-
De indicatie voor een tiendaagse smalspectrumpenicillinekuur bij specifieke groepen is vervallen, omdat het onduidelijk is wat de klinische relevantie is van ‘eradicatie van de streptokok’ (dat als behandeldoel in de vorige standaard werd genoemd) en preventie van overdracht van een streptokok al na enkele dagen gebruik van penicilline wordt bereikt.
-
De keuze van het antibioticum bij een peritonsillair infiltraat is veranderd: het eerstekeusantibioticum is amoxicilline/clavulaanzuur in plaats van smalspectrumpenicilline.
-
Epiglottitis als zeldzame en levensbedreigende oorzaak van acute keelpijn heeft een meer prominente plaats gekregen; adequate diagnostiek kan de herkenning ervan bevorderen.
-
Een keelontsteking heeft over het algemeen een gunstig natuurlijk beloop met spontane genezing binnen zeven tot tien dagen. Bij de meeste patiënten volstaat het geven van voorlichting in combinatie met adequate pijnstilling.
-
Aanvullend onderzoek ter opsporing van streptokokken uit groep A wordt afgeraden, evenals een CRP-bepaling.
-
Een antibioticum is alleen geïndiceerd bij een patiënt met een faryngotonsillitis, wanneer de patiënt ernstig ziek is en kan worden overwogen bij een patiënt met een verhoogd risico op complicaties. Een smalspectrumpenicilline is dan de eerste keus.
Inbreng van de patiënt
Afweging door de huisarts
Delegeren van taken
Inleiding
Achtergronden
Begrippen
Epidemiologie
Pathogenese
Beloop en complicaties
Richtlijnen diagnostiek
Kader 1 ABCDE-systematiek bij acute keelpijn
Anamnese
-
de duur van de klachten en het beloop;
-
koorts en mate van ziekzijn;
-
eenzijdigheid (pijn), uitstraling naar één oor;
-
slikklachten, kwijlen, veranderd stemgeluid en problemen met openen van de mond;
-
dyspneu, stridor (inspiratoir gierend, sissend, raspend of piepend geluid);
-
orogenitaal contact (indien daartoe aanleiding is).
-
gebruik van weerstandverminderende medicatie, zoals orale corticosteroïden, cytostatica, DMARD’s, biologicals, thyreostatica, fenytoïne, neuroleptica en immunosuppressiva;
-
hiv-infectie met verlaagd aantal T-cellen;
-
recente chemo- of radiotherapie, maligniteiten (cave leukemie);
-
immuunstoornissen, sikkelcelziekte, ernstige alcoholabusus, intraveneus drugsgebruik, (functionele) asplenie;
-
diabetes mellitus;
-
acuut reuma in de voorgeschiedenis.
-
een zieke of angstige patiënt, benauwdheid, stridor, kwijlen, niet kunnen slikken, moeilijk kunnen openen van de mond of bij eenzijdige klachten;
-
een verhoogd risico op complicaties.
Lichamelijk onderzoek
-
plaats, uitgebreidheid en symmetrie van roodheid, zwelling (eenzijdigheid past bij een infiltraat of abces) en exsudaat op tonsillen of farynxwand (een exsudaat differentieert niet tussen virale of bacteriële oorzaak van de ontsteking);
-
erosies of ulceraties in de orofarynx (past bij een immuunstoornis, aften of methotrexaatintoxicatie; zelden een maligniteit);
-
verplaatsing van de farynxboog en/of palatum molle en/of tonsil naar mediaal/onder en/of van de uvula naar de niet-aangedane zijde.
-
de halslymfeklieren (pijnlijke, vergrote klieren alleen in de voorste halsregio passen bij een bacteriële oorzaak; in de gehele halsregio passen zij bij mononucleosis infectiosa; eenzijdig vergrote lymfklieren passen bij een infiltraat/abces of bij lymfadenitis colli die zich vaak presenteert als een grotere pijnlijke lymfklier met daarboven een rode warme huid);
-
de huid (exantheem kan passen bij roodvonk).
