-
De standaard geeft handvatten voor het bepalen van het risico op een ernstige infectie/gecompliceerd beloop bij kinderen met koorts.
-
Kinderen met koorts in de leeftijd tussen één en drie maanden of met een verminderde weerstand of relevante comorbiditeit moeten binnen enkele uren gezien worden.
-
De aanbeveling om een kind dat langer dan drie dagen koorts heeft nog dezelfde dag te zien vervalt.
-
Bij alle kinderen met koorts, bij wie bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen focus wordt gevonden, wordt urineonderzoek gedaan.
-
Er is meer aandacht voor voorlichting en advies aan de ouders in de follow-up, zodat symptomen die wijzen op een (potentieel) ernstig ziektebeloop tijdig worden herkend.
-
Koorts berust meestal op een onschuldige virale infectie.
-
Het tijdig herkennen van symptomen die wijzen op een (potentieel) ernstig ziektebeloop is belangrijker dan het stellen van een exacte diagnose.
-
Kinderen jonger dan drie maanden hebben meer kans op een ernstig ziektebeloop.
-
Bij kinderen jonger dan drie maanden dient de temperatuurmeting rectaal te geschieden.
-
Doe direct urineonderzoek, indien er bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen focus voor de koorts wordt gevonden bij een matig tot ernstig ziek kind.
-
Zorg bij de follow-up voor goede voorlichting aan de ouders over het te verwachten ziektebeloop en adviseer met wie en wanneer de ouders opnieuw contact moeten zoeken bij verslechtering of ongerustheid.
-
Geef alleen paracetamol of ibuprofen bij koorts met pijn. De koorts bestrijden is geen doel op zich.
Inbreng van de patiënt
Afweging door de huisarts
Delegeren van taken
Inleiding
Achtergronden
Epidemiologie
Pathofysiologie
Richtlijnen diagnostiek
Telefonische triage
Alarmsignalen bij telefonische triage6,7
-
leeftijd jonger dan één maand
-
ernstig ziekzijn, snelle achteruitgang
-
anders ziek dan ouders gewend zijn
-
sufheid
-
ontroostbaar huilen
-
kreunen
-
minder dan de helft van normaal drinken en/of halve dag geen natte luier of niet geplast
-
aanhoudend braken (braken gaat maar door, meerdere keren per uur, ook met lege maag, met of zonder diarree)
-
niet wegdrukbare, rode vlekjes (petechiënpetechiën of purpurapurpura)
-
veranderde huidskleur (bleek, vlekkerig, gemarmerd) of blauwe lippen
-
kortademig of snelle ademhaling, hoorbare ademhaling met kwijlen, periodes van ademstilstand
-
aanwijzingen voor een koortsconvulsie, trekkingen
-
een leeftijd tussen één en drie maanden en afwezigheid van alarmsignalen;
-
verminderde weerstand of relevante comorbiditeit vanwege het verhoogde risico op complicaties, zoals bij aangeboren aandoeningen van hart en longen, het gebruik van immunosuppressiva, of diabetes mellitus.
-
aanhoudende ongerustheid bij de ouders, bijvoorbeeld wanneer binnen 24 uur voor de tweede keer contact wordt gezocht met de huisarts;
-
onvoldoende duidelijkheid over de ernst van het ziektebeeld tijdens de triage;
-
een telefonische triage die gecompliceerd wordt door communicatieproblemen. Denk aan laaggeletterdheid, anderstaligheid, een geïrriteerde of agressieve sfeer, of bij een verschil van inzicht met de ouders;
-
koorts die opnieuw oploopt na een aantal koortsvrije dagen (eventueel de volgende morgen beoordelen).
Anamnese
-
de duur van de koorts;
-
de indruk van de ouders over hoe ziek het kind is: drinken, sufheid (loopt het kind rond, maakt het oogcontact) en huilen (huilt het kind vaker dan normaal, is het troostbaar), anders ziek dan de ouders gewend zijn;
-
hydratietoestand: kwijlen, traanproductie en de hoeveelheid vochtinname en/of de plasluiers (vooral bij leeftijd jonger dan twee jaar). Minder dan de helft van normaal drinken en een halve dag geen natte luier of niet geplast hebben zijn alarmsignalen (zie NHG-Standaard Acute diarree);
-
verslechtering of verandering in het beloop.
