Samenvatting
NHG Guideline hearing loss
Inbreng van de patiënt
Afweging door de huisarts
Delegeren van taken
Belangrijkste wijzigingen
-
Er wordt meer aandacht gegeven aan signalen van slechthorendheid en aan de gevolgen van slechthorendheid voor werk, school en psychosociaal functioneren.
-
Stemvorkproeven hebben een plaats gekregen bij de diagnostiek van slechthorendheid.
-
Instructies over het uitspuiten van oren bij overmatig cerumen zijn toegevoegd.
-
Informatie over hoortoestellen en hoorhulpmiddelen is toegevoegd.
-
Samenwerkingsafspraken met kno-artsen en audiologische centra zijn opgenomen in de standaard.
Kernboodschappen
-
De huisarts dient zich actief op te stellen bij signalen die op slechthorendheid kunnen wijzen.
-
De huisarts vraagt actief naar de gevolgen van de slechthorendheid voor werk, school en psychosociaal functioneren.
-
Om het gehoorverlies te objectiveren heeft audiometrie de voorkeur boven de fluisterspraaktest.
-
De huisarts vraagt patiënten die een hoortoestel hebben aangeschaft en bij wie dit ter sprake komt naar de ervaringen met het toestel en gaat na wat de oorzaken zijn van tegenvallend gebruik.
Inleiding
Achtergronden
Epidemiologie
Neonatale gehoorscreening
Etiologie
Risicofactoren en risicogroepen
Gevolgen voor school, werk en psychosociaal functioneren
Hoortoestellen, hoorhulpmiddelen en chirurgie
Audiologisch centrum
Richtlijnen diagnostiek
Signalering
Anamnese
-
duur, ernst en beloop van de klachten;
-
een- of tweezijdigheid;
-
oorpijn, jeuk, otorroe, verstopt gevoel;
-
episoden van bovensteluchtweginfecties, otitiden, vaker verstopte oren;
-
ooroperaties, trommelvliesperforatie, meningitis, bof of (langdurige) opname op intensive care in de voorgeschiedenis;
-
erfelijke of familiaire aandoeningen;
-
frequent verblijf in lawaaierige omgeving (door werk of hobby), waaronder ook gebruik van oortelefoons of juist van gehoorbescherming;
-
traumata (manipulatie in de gehoorgang, klap op het oor, penetratie door voorwerp);
-
gebruik van ototoxische geneesmiddelen (aminoglycosiden, (hydro)kinine, cytostatica en in geringe mate lisdiuretica);
-
aanvallen van (draai)duizeligheid, misselijkheid, oorsuizen.
-
problemen tijdens de zwangerschap (infecties zoals rubella of cytomegalie) of partus (ernstige asfyxie);
-
uitslag van de gehoorscreeningstest(s) (informatie hierover kan opgevraagd worden bij de jeugdgezondheidszorg);
-
taal- en spraakontwikkeling (informatie hierover kan opgevraagd worden bij de jeugdgezondheidszorg);
-
functioneren op school en bij sport.
-
de hinder die de patiënt ervaart in omstandigheden waarin het verminderde gehoor problemen veroorzaakt (in rustige of rumoerige omgeving zoals tijdens feestjes, maaltijden of vergaderingen, bij telefoneren of televisie kijken);
-
de gevolgen hiervan voor het persoonlijke en sociale leven (vermoeidheid, ergernis, acceptatieproblemen, problemen in het leggen van sociale contacten of terugtrekken uit rumoerige omgeving);
-
de motivatie voor het gebruik van een hoortoestel of andere vormen van hoorrevalidatie (zie Richtlijnen beleid), en welke factoren hierbij een rol spelen (bijvoorbeeld praktische bezwaren of financiële drempels).
Lichamelijk onderzoek
-
aanwezigheid van een cerumenprop of otorroe in de gehoorgang;
-
zwelling, schilfering, roodheid, vesiculae of erosies van de gehoorgang;
-
kleur, doorschijnendheid, lichtreflectie en eventuele perforatie van het trommelvlies;
-
aanwezigheid van een vloeistofspiegel of luchtbel(len) achter het trommelvlies;
-
de retroauriculaire regio wordt geïnspecteerd op littekens, roodheid en zwelling.
Aanvullend onderzoek
-
bij kinderen jonger dan zes jaar: objectivering van het gehoorverlies (bijvoorbeeld door middel van BERA-onderzoek) in een audiologisch centrum. Kinderen van vier tot zes jaar kunnen in een audiologisch centrum of door de kno-arts onderzocht worden. Hierbij wordt de ernst van het gehoorverlies nader ingeschat en nagegaan of met gehoorrevalidatie een eventuele verbetering kan worden verwacht;
-
bij kinderen van zes jaar of ouder: audiometrieaudiometrie met behulp van een screeningsaudiometer in de eigen praktijk of via verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg (zie [bijlage]);
-
bij volwassenen: audiometrie in de eigen praktijk of in een eerstelijns diagnostisch centrum of bij een audicien.
Evaluatie
-
slechthorendheid waarschijnlijk op basis van otitis media met effusie (zie de gelijknamige NHG-Standaard);
-
slechthorendheid met vermoeden van erfelijke of familiaire aandoeningen, infecties tijdens de zwangerschap, meningitis, bof of (langdurige) intensivecareopname in de voorgeschiedenis;
-
slechthorendheid met vermoeden van andere oorzaken.