Aanvullend onderzoek
Evaluatie
-
een faryngotonsillitis faryngotonsillitis bij een patiënt die als ernstig ziek wordt beoordeeld, zoals bij forse algemene ziekteverschijnselen, een abnormaal beloop van de ziekte en/of een combinatie van ernstige klachten en bevindingen bij lichamelijk onderzoek (zoals problemen bij openen mond en kwijlen);16
-
een vermoeden van een peritonsillair infiltraat peritonsillair infiltraat: bij eenzijdige symptomen, zoals een afwijkende stand van de voorste farynxboog, deviatie van de uvula naar de gezonde kant of verplaatsing van de tonsil naar onder en mediaan door zwelling, al dan niet gepaard met pijn uitstralend naar het ipsilaterale oor, bij ernstige slikklachten, kwijlen door slikproblemen, het niet kunnen openen van de mond, vergroting van lymfeklieren in de hals en stemverandering. Hoewel het niet kunnen openen van de mond en deviatie van de uvula vaker voorkomt bij een abces is er geen specifiek kenmerk bij anamnese en lichamelijk onderzoek dat differentieert tussen abcesperitonsillair abces en infiltraat;1
-
een lymfadenitis colli lymfadenitis colli: een zeldzame bacteriële ontsteking van lymfeklieren als gevolg van een faryngotonsillitis, die vrijwel alleen voorkomt bij kinderen van één tot vier jaar, gekenmerkt door een meestal enkelzijdige grote pijnlijke lymfeklier met daarboven een rode warme huid, waarbij abcedering kan optreden;
-
een vermoeden van epiglottitis epiglottitis : bij een patiënt met koorts, keelpijn en een typische anamnese zoals acute, snel progressieve pijn, pijn bij slikken, een veranderde stem, kwijlen of bij een minder typische anamnese als er een discrepantie bestaat tussen de ernst van de klachten en weinig afwijkende bevindingen bij keelonderzoek (waardoor het vermoeden van epiglottitis wordt versterkt). Ook bij signalen van hogeluchtwegobstructie (zie [kader 1]) bij een patiënt met keelpijn. Pijn bij palpatie van de larynx en opgezette lymfeklieren passen bij een epiglottitis. Bij kinderen is het klassieke beeld van een oedemateuze epiglottis een kersrode zwelling, hetgeen de diagnose epiglottitis zeker maakt. Bij volwassenen kan men de epiglottis niet zien. Het gevoel iets te moeten wegschrapen kan wijzen op een gezwollen epiglottis.
-
mononucleosis infectiosa bij patiënten (meestal adolescenten) met keelpijn, koorts, moeheid en pijnlijke, vergrote lymfeklieren in de hele halsregio die langer dan zeven dagen duurt. Er is vaak een exsudaat op beide tonsillen. De aandoening kan gepaard gaan met een vergrote milt en lever en met icterus;
-
een infectie bij een immuunstoornis door geneesmiddelgebruik, zoals thyreostatica, fenytoïne, neuroleptica, oncolytica, methotrexaat of door leukemie, zoals bij keelpijn langer dan twee weken in combinatie met klierzwellingen of erosies of ulceraties in de orofarynx en afwijkende leukocytentelling en differentiatie. Agranulocytose kan een faryngotonsillitis veroorzaken zonder klierzwellingen.
-
soa, zoals chlamydia, herpes, candida, gonorroe of hiv bij een voor soa passende anamnese: zie de NHG-Standaard Het soa-consult;
-
candida-faryngitis candida-faryngitis. Een candidafaryngitis kan pijn of een branderig gevoel geven, maar ook pijnloos zijn. Het klassieke beeld van spruw kenmerkt zich door een kaasachtig of wit exsudaat dat niet weggeveegd kan worden (denk aan gebruik van inhalatiecorticosteroïden). Een candidafaryngitis kan zich ook presenteren als (roze)rode plekken. Een candidafaryngitis kan gepaard gaan met laryngitis, gekenmerkt door heesheid;22
-
subacute thyreoïditis bij pijn in de schildklierregio gepaard met tekenen van hyperthyreoïdie;
-
angina van Plaut-Vincent Plaut-Vincent bij een unilaterale tonsillitis met necrose, ulceratie en vuilgrijs beslag) of een necrotiserende gingivitis (door anaerobe bacteriën);
-
difterie difterie bij ongevaccineerden met een taai grijs beslag op de tonsillen;
-
aften aften bij drie tot vier millimeter grote grijswitte of dikke gele zweertjes met een rode ontstoken rand, vaak aan de binnenkant van de lippen, wangen of onder de tong.