-
huid: huidafwijkingen /huiduitslag;
-
centraal zenuwstelsel: bewustzijnsdaling (minder tot geen contact maken), braken, en/of hoofdpijn;9
-
kno-gebied: keel- of oorpijn en/of rinitis;
-
tractus respiratorius: moeite met ademen, zoals hoorbare ademhaling met kwijlen of periodes van ademstilstand, hoesten of benauwdheid en (bij jonge zuigelingen) moeite om de borst of fles leeg te drinken;10
-
tractus digestivus: braken en/of diarree eventueel in relatie tot voedselinname.
-
tractus urogenitalis: buikpijn, pijnlijke of branderige mictie, toegenomen mictiefrequentie;
-
bewegingsapparaat: zwelling van een gewricht of ledemaat en de belastbaarheid van gewrichten en ledematen.
-
relevante comorbiditeit, zoals kinderen met aandoeningen van hart, longen en urinewegen, en immuungecompromitteerde kinderen;
-
vaccinatiestatusvaccinatiestatus en meest recente vaccinatie;11
-
medicatiegebruik (onder andere immunosuppressiva);12
-
zieken in de omgeving, zoals personen met een koortslip;
-
recent verblijf in het buitenland (verhoogde kans op malaria en andere importziekten).
Lichamelijk onderzoek
-
mate van ziek-zijn: prikkelbaarheid, bewustzijnsdaling (minder tot geen contact maken), reactie op de ouders, huilen en troostbaarheid,8 de temperatuur (meet altijd rectaal bij kinderen jonger dan drie maanden), koude rillingen;
-
huid: kleur; bleek, cyanotisch, vlekkig of grauw; bleke extremiteiten; (maculopapuleus) exantheem of petechiën (niet wegdrukbare vlekjesvlekjes). Meet, ter beoordeling van de hydratiestatus c.q. de kwaliteit van de circulatie, de CRT (verlengd als langer dan drie seconden). Doe dit door gedurende vijf seconden licht in een vingertop te knijpen, of als de vingers koud zijn gedurende vijf seconden op het sternum te drukken.13 Beoordeel de turgor door het wel/niet verstrijken van een huidplooi van de buik na erin te hebben geknepen. Symptomen die, naast een verminderde turgor, kunnen wijzen op dehydratie, zijn: diepliggende ogen, droge mond/lippen/tong of een ingezakte fontanel.21 Een verlengde CRT suggereert een slechte huidperfusie en kan wijzen op een vroeg stadium van een (septische) shock;
-
meningeale prikkelingmeningeale prikkeling: vast te stellen door onder andere. nekstijfheid, (bomberende) fontanel, teken van Brudzinski, teken van Kernig en de test van Vincent;9
-
inspectie, auscultatie en percussie van de thorax; tel voor een betrouwbare beoordeling van de ademfrequentie gedurende tweemaal dertig seconden de ademfrequentie en let op tekenen van dyspneu (gebruik van hulpademhalingsspieren, neusvleugelen en intrekkingen). Bij auscultatie en percussie van de longen wordt gelet op longgeluiden en lokale afwijkingen.10 Meet, ter beoordeling van de kwaliteit van de circulatie, de hartfrequentie. Zie [tabel 1].Tachypneutachypneu in rust wijst op een toegenomen ventilatiebehoefte door een ziekte van de longen of de luchtwegen of door metabole acidose ten gevolge van bijvoorbeeld een ontregeling van diabetes of shock. Een trage ademhaling kan wijzen op uitputting, cerebrale onderdrukking of een preterminale toestand. Een verhoogde hartfrequentie komt voor bij hoge koorts, maar ook bij een (septische) shock;
-
inspectie, auscultatie, percussie en palpatie van de buik;
-
zwelling van een gewricht of ledemaat, niet kunnen belasten of gebruiken van een ledemaat;
-
kno-gebied: inspectie van de keel, neus, mond, oren, palpatie van de regionale lymfeklieren en beoordeling van de vochtigheidsgraad van de slijmvliezen.
Leeftijd | Ademhalingsfrequentie per minuut*† | Hartfrequentie per minuut† |
---|---|---|
Zuigelingen < 2 maanden | 110 – 160 | |
Zuigelingen van 2 maanden - 1 jaar | ||
1 - 2 jaar | 25 - 35 | 100 - 150 |
2 - 5 jaar | 25 - 30 | 95 - 140 |
5 - 12 jaar | 20 - 25 | 80 - 120 |
> 12 jaar | 15 - 20 | 60 - 100 |
Aanvullend onderzoek
-
Bij niet-zindelijke kinderen uit een urineweginfectie zich vooral in algemeen ziek-zijn, koorts, braken, lethargie, prikkelbaarheid en buikpijn.
