Nachtelijke bloeddrukstijging komt relatief vaak voor

De onderzoekers gebruikten data van een eerder onderzoek dat was uitgevoerd in de eerste lijn om te bepalen hoe vaak het voorkomt dat de bloeddruk ’s nachts hoger is dan overdag. De 585 deelnemers waren even vaak man als vrouw en gemiddeld 59 jaar oud. Voorafgaand aan het onderzoek had 63% van hen al de diagnose hypertensie.

Methode en uitkomsten 

De onderzoekers verdeelden de deelnemers op basis van de 24-uursmeting in 3 groepen:

• 57% was een ‘dipper’, met ’s nachts een gemiddelde systolische bloeddruk (SB) die < 90% was van de SB overdag
• 32% was een ‘niet-dipper’, met ’s nachts een SB die 90-100% was van de SB overdag
• 11% was een ‘reverse dipper’ met een ’s nachts een hogere SB dan overdag.

Voor de ‘reverse dippers’ gold dat zij overdag een gemiddelde SB hadden van 129 en ’s nachts van 138. Deze groep patiënten lijkt dus geen hypertensie te hebben, maar heeft dat ’s nachts wel degelijk.

Conclusie 

Voor het bepalen van de hoogte van de bloeddruk beveelt de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement aan om meerdere spreekkamermetingen in korte tijd te verrichten. Bij patiënten met een SB van 140-179 wordt aanvullende diagnostiek geadviseerd met bij voorkeur een 24-uursmeting. Voor patiënten met een SB < 140 wordt de uitkomst geduid als ‘geen hypertensie’. Dit nieuwe onderzoek toont dat die conclusie niet altijd terecht is. Zolang een goede voorspeller voor nachtelijke hypertensie ontbreekt, lijkt het goed om de 24-uursmeting iets laagdrempeliger in te zetten voor patiënten bij wie bloeddrukmeting is geïndiceerd.