-
slechthorendheid die verklaard kan worden door cerumenprop, otitis media acuta, otitis media met effusie, otitis externa, chronische otitis media, barotrauma;
-
gehoorverlies van = 30 dB met vermoeden van:
-
presbyacusis (langzaam progressieve slechthorendheid bij patiënten ouder dan 60 jaar en Rinne normaal, Weber mediaan bij stemvorkonderzoek; zie [bijlage]);
-
lawaaislechthorendheid;
-
gebruik van ototoxische geneesmiddelen;
-
ziekte van Ménièreziekte van Ménière (aanvallen van draaiduizeligheid en oorsuizen);
-
otoscleroseotosclerose (geleidelijk beginnende en langzaam progressieve slechthorendheid, meestal van het geleidingstype, vanaf de leeftijd van 20 jaar, bij 80% 2-zijdig, kan gepaard gaan met oorsuizen of lichte duizeligheid met name bij houdingsveranderingen en hoofdbewegingen, eventueel afwijkingen bij otoscopie zoals een rode gloed achter trommelvlies);
-
cholesteatoomcholesteatoom (persisterend loopoor > 2 weken ondanks behandeling, gehoorverlies bij een geopereerd oor in het verleden, audiogram met geleidingsverlies met een vlakke curve (ongeveer evenveel verlies over alle frequenties), eventuele afwijkingen bij otoscopie zoals een witte massa achter een intact trommelvlies, diep ingetrokken trommelvlies met of zonder granulatie en debris);
-
acousticusneurinoomacousticusneurinoom (geleidelijk langzaam progressieve slechthorendheid);
-
plotseling (eenzijdig) gehoorverlies (verdachte anamnese en Rinne positief, Weber lateralisatie naar goede oor);
-
andere oorzaken.
-
-
gehoorverlies van gemiddeld minder dan 30 dB.
Richtlijnen beleid
Voorlichting
- In geval van cerumenproppen wordt uitgelegd dat cerumenproductie een normaal fysiologisch proces is en dat de gehoorgang doorgaans zichzelf reinigt. Het gebruik van wattenstokjes of andere voorwerpen om de uitwendige gehoorgang te reinigen wordt afgeraden. Cerumen in de gehoorgang is pas een probleem als de cerumenprop de gehoorgang volledig afsluit en tot gehoorverlies, pijn, een verstoppingsgevoel of andere klachten leidt en hoeft alleen dan te worden verwijderd, tenzij de patiënt een hoortoestel heeft want dan kan een prop ook problemen (rondzingen) geven als deze de gehoorgang niet geheel afsluit. Patiënten die vaak last hebben van slechthorendheid door overmatig cerumen kunnen baat hebben bij een oorspuitballonpompje om zelf cerumen te verwijderen.29 Dit is een rubber ballonvormig spuitje met een inhoud van circa 25 ml dat met een tuutje in het oor geplaatst kan worden. Het wordt gevuld met water en door in de ballon te drukken spuit het water in de gehoorgang. Dit kan worden aangeschaft via de apotheek, thuiszorgwinkel of internet. De huisarts wijst de patiënt die oorsmeeroplossende sprays gebruikt of wil gaan gebruiken op het feit dat er geen bewijs is voor de werking ervan.
- Presbyacusis is een normaal verouderingsverschijnsel, waarbij het gehoor geleidelijk vermindert. Verder kan er ook oorsuizen optreden. Harde geluiden ervaart de patiënt vaak als hinderlijk. Ook het richtinghoren kan beperkt zijn, waardoor het verstaan in een lawaaiige omgeving moeilijker wordt. De oorzaak is vaak multifactorieel.15
- LawaaislechthorendheidLawaaislechthorendheid ontstaat door langdurige blootstelling aan geluid van 80 dB of meer. Vlak na het ontstaan van een lawaaibeschadiging is deze vaak nog deels reversibel door rust in een geluidsarme omgeving. Uiteindelijk wordt de schade onomkeerbaar. Preventieve geluidsbeschermende maatregelen, zoals oordopjes of oorkappen, kunnen verdere gehoorschade beperken. Als werkomstandigheden een rol spelen, adviseert de huisarts de patiënt contact op te nemen met de bedrijfsarts. De Arbowet verplicht werkgevers een risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) uit te voeren, waarin ook de risico’s van blootstelling aan geluid zijn opgenomen. Als het geluidniveau op de werkplek gedurende een 8-urige werkdag gemiddeld 80 dB of meer bedraagt dient de werkgever de werknemers adequate gehoorbescherming en periodiek gehooronderzoek aan te bieden. Vanaf 85 dB zijn werknemers verplicht om gehoorbescherming te gebruiken. De bedrijfsarts kan ook behulpzaam zijn bij andere aanpassingen, zoals infraroodsystemen voor het bijwonen van vergaderingen.
- Bij een barotraumabarotrauma sluit de trommelvliesperforatie in 90% van de gevallen spontaan in enkele weken, waarbij het geleidingsverlies volledig herstelt en het perceptieve verlies vaak grotendeels. Het herstel kan in de meeste gevallen worden afgewacht met het advies het oor droog te houden en drukverhogende momenten (snuiten, hoesten, niezen met gesloten mond, tillen) te vermijden.30
Communicatie met slechthorenden
-
spreek rustig en articuleer duidelijk, praat niet hard en vermijd bijzinnen;
-
houd oogcontact: spreek met uw gezicht naar de ander;
-
houd niets voor uw mond en zorg voor voldoende licht, zodat uw mond goed zichtbaar is; ga niet met uw rug naar het licht toe staan;
-
vermijd achtergrondgeluid: zet de televisie, radio of achtergrondmuziek uit;
-
herhaal eventueel wat u heeft gezegd, zo nodig in andere bewoordingen;
-
vraag aan uw slechthorende patiënt of deze alles goed heeft verstaan, of beter nog; laat de gegeven informatie herhalen;
-
schrijf zaken als namen, adressen, telefoonnummers en data van afspraken op en geef deze aan de patiënt;
-
een handige tip als uw patiënt u niet kan verstaan is om gebruik te maken van uw stethoscoop; laat de patiënt de stethoscoop in zijn oren doen en praat (zachtjes) in de klok.