-
Bij zindelijke kinderen uit een urineweginfectie zich vaker in buikpijn, een pijnlijke of branderige mictie en/of een toegenomen mictiefrequentie.15
-
Doe urineonderzoek bij niet-zindelijke kinderen ouder dan drie maanden met koorts zonder focus bij voorkeur door middel van clean catch (zonder plaszakje) (zie voor instructie NHG-Standaard Urineweginfecties).
-
Doe ter bevestiging een kweek (al dan niet van een dipslide) bij een positieve nitriet- en/of leukotest.
-
Vang urine voor een kweek (al dan niet via een dipslide) bij een niet-zindelijk kind bij voorkeur op door middel van clean catch. Gebruik van een plaszakje geeft meer kans op contaminatie; kweken van urine uit een plaszakje wordt daarom ontraden.
Evaluatie
Zeer hoog risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop
-
alle kinderen met alarmsymptomen (zie [kader Alarmsymptomen]) of met uitval of instabiele ABCDE;
-
symptomen die wijzen op een ernstige infectie zijn bij deze kinderen aspecifiek of ontbreken. Omdat de vaccinaties bij kinderen jonger dan drie maanden nog onvoldoende bescherming bieden, is het risico op bacteriële verwekkers, zoals Haemophilus influenzae en de pneumokok, verhoogd. Door het immature immuunsysteem is de kans op een gecompliceerd beloop verhoogd;
-
alle kinderen jonger dan drie maanden met koorts zonder focus.
Alarmsymptomen
-
ernstig zieke indruk
-
verlaagd bewustzijn (reageert niet op sociale prikkels, wordt niet alert of blijft niet alert na stimulering)
-
zwak, op hoge toon of continu huilen
-
meningeale prikkelingsverschijnselen en/of bomberende fontanel
-
aanhoudend braken (braken gaat maar door, meerdere keren per uur, ook met lege maag, met of zonder diarree)
-
petechiën
-
bleek of grauw zien (bleek/vlekken/vlekkerig/gemarmerd)
-
verminderde huidturgor
-
ernstige tachy- en/of dyspneu (neusvleugelen, intercostale intrekkingen)
-
verminderde perifere circulatie (CRT > 3 sec.)
-
status epilepticus, focale neurologische tekenen, focale convulsies
Verhoogd risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop
-
kinderen tussen 1 en 3 maanden met koorts met bekend focus, waarbij een ongecompliceerd beloop aannemelijk is;
-
kinderen met een belaste voorgeschiedenis, bijvoorbeeld onderliggende pulmonale of cardiale pathologie, onvolledige vaccinatiestatus, immuungecompromitteerde kinderen, bijvoorbeeld bij het gebruik van immunosuppresiva, een recent verblijf in het buitenland of recent gearriveerde vluchtelingkinderen;
-
kinderen met klachten of symptomen die pleiten voor een verhoogd risico op een ernstige infectie (zie [kader Handvat voor het bepalen van het risico op een ernstige infectie of gecompliceerd beloop bij kinderen ouder dan drie maanden met koorts, al dan niet met bekend focus]).
