten (n = 116; 61,5%) hadden het idee dat ze op dit vlak onvoldoende getraind waren en zouden hun kennis graag vergroten door bijvoorbeeld extra seksuologietraining (n = 97; 78,9%), via een website (n = 49; 39,8%) of met een e-learningmodule (n = 46; 37,4%). Andere oplossingen die respondenten aangaven, waren informatiebrochures voor chronisch zieke patiënten om gesprekken over seksuele problemen te vergemakkelijken, en een grotere rol voor de POH, met name de POH-somatiek, bij dergelijke gesprekken. Ook de POH moet de kennis over seksuele problemen dan bijspijkeren.

Beschouwing

Uit ons onderzoek blijkt dat huisartsen het als hun verantwoordelijkheid zien om seksuele problemen bij chronisch zieke patiënten te bespreken en zichzelf veelal competent achten om dat te doen. Maar slechts een minderheid van hen gaat daadwerkelijk met deze patiënten het gesprek aan over seksuele problemen, iets wat ook in eerder onderzoek gebleken is. 20 , 21 Dat is een gemiste kans, want chronisch zieken hebben relatief vaak seksuele problemen en deze problemen hebben op hun beurt weer een groot effect op de kwaliteit van leven. 6 - 10 , 19 Bovendien is het een groeiende groep patiënten voor wie de huisarts steeds meer verantwoordelijkheden toebedeeld krijgt. 3 , 4

Dat huisartsen patiënten van 16-35 jaar en ≥ 76 jaar niet vaak bevragen over seksuele problemen wijst op 2 wijdverbreide seksuele mythen, die ook onder huisartsen leven: ten eerste dat jonge mensen nauwelijks seksuele problemen hebben en ten tweede dat oudere mensen niet langer seksueel actief zijn. Uit onderzoek blijkt echter dat veruit de meeste patiënten hun seksuele problemen wel degelijk willen bespreken, welke leeftijd en welk probleem ze ook hebben, en dat het bij voorkeur de zorgprofessional is die het gesprek begint. 17 , 22 , 23

Gebrek aan training is voor zorgprofessionals een bekende barrière om seksuele problemen te bespreken. 21 Ook in ons onderzoek gaven de meeste huisartsen aan dat daar, ook in hun opleiding, onvoldoende aan gedaan was. Een aantal respondenten meldde dat ze wel extra seksuologische training willen, maar huisartsen krijgen er nu al steeds meer taken bij, waar ze vaak te weinig tijd voor hebben. 24 - 26 Het wordt dus een uitdaging om de seksuologische zorg voor chronisch zieken op het gewenste hogere plan te brengen. Een grotere rol voor de POH kan een oplossing zijn. 25 , 27

Implicaties voor de praktijk

Experts hebben al aanbevelingen gedaan voor de praktische gespreksvoering over seksuele problematiek. 28 In de eerste plaats: probeer het vertrouwen en de openheid van de patiënt te winnen. Ten tweede: wees recht door zee en vraag op een professionele manier naar de seksuele gezondheid, zonder de empathie uit het oog te verliezen. Een manier om het gesprek op gang te brengen, is de patiënt te informeren over chronische ziekten en medicijnen waarvan bekend is dat ze een negatieve invloed hebben op de seksuele gezondheid. Dat geeft patiënten het gevoel dat ze niet de enige zijn die een seksueel probleem hebben.

Bespreek vervolgens de medische voorgeschiedenis en vraag of de patiënt seksuele problemen ervaart en zo ja welke, en of die ook daadwerkelijk een probleem zijn.