Behandeling cerumenproppen
Hoortoestellen en hoorhulpmiddelen
Controle
-
bij een traumatische trommelvliesperforatietrommelvliesperforatie (kleiner dan < 50%) zonder penetrerend trauma, en zonder bijkomende klachten zoals duizeligheid of perceptief gehoorverlies. Verwijs de patiënt naar de kno-arts als de perforatie niet is gesloten; mogelijk komt de patiënt in aanmerking voor een myringoplastiek.
-
bij alle patiënten met een gehoorverlies van gemiddeld minder dan 30 dB zonder aanwijzingen voor verklaarbare oorzaken, bij wie de klachten van slechthorendheid persisteren. Meet het gehoorverlies opnieuw door middel van audiometrie. Is het gehoorverlies toegenomen, overweeg dan verwijzing naar een kno-arts of audiologisch centrum. Is het gehoorverlies niet toegenomen, dan hangt het al of niet verwijzen af van de hinder die de patiënt ervaart.34
Consultatie en verwijzing
-
langer dan 3 maanden bestaande slechthorendheid (audiometrisch gemiddeld gehoorverlies van 30 dB of meer aan één of beide oren of afwijkende fluisterspraaktest);
-
slechthorendheid en vermoeden van oorzakelijke factoren zoals gebruik van ototoxische geneesmiddelen, of aandoeningen zoals ziekte van Ménière, otosclerose, cholesteatoom of acousticusneurinoom;
-
barotrauma met persisterend geleidingsverlies na 2 dagen;
-
trommelvliesperforatie kleiner dan 50% van het trommelvlies die niet binnen 3 maanden is gesloten.
-
kinderen tot vier jaar met vermoeden van slechthorendheid zonder afwijkingen bij otoscopisch onderzoek (voor het beleid bij otitis media acuta, otitis media met effusie en otitis externa wordt verwezen naar de gelijknamige NHG-Standaarden); het audiologisch centrum is bij uitstek geschikt om ook bij deze jonge kinderen diagnostiek te verrichten;
-
kinderen tot zes jaar met vermoeden van slechthorendheid door erfelijke of familiaire aandoeningen, infecties tijdens de zwangerschap, meningitis, bof of (langdurige) intensivecareopname in de voorgeschiedenis; of kinderen met bijkomende taal-spraakproblematiek;
-
kinderen tot achttien jaar met vermoeden van perceptieslechthorendheid of permanent geleidingsverlies;
-
patiënten die moeite hebben met het accepteren van het gehoorverlies of hoortoestel, of bij wie door slechthorendheid ondanks hoortoestel of andere aanpassingen communicatieproblemen ontstaan op school, in het werk of in het psychosociaal functioneren. Naast technische revalidatie (hoortoestellen en additionele luisterhulpmiddelen zoals hierboven genoemd), zijn er niet-technische vormen van revalidatie, zoals het trainen van hoorstrategieën, spraakafzien (liplezen), gesprekken met een maatschappelijk werker, en het Arbo-Audiologisch spreekuur voor werkenden;
-
patiënten met meervoudige beperkingen voor diagnostiek en behandelingen die de huisarts niet zelf kan uitvoeren;
-
patiënten met ernstige slechthorendheid (> 70 dB gehoorverlies bij 1000, 2000 en 4000 Hz aan het beste oor).
-
bij sommige beroepen waarbij het aanpassen van hoorhulpmiddelen zinvol kan zijn, ook bij een gehoorverlies van 20 tot 30 dB, met name als de onderlinge communicatie een probleem oplevert, bijvoorbeeld in slechte akoestiek en/of achtergrondrumoer, zoals bij baliepersoneel, en machinisten.
Aandachtspunten voor samenwerkingsafspraken in de regio
-
Zorg voor bekendheid bij zorgverleners van behandelingsmogelijkheden bij de huisarts, kno-arts, audiologisch centrum of audicien.
-
Spreek af hoe de onderlinge bereikbaarheid geregeld is (hiervoor zijn vaak speciale telefoonnummers beschikbaar), zodat de mogelijkheid voor intercollegiale afstemming en overleg wordt geoptimaliseerd.
-
Maak afspraken over doorverwijzen en terugverwijzen naar kno-arts, audiologisch centrum of audicien en naar de huisarts.
-
Maak afspraken over de maximale wachttijd bij verwijzing.
-
Maak afspraken over de wijze van consultatie en bij welke indicaties consultatie nodig geacht wordt.
-
Stem het voorlichtingsmateriaal en de adviezen van de zorgverleners op elkaar af.
-
Spreek af wie wanneer welke voorlichting geeft aan de patiënt bij verwijzing.
-
Spreek af welke informatie in de verwijsbrief opgenomen wordt bij verwijzing naar de tweede lijn. Geef een kopie van een eventueel gemaakt audiogram mee naar de tweede lijn.
-
Maak in onderling overleg afspraken over de momenten van rapportage naar de huisarts en de termijn.