Laag risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop
-
het focus van de infectie is duidelijk (bij kinderen ouder dan drie maanden). Het focus bepaalt voor een groot deel het beloop van de infectie. Meestal is het beloop gunstig, of eenvoudig gunstig te beïnvloeden. Voor een specifiek beleid wordt naar de desbetreffende standaarden verwezen;
-
koorts bij vaccinatie is aannemelijk als het kind in de afgelopen twee weken is gevaccineerd en er bij lichamelijk onderzoek geen aanwijzingen zijn voor een andere specifieke diagnose.17
Handvat voor het bepalen van het risico op een ernstige infectie of gecompliceerd beloop bij kinderen ouder dan drie maanden met koorts al dan niet met bekend focus17
-
kleur: door ouders gerapporteerde bleekheid;
-
activiteit: reageert niet normaal op sociale prikkels, wordt alleen alert na stimulering, minder actief, niet lachen, ziektebeloop anders dan eerdere ziekte-episoden;
-
respiratoir: neusvleugelen, crepitaties bij auscultatie, verhoogde ademhalingsfrequentie;
-
circulatie en hydratiestatus: verhoogde hartfrequentie, verminderde vochtinname bij zuigelingen, verminderde urineproductie;
-
overig: zwelling van een gewricht of ledemaat, niet kunnen belasten/gebruiken van een ledemaat, symptomen die kunnen passen bij de ziekte van Kawasaki.18
-
kleur: normale kleur van de huid, lippen en tong;
-
activiteit: normale reactie op sociale prikkels, tevreden/lachen, blijft alert of wordt snel alert, op krachtige en gebruikelijke wijze huilen, niet huilen;
-
respiratoir: normale ademhaling;
-
circulatie en hydratiestatus: normale kleur van de huid en ogen, vochtige slijmvliezen; goede vochtbalans;
-
overig: geen zwelling van gewricht of ledemaat, kan normaal gewicht dragen, normaal gebruik van ledematen, geen aanwijzingen voor de ziekte van Kawasaki,18 geen alarmsymptomen,
-
geen aanwijzingen voor een urineweginfectie.
Richtlijnen beleid
Voorlichting en zelfzorgadvies (telefonisch en na beoordeling)
-
Bij koorts is er sprake van een lichaamstemperatuur boven de 38 oC (rectaal gemeten). Koorts is (meestal) een signaal dat er een infectie is; meestal gaat het om een onschuldige virusinfectie.
-
Koorts zorgt voor meer vochtverlies. Daarom wordt geadviseerd extra drinken te geven.20 De meeste kinderen hebben geen trek als ze koorts hebben. Het is niet zinvol om erop aan te dringen dat het kind eet.
-
De temperatuur loopt bij gezonde kinderen in de avond iets op; dat is ook bij koorts het geval. De duur van de koorts kan wisselen. Als er bij de eerste presentatie geen complicaties zijn, heeft 50% van de kinderen op de vierde dag van de totale koortsperiode nog koorts, op de zevende dag is dit nog 25%. Op de tiende dag van de totale koortsperiode is 90% van de kinderen koortsvrij.21
-
Koorts op zich behoeft, ook na een vaccinatie, geen behandeling. Het gebruik van paracetamol of ibuprofen wordt daarom niet aangeraden. Wanneer er naast koorts ook pijn aanwezig is, is paracetamol, of als tweede keus ibuprofen, effectief en aan te raden.26 Een kind met koorts hoeft vanwege de koorts niet binnen of in bed te blijven. Dunne kleding en een niet te warme omgeving kunnen helpen het lichaam warmte kwijt te laten raken. Het aanbrengen van koude kompressen en het afsponzen wordt niet aangeraden.23
-
Antibiotica zijn meestal niet nodig. Antibiotica werken niet tegen virusinfecties. Antibiotica werken wel tegen infecties met bacteriën, maar vaak kan het lichaam bacteriën ook zelf opruimen.
-
De mate van ziek-zijn van het kind is belangrijker dan de hoogte van de koorts. Adviseer daarom het kind goed te observeren en te letten op gedragsverandering. Er is geen reden voor het meermaals per dag meten van de lichaamstemperatuur bij een kind met koorts in een klinisch goede conditie; eenmaal per dag op een vast moment van de dag volstaat. Als het kind zich niet ziek voelt, hoeft de temperatuur niet (meer) gemeten te worden. In aansluiting op de gegeven mondelinge voorlichting kunt u verwijzen naar Thuisarts.nl.
-
initiële symptomen van ernstige ziektebeelden dezelfde kunnen zijn als die van onschuldige virale infecties;
-
de diagnose onzeker kan zijn, en het ziektebeloop anders kan zijn dan verwacht;
-
in de differentiaaldiagnose een aantal ernstige ziekten kan staan, waaronder ziekten die snel progressief kunnen verlopen;
-
ook als de diagnose zeker is, er kans bestaat op een ernstige complicatie;
-
bepaalde patiënten, door comorbiditeit of leeftijd, een verhoogde kans hebben om zieker te worden of (ernstiger) complicaties te krijgen.