Richtlijnen beleid
Kader 2 Spoedhandelen bij (een vermoeden van) epiglottitis met een snel progressief beloop of een dreigende hogeluchtwegobstructie
Voorlichting
-
het is niet mogelijk op basis van anamnese en/of lichamelijk onderzoek met zekerheid te differentiëren tussen een bacteriële en een virale oorzaak van een keelontsteking. Dit onderscheid is bovendien niet van belang: bij een virusinfectie, die in de meeste gevallen de oorzaak is van acute keelpijn, hebben antibiotica geen zin, maar ook bij een bacteriële oorzaak geneest acute keelpijn vrijwel altijd spontaan;
-
antibiotica verminderen de duur van de klachten met gemiddeld slechts een halve dag13 en hebben als nadeel het risico op bijwerkingen, allergische reacties en toenemende resistentievorming (waardoor het middel in de toekomst niet meer gebruikt kan worden). Complicaties van keelontstekingen zijn zeldzaam en antibiotica hebben nauwelijks invloed op het voorkómen daarvan;
-
de pijn kan goed worden bestreden met niet-medicamenteuze adviezen of pijnstillers.
Niet-medicamenteuze behandeling
Medicamenteuze behandeling
Zelfzorgmiddelen
Antibiotica (algemeen)
Antibiotica bij een faryngotonsillitis
-
wanneer de patiënt ernstig ziek is (zie Evaluatie);
-
op advies van de GGD (zelden bij roodvonkclusters in een semigesloten gemeenschap).27
-
doorslaggevend hierbij zijn de aard en ernst van een immuunstoornis, de mate van ziekzijn, de algemene conditie en leeftijd, het beloop zonder antibiotica in het verleden van soortgelijke infecties en de duur van gebruik of de dosis van immunosuppressieve medicatie;16
-
stem het beleid bij patiënten die ernstig immuungecompromitteerd zijn af met eventuele medebehandelaars (keuze en duur van het antibioticum);32
-
overleg het beleid met de internist bij een patiënt met acuut reuma in de voorgeschiedenis die geen continue antibiotische preventie meer gebruikt.7
-
feneticillinefeneticilline of fenoxymethylpenicillinefenoxymethylpenicilline gedurende 7 dagen;32,35 bij volwassenen en bij kinderen vanaf 10 jaar 3 dd 500 mg, bij kinderen van 2 tot 10 jaar 3 dd 250 mg, bij kinderen jonger dan 2 jaar 3 dd 125 mg;
-
in geval van penicillineallergie: azitromycineazitromycine gedurende 3 dagen; bij volwassenen 1 dd 500 mg, bij kinderen 1 dd 10 tot 20 mg/kg lichaamsgewicht met als maximum 500 mg/dag;34 geef bij zwangerschap of borstvoeding in plaats van azitromycine: erytromycineerytromycine 4 dd 500 mg gedurende 7 dagen.
-
vervang feneticilline door amoxicilline/clavulaanzuur gedurende 7 dagen; volwassenen 3 dd 500/125 mg, kinderen 40/10 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses met als maximum 3 dd 500/125 mg;
-
indien in geval van een penicillineallergie gestart was met azitromycine: overleg met de kno-arts over het beleid (antibioticumkeuze en noodzaak kweek door punctie);34
-
amoxicilline/clavulaanzuuramoxicilline/clavulaanzuur gedurende 7 dagen: volwassenen 3 dd 500/125 mg; kinderen 40/10 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, met als maximum 3 dd 500/125 mg;
-
bij penicillineallergie: overleg met de kno-arts over het beleid (antibioticumkeuze en noodzaak kweek door punctie);
-
controleer de patiënt de volgende dag en in elk geval nogmaals de dag daarna (zie Controle en verwijzing) en informeer zo nodig de huisartsenpost.