-
Vermeld als verwijzer het doel van de verwijzing, consultatie of overname behandeling. Vermeld in de terugrapportage (specialist) of de patiënt onder behandeling blijft, verder verwezen of terugverwezen wordt.
Totstandkoming
-
dr. J.Q.P.J. Claessen, kno-arts, verbonden aan het Martini Ziekenhuis te Groningen;
-
dr. ir. J.E. van Dijk, klinisch-fysicus audioloog, directeur Audiologisch Centrum Utrecht;
-
dr. J.A.H. Eekhof, huisarts te Leiden en hoofdredacteur van Huisarts en Wetenschap;
-
C.M.M. Emaus, huisarts te Amersfoort;
-
Prof.dr.ir. J.H.M. Frijns, kno-arts en fysicus, hoofd Centrum voor Audiologie en Hoorimplantaten Leiden (LUMC);
-
K.M.A. van Haaren, huisarts te Terheijden en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Implementatie van het NHG;
-
P.A.J.S. Mensink, huisarts;
-
M. Mul, huisarts te Hilversum;
-
dr. M.H. Strik, directeur Nederlandse Federatie van Audiologische Centra (FENAC);
-
E. Verlee, huisarts en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap (R&W) van het NHG;
-
L. de Vries, huisarts en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap van het NHG.
Literatuur
- 1.Bij verwijzingen naar NHG-producten: zie www.nhg.org.
- 2.Aberg B, Westin T, Tjellstrom A, Edstrom S. Clinical characteristics of cholesteatoma. Am J Otolaryngol 1991;12:254-8.
- 3.Agarwal L, Pothier DD. Vasodilators and vasoactive substances for idiopathic sudden sensorineural hearing loss. Cochrane Database Syst Rev 2009;CD003422.
- 4.Alford RL. Nonsyndromic hereditary hearing loss. Adv Otorhinolaryngol 2011;70:37-42.
- 5.Archbold S, Harris M, O’Donoghue G, Nikolopoulos T, White A, Richmond HL. Reading abilities after cochlear implantation: the effect of age at implantation on outcomes at 5 and 7 years after implantation. Int J Pediatr Otorhinolaryngol 2008;72:1471-8.
- 6.Awad Z, Huins C, Pothier DD. Antivirals for idiopathic sudden sensorineural hearing loss. Cochrane Database Syst Rev 2012;8:CD006987.
- 7.Bennett MH, Kertesz T, Perleth M, Yeung P, Lehm JP. Hyperbaric oxygen for idiopathic sudden sensorineural hearing loss and tinnitus. Cochrane Database Syst Rev 2012;10:CD004739.
- 8.Bess FH, Dodd-Murphy J, Parker RA. Children with minimal sensorineural hearing loss: prevalence, educational performance, and functional status. Ear Hear 1998;19:339-54.
- 9.Boomsma LJ, Stolk RP. Vaak slechthorendheid bij patiënten met diabetes mellitus type 2. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:1823-5.
- 10.Boons T, Brokx JP, Dhooge I, Frijns JH, Peeraer L, Vermeulen A, et al. Predictors of spoken language development following pediatric cochlear implantation. Ear Hear 2012;33:617-39.
- 11.Brody R, Rosenfeld RM, Goldsmith AJ, Madell JR. Parents cannot detect mild hearing loss in children. First place--Resident Clinical Science Award 1998. Otolaryngol Head Neck Surg 1999;121:681-6.
- 12.Browning GG. Is there still a role for tuning-fork tests? Br J Audiol 1987;21:161-3.
- 13.Browning GG, Swan IR. Sensitivity and specificity of Rinne tuning fork test. BMJ 1988;297:1381-2.
- 14.Browning GG, Swan IR, Chew KK. Clinical role of informal tests of hearing. J Laryngol Otol 1989;103:7-11.
- 15.Burkey JM, Lippy WH, Schuring AG, Rizer FM. Clinical utility of the 512-Hz Rinne tuning fork test. Am J Otol 1998;19:59-62.
- 16.Burton MJ, Doree C. Ear drops for the removal of ear wax. Cochrane Database Syst Rev 2009;CD004326.
- 17.Cacciatore F, Napoli C, Abete P, Marciano E, Triassi M, Rengo F. Quality of life determinants and hearing function in an elderly population. Osservatorio Geriatrico Campano Study Group. Gerontology 1999;45:323-8.
- 18.Chole RA, Cook GB. The Rinne test for conductive deafness. A critical reappraisal. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1988;114:399-403.
- 19.Chorus AMJ, Kremer A, Oortwijn WJ, Schaapveld K. Slechthorendheid in Nederland. Leiden: TNO, 1996.
- 20.Ciorba A, Bianchini C, Pelucchi S, Pastore A. The impact of hearing loss on the quality of life of elderly adults. Clin Interv Aging 2012;7:159-63.
- 21.Commissie praktijkvoering NHG. Gehooronderzoek en audiometrie in de huisartspraktijk. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap, 1989.
- 22.Cone BK, Wake M, Tobin S, Poulakis Z, Rickards FW. Slight-mild sensorineural hearing loss in children: audiometric, clinical, and risk factor profiles. Ear Hear 2010;31:202-12.
- 23.Coppin R, Wicke D, Little P. Managing earwax in primary care: efficacy of self-treatment using a bulb syringe. Br J Gen Pract 2008;58:44-9.
- 24.Coppin R, Wicke D, Little P. Randomized trial of bulb syringes for earwax: impact on health service utilization. Ann Fam Med 2011;9:110-4.