-
communicatie die aansluit bij de verwachtingen en bezorgdheid van de ouders. Ga na of de ouders en het kind de informatie hebben begrepen (begrijpen van de informatie, uitvoerbaarheid);
-
het verstrekken van consistente verbale of geschreven informatie over het te verwachten ongecompliceerd beloop (te verwachten duur van de koorts en beloop temperatuur gedurende de dag) en/of verwijzen naar Thuisarts.nl;
-
laten weten wat het normale beloop van de vastgestelde ziekte is; zo nodig wordt een (telefonische) herbeoordeling afgesproken;
-
het delen van de onzekerheid met de ouders, wanneer geen goede diagnose kan worden gesteld;
-
het benoemen van klachten/symptomen waarbij ouders opnieuw contact moeten opnemen: bij het optreden van alarmsignalen/symptomen (zie [kader Alarmsignalen bij telefonische triage] en [kader Alarmsymptomen]), bij verslechtering, een niet verwacht beloop van de ziekte en bij behoefte aan een herbeoordeling;
-
het maken van afspraken met de ouders als ze opnieuw contact zoeken: hoe en waar opnieuw hulp kan worden gevraagd;
-
een goede overdracht naar andere zorgverleners/zorgverlenende instanties.
Beleid en follow-up (na beoordeling)
-
Ernstig zieke kinderen en kinderen met een zeer hoog risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop worden direct naar de kinderarts verwezen.
-
Kinderen met een verhoogd risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop:
-
Instrueer de ouders/verzorgers bij achteruitgang eerder contact op te nemen (zie paragraaf voorlichting en zelfzorgadvies). Overweeg na 24-48 uur een (telefonische) herbeoordeling te (laten) doen, tenzij er een verhoogd risico op dehydratie is; doe dan na ongeveer vier uur een herbeoordeling. Bepaal het verdere beleid (conform deze standaard) aan de hand van deze herbeoordeling. Verwijs bij twijfel over de haalbaarheid van een herbeoordeling naar de kinderarts om de diagnostische onzekerheid te verkleinen (bijvoorbeeld door de familiaire context van de patiënt en/of twijfel of ouders het beloop goed kunnen monitoren). Diagnostische onzekerheid van de huisarts kan reden zijn om de kinderarts te consulteren of te verwijzen.
-
-
Kinderen met een laag risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop
-
Een afwachtend beleid is gerechtvaardigd;
-
Instrueer de ouders/verzorgers bij achteruitgang contact op te nemen (zie paragraaf voorlichting en zelfzorgadvies).
-
Medicamenteuze behandeling
Gewicht (en leeftijd) | Oraal (tablet, oplostablet, kauwtablet, drank 24 mg/ml) | Rectaal (zetpil) |
---|---|---|
op basis van gewicht | 60 mg/kg/dag in 4 giften:4 dd 15 mg/kg | 60 mg/kg/dag in 3 giften:2-3 dd 20 mg/kg |
5-10 kg (3 mnd tot 1 jaar) | 4 dd 75-150 mg | 2-3 dd 1 zetpil 120-240 mg |
10-15 kg (1 tot 3 jaar) | 4 dd 150-225 mg | 2-3 dd 1 zetpil 240 mg |
15-20 kg (3 tot 5 jaar) | 4 dd 225-300 mg | 2-3 dd 1 zetpil 240-500 mg |
20-25 kg (5 tot 7 jaar) | 4 dd 300-375 mg | 2-3 dd 1 zetpil 500 mg |
25-30 kg (7 tot 9 jaar) | 4 dd 375-450 mg | 2-3 dd 1 zetpil 500 mg |
30-43 kg (9 tot 12 jaar) | 4 dd 450-650 mg | 2-3 dd 1 zetpil 500-1000 mg |
43-70 kg (12 tot 18 jaar) | 4 dd 650-1000 mg | 2-3 dd 1 zetpil 1000 mg |
incidenteel max. 90 mg/kg/dag in 4 giften:4 dd 22,5 mg/kg gedurende maximaal 3 dg | incidenteel maximaal 90 mg/kg/dag in 3 giften: 3 dd 30 mg/kg gedurende maximaal 3 dg |
Gewicht (en leeftijd) | Oraal | Rectaal |