Onze respondenten hebben een paar praktische oplossingen aangedragen voor de organisatie van de seksuologische zorg voor chronisch zieken in de huisartsenpraktijk. Voorbeelden zijn het beschikbaar stellen van informatieve brochures of websites voor patiënten (ook in andere talen), extra seksuologische training voor huisartsen en POH’s (met aandacht voor culturele sensitiviteit) en de mogelijkheid om patiënten door te verwijzen naar gespecialiseerde zorgverleners. Ook afspraken maken loont: in praktijken waar is afgesproken wie verantwoordelijk is voor het aankaarten van seksuele problemen worden die gesprekken vaker gevoerd. Ook uitbreiding van de taken van de POH wordt als mogelijkheid genoemd, zowel door onze respondenten als in de literatuur. 25 , 27 Tot slot kan het uitvragen van seksuele problemen (nog) explicieter aan bod komen in NHG-Standaarden over chronische ziekten, zoals nu al is gebeurd in de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2. 29

Sterke punten en beperkingen

Dit was het eerste onderzoek naar het bespreken van seksuele problemen bij chronisch zieken door Nederlandse huisartsen. Onze uitgebreide vragenlijst leverde een gedetailleerd beeld op en de respons was met 57,6% heel redelijk. Er kan echter sprake zijn geweest van response bias doordat onze respondenten wellicht specifieke kennis en kunde hadden of het bespreken van seksuele problemen belangrijk vonden. Verder levert zelfrapportage in vragenlijstonderzoek met gesloten vragen altijd het gevaar op dat er sociaal wenselijke antwoorden gegeven worden. Vervolgonderzoek, waarbij ook gebruikgemaakt wordt van kwalitatieve onderzoeksmethoden, kan de door ons gevonden resultaten verdiepen. Wij juichn dat van harte toe.

Conclusie

Het bespreken van de seksuele gezondheid van chronisch zieken is een belangrijke taak van de huisarts. Slechts een klein percentage van de huisartsen doet dit echter routinematig, vooral door tijdgebrek. Informatiemateriaal voor patiënten, training van huisartsen en uitbreiding van de rol van de POH kunnen de barrière om seksuele gezondheid met chronisch zieke patiënten te bespreken verlagen.

Barnhoorn PC, Prins IC, Zuurveen HR, Den Oudsten BL, Den Ouden ME, Numans ME, Elzevier HW, Van Ek GF. Let’s talk about sex: seksuele gezondheid van chronisch zieken. Huisarts Wet 2023;66:DOI:10.1007/s12445-022-2164-9.
Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven.
Dit artikel is een praktijkgerichte bewerking van Barnhoorn PC, Prins IC, Zuurveen HR, Oudsten BLD, Ouden MEMD, Numans ME, Elzevier HW, Van Ek GF. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35305576/. BMC Prim Care 2022;23:49. Publicatie gebeurt met toestemming.

Literatuur

Reacties (1)

Peter Leusink 24 januari 2023

Beste collega's, net als bij het vorige artikel 2 jaar geleden, https://www.henw.org/artikelen/zorg-voor-seksuele-gezondheid-bij-chroni…, moet ik opnieuw tot mijn spijt constateren dat de auteurs - geen van allen zijn betrokken bij de NHG Expertgroep Seksuele gezondheid - in een vacuum hebben geopereerd. In de Discussie volgen de auteurs klakkeloos de bekende smoezen van huisartsen die al decennia bekend zijn. Vanaf de jaren '80 ontwikkelde NHG en anderen scholingsmateriaal, er werden boekjes in de reeks Bijblijven over geschreven, in 2008 kwam er een NHG Standaard. Er is sinds 2015 enorm veel trainingsmateriaal en een elearning voor huisartsen, zowel vanuit NHG als Rutgers (Seksindepraktijk.nl). En Thuisarts en Seksualiteit.nl geven veel patienten-info over seksuele gezondheid. Voor POH's somatiek is zelfs een speciale Richtlijn van de V&VN gemaakt. Voor de opleiding zijn speciale leergesprekkaartjes ontwikkeld. Dat huisartsen niet over seks praten heeft met hunzelf te maken, niet met de voorwaardelijke context. Die context is er, nu de huisarts nog.

Verder lezen