- 25.Crandell CC. Speech recognition in noise by children with minimal degrees of sensorineural hearing loss. Ear Hear 1993;14:210-6.
- 26.Crandell CC, Smaldino JJ. An update of classroom acoustics for children with hearing impairment. Volta Review 1995;1:4-12.
- 27.Cruickshanks KJ, Klein R, Klein BE, Wiley TL, Nondahl DM, Tweed TS. Cigarette smoking and hearing loss: the epidemiology of hearing loss study. JAMA 1998;279:1715-9.
- 28.Dahle AJ, McCollister FP. Hearing and otologic disorders in children with Down syndrome. Am J Ment Defic 1986;90:636-42.
- 29.Dalton DS, Cruickshanks KJ, Klein R, Klein BE, Wiley TL. Association of NIDDM and hearing loss. Diabetes Care 1998;21:1540-4.
- 30.Dalton DS, Cruickshanks KJ, Klein BE, Klein R, Wiley TL, Nondahl DM. The impact of hearing loss on quality of life in older adults. Gerontologist 2003;43:661-8.
- 31.Danermark B, Gellerstedt LC. Psychosocial work environment, hearing impairment and health. Int J Audiol 2004;43:383-9.
- 32.Davis JM, Elfenbein J, Schum R, Bentler RA. Effects of mild and moderate hearing impairments on language, educational, and psychosocial behavior of children. J Speech Hear Disord 1986;51:53-62.
- 33.De Vries N, Van de Heyning PH, Leemans CR. Leerboek Keel-Neus-Oorheelkunde en hoofd-halschirurgie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2013.
- 34.Dempster JH, Mackenzie K. Clinical role of free-field voice tests in children. Clin Otolaryngol 1992;17:54-6.
- 35.Dreschler WA, De Laat JAPM. Factsheet MP3-gebruik, op basis van 100.000 responsies. Leiden/Amsterdam: Nationale Hoorstichting/LUMC/ AMC, 2009.
- 36.Edmond K, Clark A, Korczak VS, Sanderson C, Griffiths UK, Rudan I. Global and regional risk of disabling sequelae from bacterial meningitis: a systematic review and meta-analysis. Lancet Infect Dis 2010;10:317-28.
- 37.Eekhof JA, De Bock GH, De Laat JA, Dap R, Schaapveld K, Springer MP. The whispered voice: the best test for screening for hearing impairment in general practice? Br J Gen Pract 1996;46:473-4.
- 38.Eekhof JAH, Dijk M, Van der Linden A, Bos J, Goossens EM. De kunst van het fluisteren: de fluisterspraaktest. Huisarts Wet 1997;40:51-3.
- 39.Eekhof JA, De Bock GH, Le Cessie S, Springer MP. A quasi-randomised controlled trial of water as a quick softening agent of persistent earwax in general practice. Br J Gen Pract 2001;51:635-7.
- 40.Evenhuis HM. Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van slechthorendheid bij mensen met een verstandelijke handicap. Ned Tijdschr Geneeskd 1996;140:1851-4.
- 41.Evenhuis HM, Hilgeman IS, Bosman AJ, De Laat JAPM. De fluisterkaart voor verstandelijk gehandicapten. Huisarts Wet 2004;47:142-6.
- 42.Franks JR, Beckmann NJ. Rejection of hearing aids: attitudes of a geriatric sample. Ear Hear 1985;6:161-6.
- 43.Gommer AM, Poos MJJC. Gehoorstoornissen: Prevalentie en incidentie naar leeftijd en geslacht. RIVM. www.nationaalkompas.nl>Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Zenuwstelsel en zintuigen\Gehoorstoornissen .
- 44.Gopinath B, McMahon CM, Rochtchina E, Karpa MJ, Mitchell P. Risk factors and impacts of incident tinnitus in older adults. Ann Epidemiol 2010;20:129-35.
- 45.Gorter AF. Gehoorschade als gevolg van harde muziek: risicogedrag en misconcepties onder uitgaanspubliek. www.hoorstichting.nl/plaatjes/user/files/Onderzoek%20risico%20gehoorschade%20uitgaanspubliek(1).pdf (2012).
- 46.Grote JJ, De Laat JA. Fysische diagnostiek: fluisterspraak en stemvorkproeven. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:1816-9.
- 47.Gussekloo J, De Bont LE, Von Faber M., Eekhof JA, De Laat JA, Hulshof JH, et al. Auditory rehabilitation of older people from the general population-the Leiden 85-plus study. Br J Gen Pract 2003;53:536-40.
- 48.Hand C, Harvey I. The effectiveness of topical preparations for the treatment of earwax: a systematic review. Br J Gen Pract 2004;54:862-7.
- 49.Hanratty B, Lawlor DA. Effective management of the elderly hearing impaired--a review. J Public Health Med 2000;22:512-7.
- 50.Hempel JM, Becker A, Muller J, Krause E, Berghaus A, Braun T. Traumatic tympanic membrane perforations: clinical and audiometric findings in 198 patients. Otol Neurotol 2012;33:1357-62.
- 51.Hickson L, Worrall L. Beyond hearing aid fitting: improving communication for older adults. Int J Audiol 2003;42 Suppl 2:2S84-91.
- 52.Hogan A, O’Loughlin K, Davis A, Kendig H. Hearing loss and paid employment: Australian population survey findings. Int J Audiol 2009;48:117-22.
- 53.ISO. Acoustics - Statistical distribution of hearing thresholds as a function of age. ISO 7029:2000(en). www.iso.org/obp/ui/#iso:std:iso:7029:ed-2:v1:en).