---|---|---|
op basis van gewicht | 20 mg/kg/dag in 3-4 giften:4 dd 5 mg/kg max. gedurende 3 dg | 20 mg/kg/dag in 3-4 giften: 4 dd 5 mg/kg max. gedurende 3 dg |
10-15 kg (1 tot 3 jaar) | 3 dd 3-5 ml drank (20 mg/ml) | 2 dd 0,5-1 zetpil 125 mg |
15-20 kg (3 tot 5 jaar) | 3-4 dd 5 ml drank (20 mg/ml) | 2 dd 1 zetpil 125 mg |
20-25 kg (5 tot 7 jaar) | 3-4 dd 5-6,5 ml drank (20 mg/ml)2 dd 200 mg (tablet, dragee, capsule) | 3-4 dd 1 zetpil 125 mg |
25-30 kg (7 tot 9 jaar) | 3-4 dd 6,5-7,5 ml drank (20 mg/ml)2-3 dd 200 mg (tablet, dragee, capsule) | 4-5 dd 1 zetpil 125 mg |
30-43 kg (9 tot 12 jaar) | 3-4 dd 200 mg (tablet, dragee, capsule) | 4-6 dd 1 zetpil 125 mg |
43-70 kg (12 tot 18 jaar) | 2-3 dd 400 mg (tablet, dragee, capsule) | ? |
Verwijzing
-
alle kinderen jonger dan 1 maand met een temperatuur hoger dan 38 oC;
-
alle kinderen van 1 tot 3 maanden met een temperatuur hoger dan 38 oC, tenzij er een duidelijk focus voor de koorts is en een ongecompliceerd beloop aannemelijk is;
-
aanwezigheid van alarmsymptomen;
-
vermoeden van meningitis of sepsis;
-
vermoeden van de ziekte van Kawasakiziekte van Kawasaki;
-
vermoeden van een ernstige infectie waarbij de behandeling in de eerste lijn onvoldoende veiligheid lijkt te bieden;
-
behoefte aan diagnostische zekerheid.
Koortsconvulsie
Kenmerken koortsconvulsie
-
een aanhoudende strekkramp (tonisch gedeelte), gevolgd door een serie gegeneraliseerde schokken (clonisch gedeelte), waarna een postictale periode van verlaagd bewustzijn optreedt met ten slotte volledig herstel binnen zestig minuten;
-
treedt op bij kinderen in de leeftijd van 6 maanden tot 6 jaar;
-
treedt op bij koorts (≥ 38 °C);
-
treedt op bij kinderen met een voorgeschiedenis zonder neurologische aandoening, zoals hersenbeschadiging, stofwisselingsziekte, mentale achterstand;
-
duurt niet langer dan een kwartier;
-
geen neurologische uitvalsverschijnselen postictaal.
-
focale aspecten of recidief in dezelfde koortsperiode, met name binnen 24 uur;
-
geen volledig herstel na zestig minuten;
-
treedt op bij kinderen jonger dan zes maanden of vanaf de leeftijd van zes jaar;
-
duurt langer dan een kwartier;
-
neurologische aandoening in de voorgeschiedenis;
-
neurologische uitvalsverschijnselen postictaal.
Richtlijnen diagnostiek
Richtlijnen beleid
Voorlichting en advies
Diagnostiek, medicamenteuze behandeling en follow-up
-
Kinderen jonger dan 6 maanden: 2,5 mg diazepam rectaal;
-
Kinderen met een leeftijd van 6 maanden tot 3 jaar: 5 mg diazepam rectaal;
-
Kinderen ouder dan 3 jaar: 10 mg diazepam rectaal.
Verwijzing bij koortsconvulsie
-
atypische koortsconvulsie;
-
tekenen van meningitis: meningeale prikkelingsverschijnselen, persisterende focale uitval, petechiën en/of verlaagd bewustzijn.
Aandoening | Kenmerken |
---|---|
Gastro-enteritis |
|
Herpes simplex encephalitis |
|
Ziekte van Kawasaki |
|
Onderste luchtweginfectiesPneumonie |
|
Bronchiolitis |
|
Meningitis | Meest voorkomende symptomen:
|
Meningitis (vervolg) | Meest voorkomende symptomen jonger dan 1 jaar:
|
Meningokokkenziekte |
|
Sepsis |
|
Septische artritis |
|
Urineweginfectie |
|
Vlekjesziekten (exantheem) | Virusinfecties kunnen met exantheem gepaard gaan. Denk bij vluchtelingenkinderen, die vaak niet of onvoldoende gevaccineerd zijn ook aan mazelen en rode hond/rubella (zie en |
Reacties
Er zijn nog geen reacties.