Corticosteroïden
-
Ga bij een candidafaryngitis na of een onderliggende oorzaak aanwezig is zoals bijwerkingen van immunomodulerende medicijnen (vooral inhalatiecorticosteroïden, biologicals of DMARD’s), verminderde weerstand (zoals primaire antilichaamdeficiëntie of hiv-besmetting) of orogenitaal contact.
-
Ga bij gebruik van inhalatiecorticosteroïden na of de inhalatie-instructies (vooral mondspoelen) goed worden opgevolgd of dat inhalatie met een voorzetkamer is aangewezen; overweeg, als dat geen effect heeft, of de dosis verlaagd kan worden. Behandel zo nodig met een oraal antimycoticum (zie de NHG-FTR Candidiasis (oraal)).
-
Als de candida faryngitis niet reageert op behandeling of recidiveert, is nader onderzoek naar een onderliggende oorzaak aangewezen door een specialist.37
Controle en verwijzing
-
een faryngotonsillitis waarbij een antibioticum werd voorgeschreven:
-
adviseer om na twee dagen terug te komen indien de klachten niet verbeteren of eerder als de klachten verergeren;
-
herevalueer dan de diagnose. Wissel van antibioticum bij een nog steeds zieke patiënt als mononucleosis infectiosa is uitgesloten en er evenmin reden voor verwijzen is: zie Antibiotica bij een faryngotonsillitis.
-
-
een vermoeden van een peritonsillair infiltraat waarbij een antibioticum werd voorgeschreven:
-
controleer de patiënt de volgende dag;
-
verwijs als er geen verbetering optreedt (van pijn, zwelling of ziekzijn), bij nieuwe verschijnselen of bij niet kunnen slikken; als de verbetering wel doorzet: spreek de volgende dag weer een controle af en verwijs als de verbetering niet doorzet of bij nieuwe verschijnselen. Spreek vervolgens een controle af als de klachten verslechteren of bij het einde van de kuur.
-
-
verergeren een week na het ontstaan;
-
niet verminderen twee weken na het ontstaan (bij forse klierzwelling, erosies of ulceraties is deze termijn tien dagen).
-
dreigende hogeluchtwegobstructie of bij (een vermoeden van) een epiglottitis: zie [kader 2];
-
vermoeden van een peritonsillair abces en bij een infiltraat als de huisarts niet behandelt met antibiotica (overleg direct) of geen verbetering optreedt bij controles, indien wel met een antibioticum was gestart;
-
(vermoeden van) zeldzame aandoeningen, zoals agranulocytose of leukemie (binnen enkele uren);
-
lymfadenitis colli bij een ernstig zieke patiënt of bij abcedering (dezelfde dag);
-
candida-faryngitis die niet reageert op behandeling.
Tonsillectomie
Voordeel | Nadeel | |
---|---|---|
Chirurgie | In de groep met zeer frequente tonsillitiden zijn er in de eerste jaren na tonsillectomie minder periodes met acute keelpijn.De grootte van het effect wordt geschat op gemiddeld 0,6 episodes van acute keelpijn per jaar minder in vergelijking met conservatief beleid. | Complicaties van chirurgische ingreep, zoals:
|
Schoolverzuim: per jaar worden gemiddeld 2,3 schooldagen minder gemist in vergelijking met conservatief beleid. | Hogere kosten | |
Conservatief beleid | Het kind kan thuisblijven, geen ziekenhuisopname, chirurgie en narcose. | Iets meer periodes met tonsillitis: zie voordeel chirurgie. |
De kwaliteit van leven is waarschijnlijk net zo hoog als bij keuze voor chirurgie. | Een paar dagen meer schoolverzuim: zie voordeel chirurgie. | |
Veel kinderen groeien er zonder operatie overheen. |
Totstandkoming
Reacties
Er zijn nog geen reacties.