- 54.Jarvelin MR, Maki-Torkko E, Sorri MJ, Rantakallio PT. Effect of hearing impairment on educational outcomes and employment up to the age of 25 years in northern Finland. Br J Audiol 1997;31:165-75.
- 55.Johnson JL, White KR, Widen JE, Gravel JS, James M, Kennalley T, et al. A multicenter evaluation of how many infants with permanent hearing loss pass a two-stage otoacoustic emissions/automated auditory brainstem response newborn hearing screening protocol. Pediatrics 2005;116:663-72.
- 56.Joint Committee on Infant Hearing. Year 2007 position statement: Principles and guidelines for early hearing detection and intervention programs. Pediatrics 2007;120:898-921.
- 57.Kennedy CR, McCann DC, Campbell MJ, Law CM, Mullee M, Petrou S, et al. Language ability after early detection of permanent childhood hearing impairment. N Engl J Med 2006;354:2131-41.
- 58.Knijn AMS, Pieters HM. De waarde van pneumatische otoscopie bij otitis media met effusie. Huisarts Wet 1994;37:343-7.
- 59.Knudsen LV, Oberg M, Nielsen C, Naylor G, Kramer SE. Factors influencing help seeking, hearing aid uptake, hearing aid use and satisfaction with hearing aids: a review of the literature. Trends Amplif 2010;14:127-54.
- 60.Koomen I, Grobbee DE, Roord JJ, Donders R, Jennekens-Schinkel A, Van Furth AM. Hearing loss at school age in survivors of bacterial meningitis: assessment, incidence, and prediction. Pediatrics 2003;112:1049-53.
- 61.Korver AM, Meuwese-Jongejeugd J, Briaire JJ, Frijns JH, Oudesluys-Murphy AM. Permanent gehoorverlies in de prelinguale fase bij kinderen met een niet-afwijkende uitslag bij neonatale gehoorscreening. Ned Tijdschr Geneeskd 2008;152:426-30.
- 62.Korver AM, Konings S, Dekker FW, Beers M, Wever CC, Frijns JH, et al. Newborn hearing screening vs later hearing screening and developmental outcomes in children with permanent childhood hearing impairment. JAMA 2010;304:1701-8.
- 63.Korver AM, De Vries JJ, Konings S, De Jong JW, Dekker FW, Vossen AC, et al. DECIBEL study: Congenital cytomegalovirus infection in young children with permanent bilateral hearing impairment in the Netherlands. J Clin Virol 2009;46 Suppl 4:S27-S31.
- 64.Korver AM, Admiraal RJ, Kant SG, Dekker FW, Wever CC, Kunst HP, et al. Causes of permanent childhood hearing impairment. Laryngoscope 2011;121:409-16.
- 65.Kricos PB, Holmes AE. Efficacy of audiologic rehabilitation for older adults. J Am Acad Audiol 1996;7:219-29.
- 66.Kristensen S. Spontaneous healing of traumatic tympanic membrane perforations in man: a century of experience. J Laryngol Otol 1992;106:1037-50.
- 67.Lichtenstein MJ, Bess FH, Logan SA. Validation of screening tools for identifying hearing-impaired elderly in primary care. JAMA 1988;259:2875-8.
- 68.Lin FR, Yaffe K, Xia J, Xue QL, Harris TB, Purchase-Helzner E et al. Hearing loss and cognitive decline in older adults. JAMA Intern Med 2013;173:293-9.
- 69.Lindeman P, Edstrom S, Granstrom G, Jacobsson S, Von Sydow SC, Westin T, et al. Acute traumatic tympanic membrane perforations. Cover or observe? Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1987;113:1285-7.
- 70.Lo PS, Tong MC, Wong EM, Van Hasselt CA. Parental suspicion of hearing loss in children with otitis media with effusion. Eur J Pediatr 2006;165:851-7.
- 71.Lou ZC, He JG. A randomised controlled trial comparing spontaneous healing, gelfoam patching and edge-approximation plus gelfoam patching in traumatic tympanic membrane perforation with inverted or everted edges. Clin Otolaryngol 2011a;36:221-6.
- 72.Lou ZC, Tang YM, Yang J. A prospective study evaluating spontaneous healing of aetiology, size and type-different groups of traumatic tympanic membrane perforation. Clin Otolaryngol 2011b;36:450-60.
- 73.Lou ZC. Healing large traumatic eardrum perforations in humans using fibroblast growth factor applied directly or via gelfoam. Otol Neurotol 2012a;33:1553-7.
- 74.Lou ZC, Lou ZH, Zhang QP. Traumatic tympanic membrane perforations: a study of etiology and factors affecting outcome. Am J Otolaryngol 2012b;33:549-55.
- 75.Lou ZC. Late crust formation as a predictor of healing of traumatic, dry, and minor-sized tympanic membrane perforations. Am J Otolaryngol 2013;34:282-6.
- 76.Loveman E, Gospodarevskaya E, Clegg A, Bryant J, Harris P, Bird A, et al. Ear wax removal interventions: a systematic review and economic evaluation. Br J Gen Pract 2011;61:e680-e683.
- 77.Lu J, Huang Z, Yang T, Li Y, Mei L, Xiang M, et al. Screening for delayed-onset hearing loss in preschool children who previously passed the newborn hearing screening. Int J Pediatr Otorhinolaryngol 2011;75:1045-9.
- 78.Macphee GJ, Crowther JA, McAlpine CH. A simple screening test for hearing impairment in elderly patients. Age Ageing 1988;17:347-51.
