Het boek Voedingsadvisering bij jonge kinderen gaat in op alle facetten van de ingewikkelde vraag wat kinderen in hun eerste levensjaren zouden moeten eten en drinken. Het hoofdstuk over borstvoeding geeft een compleet overzicht: van aanleggen tot meerlingen, van harddrugsgebruik tot pijnlijke borsten en van het opwarmen van bewaarde moedermelk tot huilbaby’s. Veel aandacht wordt besteed aan de vergelijking moedermelk-kunstvoeding en het moederlijke voedingspatroon tijdens zwangerschap en lactatie. Daarnaast plaatsen de schrijvers de ontwikkelingen van de kindervoeding niet alleen in historisch perspectief maar eveneens in de huidige maatschappelijke context. Zo komen naast voeding en opvoeding, werkende moeders en de graascultuur ook preventie van tandcariës en tanderosie aan de orde. Een cruciaal hoofdstuk behandelt de overgang naar vaste voeding; hier begint immers de kennismaking met onze consumptiemaatschappij. Smaak en motorische ontwikkeling, veranderingen in voedingsbehoeften, het belang van gevarieerde voeding en niet te vergeten de tussendoortjes; het zijn alledaagse onderwerpen. Hoe divers en complex de relatie tussen voeding en ziekte bij kinderen is, illustreren de auteurs aan de hand van voedingsmaatregelen bij regurgitatie, kolieken, voedselallergie, maar ook diarree en obstipatie. Vanzelfsprekend is er ruime aandacht voor overgewicht bij kinderen. Op compacte wijze geven de auteurs een beschrijving van dit immense volksgezondheidsprobleem met fraaie overzichten en stroomdiagrammen van evidence based interventies. Tevens bevat het boek aanwijzingen hoe je een motivatiegesprek moet voeren, hoe je een anamnese rond overgewicht afneemt, alsmede hoe je een beweeg- en eetdagboek opzet. De beschrijving van de uitgangspunten voor voedingsadvisering langs de richtlijnen van het Voedingscentrum is helder. Hoewel de hoofdstukken inhoudelijk wat door elkaar staan is het een compleet boek. Met name omdat het ook de voedingsfysiologische aspecten van het zich ontwikkelende kind nauwgezet beschrijft. Het zijn deze verdiepende inzichten in de achtergronden van voedingsadvisering die de duidelijkheid en aldus de geloofwaardigheid van de boodschap ten goede komen in de spreekkamer van de huisarts. Dat er op het voedingspatroon van kinderen nog wel iets valt af te dingen, staat buiten discussie. Dat de huisarts daar te weinig aan toekomt al evenzeer, niet in de laatste plaats omdat voeding maar zelden de primaire vraagstelling van patiënten is. Het hier gerecenseerde boek vormt een goede leidraad om primair en secundair preventieve voedingsmaatregelen bij kinderen aan te kaarten. Een explicietere stellingname tegen de overconsumptiemaatschappij waarin wij leven had nog een ruggensteun voor huisartsen kunnen betekenen bij het accentueren van de voedingsboodschap; zeker naar kinderen. Jaap van Binsbergen
Reacties
Er zijn nog geen reacties.