- 79.Marinus E, Putman J, Hoorenman G, Sorgdrager B. Geluid (2008). www.arbokennisnet.nl/images/dynamic/Dossiers/Geluid_en_trillingen/D_Geluid.pdf.
- 80.Memel D, Langley C, Watkins C, Laue B, Birchall M, Bachmann M. Effectiveness of ear syringing in general practice: a randomised controlled trial and patients’ experiences. Br J Gen Pract 2002;52:906-11.
- 81.Meuwese-Jongejeugd A, Vink M, van Zanten B, Verschuure H, Eichhorn E, Koopman D et al. Prevalence of hearing loss in 1598 adults with an intellectual disability: cross-sectional population based study. Int J Audiol 2006;45:660-9.
- 82.Miyamoto RT, Hay-McCutcheon MJ, Kirk KI, Houston DM, Bergeson-Dana T. Language skills of profoundly deaf children who received cochlear implants under 12 months of age: a preliminary study. Acta Otolaryngol 2008;128:373-7.
- 83.Muchnik C, Amir N, Shabtai E, Kaplan-Neeman R. Preferred listening levels of personal listening devices in young teenagers: self reports and physical measurements. Int J Audiol 2012;51:287-93.
- 84.Mul M, Veraart W, Bierman A. Slechtshorendheid bij mensen met een verstandelijke handicap in de huisartspraktijk. Huisarts Wet 1997;40:301-4.
- 85.Mulrow CD, Aguilar C, Endicott JE, Tuley MR, Velez R, Charlip WS, et al. Quality-of-life changes and hearing impairment. A randomized trial. Ann Intern Med 1990;113:188-94.
- 86.Nachtegaal J, Festen JM, Kramer SE. Hearing ability in working life and its relationship with sick leave and self-reported work productivity. Ear Hear 2012;33:94-103.
- 87.Nachtegaal J, Kuik DJ, Anema JR, Goverts ST, Festen JM, Kramer SE. Hearing status, need for recovery after work, and psychosocial work characteristics: results from an internet-based national survey on hearing. Int J Audiol 2009;48:684-91.
- 88.Nachtegaal J, Heymans MW, Van Tulder MW, Goverts ST, Festen JM, Kramer SE. Comparing health care use and related costs between groups with and without hearing impairment. Int J Audiol 2010;49:881-90.
- 89.Nadol JB, Jr. Hearing loss. N Engl J Med 1993;329:1092-102.
- 90.Nationaal Kompas. Gehoorstoornissen: Prevalentie en incidentie naar leeftijd en geslacht. www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/zenuwstelsel-en-zintuigen/gehoorstoornissen/prevalentie-en-incidentie-naar-leeftijd-en-geslacht/.
- 91.NCvB. Beroepsziekten in cijfers (2012). www.rsi-vereniging.nl/en/downloads/category/4.html?download=94.
- 92.NIVEL. LINH Zorgregistratie huisartsen (2011). www.nivel.nl/incidentie-en-prevalentiecijfers-in-de-huisartsenpraktijk.
- 93.NVA. Audiologieboek (2013). www.audiologieboek.nl.
- 94.Orji FT, Agu CC. Determinants of spontaneous healing in traumatic perforations of the tympanic membrane. Clin Otolaryngol 2008;33:420-6.
- 95.Oudesluys-Murphy AM, Van Straaten HL, Ens-Dokkum MH, Kauffman-De Boer MA. Neonatale gehoorscreening. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:594-8.
- 96.Pimperton H, Kennedy CR. The impact of early identification of permanent childhood hearing impairment on speech and language outcomes. Arch Dis Child 2012;97:648-53.
- 97.Pirozzo S, Papinczak T, Glasziou P. Whispered voice test for screening for hearing impairment in adults and children: systematic review. BMJ 2003;327:967.
- 98.Popelka MM, Cruickshanks KJ, Wiley TL, Tweed TS, Klein BE, Klein R. Low prevalence of hearing aid use among older adults with hearing loss: the Epidemiology of Hearing Loss Study. J Am Geriatr Soc 1998;46:1075-8.
- 99.Rosenfeld RM, Goldsmith AJ, Madell JR. How accurate is parent rating of hearing for children with otitis media? Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1998;124:989-92.
- 100.Rydberg E, Gellerstedt LC, Danermark B. The position of the deaf in the Swedish labor market. Am Ann Deaf 2010;155:68-77.
- 101.Rydzynski K, Jung Th. Potential health risks of exposure to noise from personal music players and mobile phones including a music playing function. Brussel: SCENIHR, 2008.
- 102.Santing L, Eijk R, Van der Donker G. Cholesteatoom: een wolf in schaapskleren. Huisarts Wet 2012;55:78-81.
- 103.Scherer MJ, Frisina DR. Characteristics associated with marginal hearing loss and subjective well-being among a sample of older adults. J Rehabil Res Dev 1998;35:420-6.
- 104.Schmiemann G, Kruschinski C. Komplikationshaufigkeit bei der ambulanten Zerumenentfernung: Systematische Literaturubersicht. HNO 2009;57:713-8.
- 105.Shargorodsky J, Curhan SG, Curhan GC, Eavey R. Change in prevalence of hearing loss in US adolescents. JAMA 2010;304:772-8.
- 106.Sharp JF, Wilson JA, Ross L, Barr-Hamilton RM. Ear wax removal: a survey of current practice. BMJ 1990;301:1251-3.
- 107.Sindhusake D, Golding M, Wigney D, Newall P, Jakobsen K, Mitchell P. Factors predicting severity of tinnitus: a population-based assessment. J Am Acad Audiol 2004;15:269-80.
- 108.Smeeth L, Fletcher AE, Ng ES, Stirling S, Nunes M, Breeze E, et al. Reduced hearing, ownership, and use of hearing aids in elderly people in the UK--the MRC Trial of the Assessment and Management of Older People in the Community: a cross-sectional survey. Lancet 2002;359:1466-70.
- 109.Smits C, Kramer SE, Houtgast T. Speech reception thresholds in noise and self-reported hearing disability in a general adult population. Ear Hear 2006;27:538-49.
- 110.Snik AF, Leijendeckers JM, Marres HA. Behandeling van ouderdomsslechthorendheid: hoortoestellen niet erg geliefd. Ned Tijdschr Geneeskd 2013;157:A5007.
- 111.Spreeuwers D, Kuijer P, Nieuwenhuijsen K, Bakker J, Pal T, Sorgdrager B, et al. Signaleringsrapport beroepsziekten ‘06 (2006). Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). www.beroepsziekten.nl/datafiles/Signaleringsrapport%202006.pdf.
- 112.Sprinzl GM, Riechelmann H. Current trends in treating hearing loss in elderly people: a review of the technology and treatment options - a mini-review. Gerontology 2010;56:351-8.
- 113.Stankiewicz JA, Mowry HJ. Clinical accuracy of tuning fork tests. Laryngoscope 1979;89:1956-63.
- 114.Stark P, Hickson L. Outcomes of hearing aid fitting for older people with hearing impairment and their significant others. Int J Audiol 2004;43:390-8.
- 115.Stewart MG, Ohlms LA, Friedman EM, Sulek M, Duncan NO, III, Fernandez AD et al. Is parental perception an accurate predictor of childhood hearing loss? A prospective study. Otolaryngol Head Neck Surg 1999;120:340-4.
- 116.Tambs K. Moderate effects of hearing loss on mental health and subjective well-being: results from the Nord-Trondelag Hearing Loss Study. Psychosom Med 2004;66:776-82.
- 117.Tange RA. De preventie van gehoorverlies door geneesmiddelengebruik. Ned Tijdschr Geneeskd 1987;131:709-12.
- 118.Theunissen EJ. De screening van het gehoor bij kinderen tot 18 maanden oud. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:589-93.
- 119.Van den Brink RHS. Attitude and illness behaviour in hearing impaired elderly [proefschrift]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 1995.
- 120.Van der Ploeg CPB, Rijpstra A. Monitoring van de neonatale gehoorscreening door de jeugdgezondheidszorg in 2010. Leiden: TNO, 2012.
- 121.Van Drongelen AW, Peters-Volleberg GW, Van den Berg Jeths A. Ontwikkelingen op het gebied van hoorhulpmiddelen. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:2417-21.
- 122.Van Laer L, Cryns K, Smith RJ, Van Camp G. Nonsyndromic hearing loss. Ear Hear 2003;24:275-88.
- 123.Van Schaik VHM. Hearing loss in the elderly: hearing questionnaires in general practice [proefschrift]. Utrecht: Universiteit Utrecht, 1998.
- 124.Van Straaten HLM, Van Dommelen P, Verkerk PH. Jaarverslag neonatale gehoorscreening in de neonatale intensive care units (2011). www.isala.nl/documenten/Algemeen/2011%20Jaarverslag%20NICU%20neonatalegehoorscreening-def.pdf .
- 125.Vohr B, Jodoin-Krauzyk J, Tucker R, Johnson MJ, Topol D, Ahlgren M. Early language outcomes of early-identified infants with permanent hearing loss at 12 to 16 months of age. Pediatrics 2008;122:535-44.
- 126.Wake M, Poulakis Z. Slight and mild hearing loss in primary school children. J Paediatr Child Health 2004;40:11-3.
- 127.Wake M, Tobin S, Cone-Wesson B, Dahl HH, Gillam L, McCormick L, et al. Slight/mild sensorineural hearing loss in children. Pediatrics 2006;118:1842-51.
- 128.Wei BP, Stathopoulos D, O’Leary S. Steroids for idiopathic sudden sensorineural hearing loss. Cochrane Database Syst Rev 2013;7:CD003998.
- 129.Weichbold V, Nekahm-Heis D, Welzl-Mueller K. Universal newborn hearing screening and postnatal hearing loss. Pediatrics 2006;117:e631-e636.
- 130.Wijshake D, Bruins MJ, De Vries-Van Rossum SV, Klein Overmeen RGJ, Ruijs GJHM. Otitis externa na cerumenlavage. Huisarts Wet 2013;56:12-6.
- 131.Wilson PS, Fleming DM, Donaldson I. Prevalence of hearing loss among people aged 65 years and over: screening and hearing aid provision. Br J Gen Pract 1993;43:406-9.
- 132.Wolff R, Hommerich J, Riemsma R, Antes G, Lange S, Kleijnen J. Hearing screening in newborns: systematic review of accuracy, effectiveness, and effects of interventions after screening. Arch Dis Child 2010;95:130-5.
- 133.World Health Organization (WHO). International classification of impairments, disabilities and handicaps: a manual of classification of diseases. Geneve: WHO, 1980.
- 134.Young NM, Reilly BK, Burke L. Limitations of universal newborn hearing screening in early identification of pediatric cochlear implant candidates. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 2011;137:230-4.
- 135.Yueh B, Shapiro N, MacLean CH, Shekelle PG. Screening and management of adult hearing loss in primary care: scientific review. JAMA 2003;289:1976-85.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.